De Tijdspiegel. Jaargang 36(1879)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 369] [p. 369] Brugge. aan August Michiels. Vriend, u riep mijn telegram: 's Avonds, 's avonds moet gij reizen Naar de stad der volkspaleizen, Naar de wieg van onzen stam! 't Is bij nacht en maneschijn Dat ge Brugge rond moet varen, Als er reuzenschimmen waren, En de dwergen slapen zijn. 't Is bij maneschijn en nacht Dat ge Brugge moet doorkruisen, Als er zware stemmen ruisen: ‘Wat verval van zooveel macht!’ Als geen kloosterklok er klept, Als ge er beedlen ziet noch geeuwen; Maar uw ziel de heldeneeuwen En de aloude kunst herschept. Als het bleeke hemellicht Blikkert op de torentransen; Als het hooge en 't schoone glansen, En het lage in 't donker ligt. [pagina 370] [p. 370] Als van menig grijs gebouw, Brokklend Steen of Vrijheidstempel, Kunstwerk van den echten stempel Afsteekt op het hemelsblauw. Als de stille, kille maan, Over gevels, tinnen, kruinen, Weemoed spreidt, als over puinen Waar de Dood is doorgegaan. Vriend, het is bij heldren nacht Dat gij Brugge moet aanschouwen, Dat gij Brugge moet herbouwen, In zijn grootheid en zijn pracht! julius de geyter. Antwerpen, Sept. 1878. Vorige Volgende