De Tijdspiegel. Jaargang 36(1879)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De– Auteursrechtvrij Vorige De gouden musch. (Een Letterkundige Fabel.) Een musch zat op een rieten dak; De zon bescheen zijn grauwe pak; Hij juichte: ‘'k Ben vooruitgegaan, Want ik heb gouden veeren aan!’ ‘Kijk, Vader! kijk, een gouden musch!’ Zoo riep een knaap. De vader flus Grijpt zijn geweer en schiet van 't dak Het muschje met zijn grauwe pak. ‘Dat is de gouden musch niet, neen!’ Zei 't kind en liep verdrietig heen. 't Was hem een raadsel, dat de zon Het grauw in goud verandren kon. Daar strijkt op menig rieten dak Een muschje neer in 't grauwe pak, Dat kinderoogen tegenloeg, Wijl 't zonnegouden veeren droeg; Maar menig vader al te ras Zijn kind een wreede meester was. c.l. lütkebühl jr. Vorige