De Tijdspiegel. Jaargang 35
(1878)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De– Auteursrechtvrij
[pagina 32]
| |
Staatkunde en geschiedenis.Geschiedenis van den dag.De vrede van Berlijn.Toen wij omstreeks half Februari ll. de Oostersche zaken beschouwden, meenden wij, dat de hooge Russische eischen, wat de hoofdzaken betreft, zouden worden ingewilligd; er was overvraagd, omdat op afdingen was gerekend. Het is neergekomen op ons zeggen, maar wij willen om die reden niet genoteerd worden als profeet, want de dreigende toestand, welke na dien tijd zoolang heeft geheerscht, was door ons niet voorzien; het eerste verloop is zelfs geheel anders geweest dan wij verwachtten. Tot onze verontschuldiging moeten wij er echter bijvoegen, dat wij in Februari nog slechts de preliminairen van den vrede kenden, die veel onbeslist lieten; de vraag, waarop allesaan kwam, was hoe de lijnen zouden worden doorgetrokken. Men zou zelfs kunnen beweren, dat de preliminairen er tamelijk onschuldig uitzagen, omdat Rusland schijnbaar de besluiten van de Konstantinopelsche conferentie tot grondslag nam. Bulgarije zou schatplichtig worden en de grenzen van dit Vorstendom zouden in geen geval enger zijn dan die, welke op de conferentie van Konstantinopel waren aangewezen. Servië en Montenegro, benevens Rumenië, werden zelfstandig verklaard, en de beiden eersten behielden wat zij met de wapenen hadden veroverd - wat niet zoo heel veel was. Bosnië en Herzegowina verkregen een zelfstandig bestuur, en de andere Christelijke provincies ongeveer eveneens; de conferentie te Konstantinopel verlangde precies hetzelfde. De hinderlijkste bepaling van de vredes-preliminairen was die over den Bosporus en de Dardanellen; John Bull kon kippenvel krijgen van de afspraak, dat de Sultan zich met den Keizer van Rusland zou verstaan, om de rechten en belangen van Rusland in de zeeëngten van den Bosporus en de Dardanellen te beschermen. Immers, dit kon dus opgevat worden, dat Rusland en Turkije voortaan uitsluitend over die | |
[pagina 33]
| |
zeeëngten zouden beschikken. Toch gold de eerste agitatie in Engeland nog meer het bijeentrekken van het Russische leger onder de muren van de Turksche hoofdstad, dan deze vage bepaling, waaruit men alles en niets kon lezen. Vergelijkt men nu de vredes-preliminairen met den vrede van San Stefano van den 3den MaartGa naar voetnoot(*), dan krijgt men een geheel anderen indruk; men behoeft slechts eenige van de 29 artikelen te lezen, om weder het beeld voor zich te zien van Slavische list in volle kracht. De nadruk valt geheel op de uitbreiding en de organisatie van het nieuwe Bulgarije; uit al de bepalingen blijkt ten duidelijkste, dat de toeleg is van dit nieuwe Vorstendom een zuiver Russische schepping te maken, die haar schaduw over geheel Europeesch Turkije uitbreidt en ook de muren van Konstantinopel aanraakt. Reeds de conferentie van Konstantinopel sneed uit het gebied van den Sultan een Bulgarije, dat aan menigen ethnoloog bedenkingen ontlokte; er werd beweerd, dat de lijn te veel zuidelijk liep, zoodat de meerderheid der bevolking niet meer bestond uit Bulgaren, maar uit Grieken; de discussie over dit punt duurt nog altijd voort en zij kan nog geruimen tijd aanhouden, want er zijn niet genoeg gegevens, en wat er is is te partijdig, om er uitspraak in te doen. De Russen brachten in de conferentielijnGa naar voetnoot(†) een radicale wijziging; zij begonnen met aan de Zwarte Zee nog een hoek te snijden uit het land van den Sultan, zoodat het kustgebied van Bulgarije aanmerkelijk werd uitgebreid. Adrianopel werd aan de Porte gelaten, maar oostwaarts nog een hoek meegenomen, zoodat het zuidelijkste punt van Bulgarije veel lager kwam te liggen. Deze belangrijke wijzigingen zijn echter een kleinigheid bij de verandering der grenzen aan den kant der Aegaeische Zee; de conferentielijn is hier geheel opgegeven en aan Bulgarije een deel van de kust toegestaan, waarop het ethnographisch zeker geen aanspraak kan maken; werd Saloniki aan den Sultan gelaten, ook aan de golf van dien naam kreeg Bulgarije nog een stuk. | |
[pagina 34]
| |
Het doel hiervan is natuurlijk Bulgarije den toegang te geven tot de Middellandsche Zee en den doorgang door den Bosporus overbodig te maken. Verder komt de Zuider- en Westergrens van het Bulgarije van San Stefano vrij wel overeen met die van de Konstantinopelsche conferentie; in het Noord-Westen alleen wordt aan Servië een brok toegewezen, dat door de wijzen in de Turksche hoofdstad ook tot Bulgarije werd gebracht. Werpt men nu een blik op het geheel, dan valt terstond in het oog, dat het nieuwe Vorstendom Bulgarije in uitgebreidheid al de andere Vorstendommen overtreft; Servië en Montenegro komen niet eens in vergelijking; Bulgarije is èn grooter dan Griekenland, èn grooter dan Rumenië. De voornaamste Russische goocheltoer is echter, dat de Bulgarijsche snede den zetel van de Turksche Regeering te land afsnijdt van de overige provincies; Chalkis, Thessalië, Epirus, Albanië - om van Bosnië en Herzegowina te zwijgen - hebben alleen te water gemeenschap, - een kunststuk, dat afzonderlijke bepalingen noodzakelijk maakte om door het nieuwe Bulgarije een militairen weg aan de Turksche Regeering ten gebruike af te staan. Met zulk een Bulgarije kon er van het voortbestaan van Turkije nauw sprake meer zijn; het Vorstendom Bulgarije bedreigt niet alleen Adrianopel maar ook Konstantinopel; dit Bulgarije is tevens machtig genoeg, om Servië en Montenegro in hun verdere ontwikkeling te belemmeren en Griekenland in de vervulling van zijn nationale wenschen den weg te versperren. En toch kon Rusland aan deze afgrijselijke grenzen een schijn van recht bijzetten door de kaart voor te leggen van de conferentie van Konstantinopel; met uitzondering van de strook langs de Aegaeische Zee was dit hetzelfde Bulgarije, waaraan de gezamenlijke Europeesche diplomaten te Konstantinopel in '77 zulk een mate van autonomie hadden willen toekennen onder Europeesche contrôle of voogdij, dat er van het gezag van den Sultan in dit land nauw een schaduw meer overbleef. Wij noemden Bulgarije een Russische schepping, m.a.w. Rusland heeft van dit Bulgarije willen maken een Russischen vasalstaat, een vasten grond, om later de verdere plannen ten opzichte van het Balkan-schiereiland te gereeder te kunnen uitvoeren. Men ziet dit duidelijk aan de wijze, waarop Rusland blijkens het tractaat van San Stefano Bulgarije wil organiseeren; de vorming van dezen Staat zal geheel plaats hebben onder Russische leiding met uitsluiting van andere Europeesche inmenging. Het nieuwe Vorstendom is schatplichtig aan de Porte, die zelfs het recht van bevestiging zal hebben van den vrijelijk door de bevolking verkozen Vorst, altijd behoudens de bekrachtiging (ratification) van de Mogendheden, maar vóór de verkiezing van den Vorst zal een vergadering van Bulgaarsche notabelen onder toezicht | |
[pagina 35]
| |
(surveillance) van een Russischen commissaris en in tegenwoordigheid van een Turkschen commissaris het toekomstig bestuur regelen, overeenkomstig de bepalingen, in 1830 na den vrede van Adrianopel vastgesteld. Vooral het slot van art. 7 van den vrede van San Stefano is curieus; ‘de vestiging van het nieuwe bestuur in Bulgarije’, zoo luidt het hier, ‘benevens het toezicht op de verrichtingen daarvan zullen gedurende twee jaren worden opgedragen aan een Russischen commissaris. Na afloop van het eerste jaar na de invoering van het nieuwe bestuur, en indien er op dit punt overeenstemming is tot stand gekomen tusschen Rusland, de Porte en de Europeesche Kabinetten, zullen deze, indien zij het noodig achten, den Russischen commissaris bijzondere gevolmachtigden kunnen toevoegen.’ Derhalve één jaar Russische dressuur, gesteund door een leger van 50000 man, daarna nog een jaar, waarbij afgevaardigden van den Sultan en van de Christelijke Europeesche Mogendheden zullen kunnen worden toegevoegd, wanneer Rusland de voorwaarden daarvoor heeft vastgesteld; immers, dit laatste zal wel de Russische opvatting zijn van de uitdrukking: si une entente est établie à ce sujet entre la Russie, la Sublime Porte et les Cabinets de l'Europe. Wij zeiden daar dat de Russische commissaris optreedt, gesteund door een leger van 50000 man; het verblijf van dit leger is eigenlijk onbepaald; men kan dit ten minste lezen uit art. 8b; de Russische troepen zullen blijven, ‘totdat men heeft gevormd een militie uit de bewoners des lands, geschikt om de orde, de rust en de veiligheid te handhaven’; verder wordt er nog bijgevoegd, ‘dat deze bezetting ongeveer (approximativement) beperkt zal zijn tot een tijd van twee jaren’. De organisatie van het Bulgarijsche Vorstendom vormt zoozeer den hoofdschotel van het tractaat van San Stefano, dat de andere bepalingen in vergelijking van minder gewicht zijn; de zelfstandigverklaring van Rumenië, Servië, Montenegro zijn bijna stilzwijgend beschouwd als onvermijdelijke en noodzakelijke gevolgen van den oorlog; de gebiedsbegrooting van deze drie Vorstendommen is uiterst gering, wanneer men Bulgarije ernaast legt. Voor de gematigdheid van Rusland in dit opzicht is echter een gereede verklaring te vinden; Servië en Montenegro liggen aan de Oostenrijksche grenzen en Rusland wist, hoezeer het Oostenrijk ontzien moest, dat de vorming van groote Zuid-Slavische rijken beschouwt als een verboden vrucht. Ook op de nadrukkelijke bepaling van de invoering van hervormingen in Bosnië en Herzegowina, benevens op het eiland Kreta, kan men geen aanmerking maken, wanneer men zich stelt op het standpunt van de conferentie van Konstantinopel, waar geheel Europa zich tegenover Turkije stelde. Van meer belang is zeker art. 19 over de oorlogskosten, waarvan wij het volgende lijstje vinden: | |
[pagina 36]
| |
900000000 roebel voor oorlogskosten, onderhoud van het leger, enz. 400000000 roebel voor schade, berokkend aan de Zuidelijke kust van Rusland, den Russischen uitvoerhandel, enz. 100000000 roebel voor schade, berokkend door den inval in den Kaukasus. 10000000 roebel voor schadeloosstelling van Russische onderdanen en van inrichtingen in Turkije, - gezamenlijk uitmakende een bedrag van 1410000000 roebel. Deze som moet echter worden verminderd - ‘in overweging nemende de financieele moeilijkheden van Turkije’, hoe grappig humaan - met 1000000000 roebel wegens den afstand van Dobrudcha en van Ardahan, Kars, Batoum, Bayazid en het grondgebied tot Soghanli. Zeker ook ten gevolge van de financieele moeilijkheden van Turkije - de Russen handelen altijd uit pure humaniteit - wordt op de inning van de overblijvende 310000000 roebel niet aangedrongen; de betaling van de 300000000 roebel zal geregeld worden bij schikking tusschen de Keizerlijke Russische regeering en die van den Sultan; de 10000000 roebel voor de Russische onderdanen zouden worden uitbetaald, al naarmate er eischen tot schadevergoeding inkwamen. Duidelijker zou het geweest zijn, indien in het tractaat was bepaald, dat Rusland die millioenen zou opeischen op een tijd, dat hem dit het meest gelegen kwam, d.w.z. wanneer het voor Turkije het meest ongelegen was; die millioenen konden dienst doen om druk uit te oefenen op den Sultan bij elke vraag of elken eisch, door Rusland later aan Turkije te stellen. Eindelijk nog een punt van inmenging van Rusland in de zaak van Turkije; wij bedoelen art. 22, waarin aan ‘de Russische geestelijken, de bedevaartgangers en de monniken in Europeesch en Aziatisch Turkije dezelfde rechten, voordeelen en privilegies worden gegeven als aan de kerkelijke gezindten van andere nationaliteiten’. Vooral de vorm, waaronder dit geschiedt, is merkwaardig; ‘het recht van officieele bescherming is toegestaan aan de Keizerlijke ambassade en aan de Keizerlijke consulaten in Turkije, en niet alleen ten opzichte van de personen, maar ook van de goederen en inrichtingen’. Men moet de verhoudingen kennen om het gevaarlijke van deze bepaling in te zien. Blijkt uit meer dan één zinsnede van het tractaat van San Stefano, dat Rusland zich heeft toegelegd op het ontzien van de Oostenrijksche belangen, in niet mindere mate is dit het geval met die van Engeland. Spraken de preliminairen van ‘de rechten en belangen van Rusland in de zeeëngten van den Bosporus en de Dardanellen te beschermen’, - art. 24 van het tractaat van San Stefano laat deze dreigend geheimzinnige uitdrukking varen en zegt alleen, dat zoowel in vredes- als in oorlogstijd de Bosporus en de Dardanellen zullen geopend blijven voor de koopvaardijschepen van de neutrale Staten, komende uit de Russische havens of zich derwaarts begevende. | |
[pagina 37]
| |
Opmerking verdient nog, dat van de rechten of eischen van Griekenland tot een verbetering van zijn grenzen in het tractaat van San Stefano geen woord wordt gerept; trouwens ook op de conferentie te Konstantinopel is men doof geweest voor de beden van Griekenland en men kan van Rusland niet verlangen, dat het zich hier in de bres stelde; met de hervormingen in Epirus en Thessalië en op Kreta kon het gevoeglijk volstaan.
Wanneer men nu het geheel van den vrede van San Stefano overziet, dan kan het vreemd schijnen, dat Rusland vóór het afsluiten der onderhandelingen met Turkije zich niet op de een of andere wijze met Oostenrijk heeft verstaan. Wie zal echter uitmaken, of dit in het geheel niet heeft plaats gehad; wij weten te weinig met zekerheid af van de onderhandelingen, die na het sluiten van den vrede van San Stefano tusschen Oostenrijk en Rusland hebben plaats gehad, om met beslistheid in dezen een oordeel te vellen. De houding van Oostenrijk na dien vrede èn tegenover Rusland èn tegenover Engeland maakt soms den indruk, dat Andrassy er meer van wist en ingelicht was over de concessies, die Rusland eventueel zou doen. De latere gebeurtenissen kunnen dat vermoeden slechts versterken. Al de bepalingen, die in het tractaat van San Stefano voorkomen over Montenegro en vooral over Bosnië en Herzegowina herinneren aan het oude voorstel - of de vroegere overeenkomst - tusschen Rusland en Oostenrijk, dat Rusland de vrije hand zou hebben over het Oostelijk en Oostenrijk over het Westelijk gedeelte van het Balkan-schiereiland. Volledige overeenstemming was echter vóór het sluiten van den vrede van San Stefano in geen geval tusschen Oostenrijk en Rusland verkregen; dat kon ook niet, want de uitbreiding van Bulgarije maakte dit onmogelijk; het nieuwe Vorstendom was voor de Oostenrijksche politiek te groot en te gevaarlijk door het kustgebied aan de Aegaeische zee. En Engeland? Wij merkten vroeger reeds op, dat de zenuwachtigheid van John Bull aanvankelijk minder veroorzaakt werd door de vredes-preliminairen dan wel door het voortrukken van het Russische leger tot onder de muren van Konstantinopel. De Engelsche vloot moest er nu bij zijn. Toen het tractaat van San Stefano bekend werd, ging er, naar de traditioneele spreekwijs, in Engeland een storm van verontwaardiging op tegen Rusland; de conservatieve politiek van verzet, in Disraëli genaamd Beaconsfield gepersonifieerd, werd populair. De groote grief was tweeledig; 1o Rusland had vrede gesloten met Turkije, zonder de Mogendheden vooraf daarin te kennen, 2o was de gesloten vrede van dien aard, dat men hem tot opschrift kon geven: eerste en voorloopige verdeeling van Turkije. Wij zullen de langwijlige onderhandelingen over het Congres te Baden-Baden, later te Berlijn, niet in bijzonderheden nagaan; het geduld van de lezers zou er waarschijnlijk niet tegen bestand zijn en wat nut zou | |
[pagina 38]
| |
het hebben, de kleine streken en knepen der groote diplomaten opnieuw ten toon te stellen? Men weet in het algemeen, dat Engeland weigerde aan het congres deel te nemen, indien Rusland niet de bepaalde toezegging gaf, dat al de punten van den vrede van San Stefano, geen uitgezonderd, aan de beslissing van het congres zouden worden onderworpen. Rusland wilde met bekende listigheid wel de vrijheid van bespreking maar niet van beslissing over de behandeling toelaten en gaf voor, dat de door Engeland opgeworpen vraag overbodig was, aangezien de geheele vrede van San Stefano reeds aan de groote Mogendheden, en derhalve ook aan Engeland, was medegedeeld. Met veel moeite gelukte het aan Duitschland een bemiddeling tot stand te brengen, en, Beaconsfield reisde in 't eind naar het congres te Berlijn, niet alleen met de toezegging, dat het congres zou uitmaken welke punten van den vrede van San Stefano van Europeesch belang waren, maar zelfs met een geheime overeenkomst ten opzichte van de voornaamste punten van een schikking. Men heeft Engeland over die geheime onderhandeling, zonder voorkennis van de andere congresleden, hard gevallen, - wellicht te hard; men moet bij die overeenkomst denken aan twee punten: 1o dat Rusland door zijn draaierijen gegronde reden had gegeven tot wantrouwen, en 2o dat de leider der Engelsche staatkunde van Joodsche afkomst is; men weet, Joden zijn voorzichtig bij de negotie; zij gaan niet over één nacht ijs. De hoofdzaak is echter: het congres kwam; het werd den 13den Juni te Berlijn onder voorzitting van Bismarck geopend; de bloem der Europeesche diplomatie was er vertegenwoordigd: Beaconsfield en Salisbury, Waddington, Andrassy, Gortchakoff; waar zag men ooit zulk een kolossale vergadering bijeen!
Vóór wij de resultaten van het Berlijnsche congres nagaan, moeten wij echter eerst nog een blik werpen op de officieele critiek, waaraan de Engelsche Regeering den vrede van San Stefano heeft onderworpen in een nota van Salisbury, gedagteekend 1 April. Het grootste gedeelte van het stuk is gewijd aan de congresquaestie zelf, maar daarna komt een critiek van genoemd tractaat, die curieus is, wanneer men denkt aan hetgeen naderhand door Engeland zelf te Berlijn aan Rusland is toegestaan ten nadeele van Turkije. Driemaal wordt in genoemde nota gezegd, dat de vrede van San Stefano niet moet worden beoordeeld naar de afzonderlijke bepalingen maar naar het geheel, dat voornamelijk ten doel heeft ‘de politieke onafhankelijkheid van de Regeering te Konstantinopel bijna te doen dalen tot het punt van volkomene onderwerping aan Rusland’. Tot bewijs dient allereerst de uitbreiding van het nieuwe Vorstendom Bulgarije tot aan de Aegaeische zee, de organisatie van dit Vorstendom door en onder Rusland, dat nog geruimen tijd toezicht houdt op het nieuwe rijk; nadruk wordt erop gelegd, dat dit rijk zal komen onder | |
[pagina 39]
| |
‘één heerscher, die feitelijk door Rusland zal worden gekozen’. De hooge oorlogskosten, die telkens kunnen worden opgevorderd, wanneer Rusland een bedreiging wil bezigen tegenover Turkije, het recht van bescherming van de Russische kerkelijke personen en inrichtingen, worden nog bedenkelijker geacht dan de uitbreiding van Montenegro, Servië, Rumenië, maar in bijzonderheden wordt hierover zoo weinig getreden, dat het haast schijnt, of het verlegenheidsargumenten zijn; vooral de telkens herhaalde bewering, dat men op het geheel moet letten en het geheel gevaarlijk is voor Turkije, doet hieraan denken. Het slot van de nota moet men letterlijk lezen; 't is vermakelijk. ‘Het doel van de Engelsche Regeering op de conferentie van Konstantinopel’, zoo luidt 't in het stuk, gedagteekend: Londen, 1 April 1878, ‘was de verwezenlijking van de staatkunde, Turkije onder de Ottomanische Regeering te hervormen, waarbij ingewortelde misbruiken weggenomen en daarmede het Rijk in stand gehouden zou worden tot den tijd, waarop het in staat zou zijn de beschermende waarborgen te ontberen. Klaarblijkelijk kan dit doel alleen daardoor worden bereikt, dat de verschillende volksstammen in zoover met hun toestand tevreden gemaakt worden, dat een geest van vaderlandsliefde in hen wordt aangevuurd en hen opwekt, om het Ottomanische rijk als trouwe onderdanen van den Sultan te verdedigen. Die staatkunde werd door den ongelukkigen tegenstand van de Ottomanische Regeering zelf verijdeld en onder de veranderde omstandigheden van den tegenwoordigen tijd kan hetzelfde doel niet in gelijke mate met dezelfde middelen worden bereikt. Groote veranderingen mogen en zullen zonder twijfel noodzakelijk worden in de verdragen, die Zuid-Oostelijk Europa tot dusver beheerscht hebben. Intusschen vormen een goede regeering, verzekerde vrede en vrijheid voor een bevolking, aan welke deze zegeningen tot dusver vreemd geweest zijn, nog altijd het doel, welke dit land in ernst wenscht te verzekeren.’ - Kan men den Turkschen staatslieden ten kwade duiden, dat zij hoopten, dat Engeland's bemoeiingen Turkije voor een vrede, zoo zwaar als die van San Stefano, zouden bewaren? Ja, in zoover dat niemand, die zijn gezonde zinnen bijeen heeft en iets van de geschiedenis weet, zoo dom behoeft te zijn om aan de oprechtheid van Engeland's taal te gelooven.
De vrede van San Stefano is groot, hij bestaat uit 29 artikelen; de vrede van Berlijn is echter nog veel grooter, hij telt er 64. De volgorde van den laatste is een veel juistere; San Stefano begint met Montenegro, een onderdeel der quaestie; Berlijn valt met de deur in 't huis: Bulgarije. Het is echter niet het Bulgarije van den vrede van San Stefano, waarvan hier sprake is; evenmin van dat van de conferentie van Konstantinopel; 't zijn hoofdzakelijk wel dezelfde heeren te Berlijn als te | |
[pagina 40]
| |
Konstantinopel, die Bulgarije knipten, maar zij houden van afwisseling en zijn een weinig van opinie veranderd; vooreerst is de conferentielijn in het Zuid-Westen geheel opgegeven en heeft men den Zuid-Westelijken hoek, met het eigenaardige kustgebied van de Aegaeische Zee, dat Rusland bij de conferentie-lijn voegde, geheel weggesneden, zoodat de Zuid-Westelijke grens van Servië in Zuid-Oostelijke richting bijna recht doorlooptGa naar voetnoot(*). Bulgarije is verder in twee deelen gesplitst; Bulgarije benoorden en bezuiden den Balkan; het laatste verkreeg te Berlijn den nieuwen naam van Oost-Rumelië. Maar niet alleen de naam verandert, ook de inrichting; Bulgarije blijft bijna geheel, wat Rusland het te San Stefano maakte: een zelfstandig maar aan den Sultan schatplichtig vorstendom; de Russische commissaris, met de organisatie van het nieuwe bestuur belast, staat echter geen jaar alleen, zooals te San Stefano werd bepaald, maar verkrijgt terstond een Turkschen commissaris en een reeks van Europeesche consuls naast zich om hem te controleeren; ook duurt de macht van den Russischen commissaris geen twee jaren, maar negen maanden. Het Russische leger, dat den Russischen commissaris de behulpzame hand zal bieden bij de organisatie, blijft echter evenals te San Stefano bepaald op 50000 man. De inrichting van Zuid-Bulgarije of Oost-Rumelië verschilt, wat de vormen betreft, veel van die van Noord-Bulgarije; het blijft onder het directe politieke en militaire gezag van den Sultan, zoo evenwel, dat het verkrijgt een administratieve autonomie met een Christelijken gouverneur-generaal, door den Sultan te benoemen met toestemming van de Christelijke Mogendheden voor den tijd van vijf jaren. Nu moet men zich echter niet voorstellen, dat de Sultan souverein blijft van Oost-Rumelië; met opzet schijnt dat woord vermeden; de Sultan zal b.v. geen militaire macht in Oost-Rumelië mogen hebben, tenzij in de forten op het Balkan-gebergte en in bepaalde kazernen, die op den aangewezen weg naar den Balkan moeten worden gebouwd; alleen de Christelijke Gouverneur-Generaal zal het recht hebben, om den Sultan te verzoeken troepen in het land te zenden, indien de binnen- of buitenlandsche veiligheid wordt bedreigd; de Sultan is zelfs in dit geval zoo weinig souverein van Oost-Rumelië, dat hij onmiddellijk van zijn beslissing dienaangaande moet kennis geven met opgave van re- | |
[pagina 41]
| |
denen, aan de vertegenwoordigers van de Christelijke Mogendheden te Konstantinopel. Overigens is er in den vrede van Berlijn zoo weinig bepaald van de inrichting van het bestuur van Oost-Rumelië, dat in art. 18 een Europeesche commissie wordt ingesteld, die met de Porte de provincie moet organiseeren. Die commissie zal echter met die organisatie zulk een kolossale haast niet behoeven te maken, want het Russische bezettingsleger van 50000 zal niet alleen in Noord-Bulgarije, maar ook in Zuid-Bulgarije of Oost-Rumelië negen maanden blijven. Dat moet het werk van de Europeesche commissie veel gemakkelijker maken en ook den Sultan de keuze van een geschikten Christelijken Gouverneur-Generaal helpen verlichten! Men ziet derhalve, dat de wijziging, welke in dit opzicht gebracht is in het tractaat van San Stefano, voornamelijk betreft de inkrimping van de grenzen van Bulgarije; het is op een behoorlijken afstand gebracht van de Aegaeische zee met afhakking tevens van den Zuid-Westhoek, dien de conferentie van Konstantinopel erkend had als ethnographisch bij Bulgarie te behooren. De scheiding van Bulgarije en Oost-Rumelië, de verschillende organisatie van deze provincies is welbeschouwd meer een zaak, die den vorm dan wel het wezen aangaat; de Sultan heeft in de eene provincie niets, en in de andere bijna niets te zeggen, want de positie van een Gouverneur-Generaal, zooals de Porte die zou moeten wenschen, zal tegenover de Bulgaarsche bevolking steeds onhoudbaar zijn. Het eenige voordeel, dat er voor de Porte in dit Berlijnsche kunststuk van Bulgarijsche verdeeling zou kunnen zijn, is gelegen in het behoud van de Balkan-linie als strategische grens tegen eventueele nieuwe aanvallen van Rusland. Het komt ons echter voor, dat dit voordeel van zeer twijfelachtigen aard is. Vooreerst kan de Balkan bij een nieuwen oorlog door den vijand, die uit het Noorden komt, over Sophia worden omgetrokken, en wat nog erger is, de Sultan zal met de Balkan-vestingen alleen gemeenschap kunnen houden door een provincie, die hij ten gevolge van de nieuwe wending der zaken en de nieuwe organisatie kan beschouwen als vijandig land; kan de vrede van Berlijn verhinderen, dat de Zuid-Bulgaren de Noord-Bulgaren als broeders blijven beschouwen en beiden den ondergang van Turkije als het hoogste nationale doel? Als de Berlijnsche heeren een sneeuwbal op het dak gooien, moeten zij zich niet verwonderen, dat hij vallende grooter wordt. Veel van het tractaat van San Stefano, dat Rusland naderhand voorzichtigheidshalve tegenover de Mogendheden een preliminair verdrag noemde, is in den vrede van Berlijn hetzelfde, of ongeveer hetzelfde gebleven; zoo de ruil van Bessarabië en Dobrudcha met Rumenië; zoo de wijziging van de grenzen van Servië en Montenegro, waarbij het laatste een breede strook in het noordoosten verloor, waarop het reeds had gerekend; erger ging het echter achteruit, omdat het wel deels | |
[pagina 42]
| |
zijn kustgebied behield, maar ten opzichte van zijn zeerechten onder scherpe voogdij werd gesteld van Oostenrijk, zoo zelfs dat het aan Montenegro verboden zal zijn oorlogsschepen of een oorlogsvlag te hebben, terwijl de haven van Antivari en al de wateren van Montenegro gesloten zullen blijven voor de oorlogsschepen van alle natiën (Art. 29). De laatste bepaling ziet natuurlijk op Rusland, dat in de Middellandsche zee geen vaste haven voor zijn schepen mag hebben. De grootste verandering van het tractaat van San Stefano bestaat echter niet in de wijziging der grenzen, hetzij van Bulgarije, hetzij van Servië of Montenegro, maar in het deel dat Oostenrijk van den Turkschen buit is toegevoegd door bij art. 25 te bepalen, ‘dat de provinciën Bosnië en Herzegowina zullen worden bezet en bestuurd (administrées) door Oostenrijk-Hongarije’. Indien er soms bij dezen of genen nog twijfel mocht bestaan over het karakter van deze bezetting, dan behoort men zich te herinneren, dat Oostenrijk bij de onderhandelingen met Turkije over de regeling van de bijzonderheden, steeds geweigerd heeft om den termijn te bepalen van vertrek; wij kunnen dus zonder eenig gewetensbezwaar deze ‘occupatie en administratie’ verklaren voor een modern soort van annexatie, die in vergelijking van de meest gebruikelijke dit tegen heeft, dat zij minder oprecht is. Wij merken tevens op, dat Oostenrijk hier nog verder gaat dan Rusland; Rusland eischt de vorming van een vorstendom, dat aanvankelijk onder zijn invloed staat, maar naderhand zich zal kunnen emancipeeren; Oostenrijk daarentegen annexeert. 't Is waar, de vergelijking is niet juist, omdat de ligging van Oostenrijk ten opzichte van Bosnië en Herzegowina een geheel andere is dan die van Rusland ten opzichte van Bulgarije; het bezit van Dalmatië maakt voor Oostenrijk de annexatie tot een strategische noodzakelijkheid, in weerwil van de gevaren, die overigens aan dit bezit voor de Oostenrijk-Hongaarsche monarchie verbonden zijn, bezwaren, waarop wij vroeger reeds uitvoerig gewezen hebben. Voor Turkije echter maakt deze overweging niet uit; het verliest eenvoudig twee schoone provincies, die, wat uitgebreidheid betreft, bijna gelijkstaan met het nieuwe Vorstendom Bulgarije. Nog een voornaam punt verdient overweging; in het tractaat van Berlijn heeft de verplichting van de Porte tot de invoering van hervormingen, d.w.z. een uitgebreide autonomie in de Christelijke provincies, d.i. ongeveer in geheel Europeesch-Turkije, een meer vasten vorm gekregen, zoodat er van de souvereiniteit van den Keizer van het Ottomanische rijk niet veel overblijft. Art. 15 van het tractaat van San Stefano spreekt alleen van het instellen van een ‘bijzondere commissie, in welke de bevolking zeer ruim zal zijn vertegenwoordigd, welke commissie zal belast zijn met het ontwerpen van de nieuwe organisatie, welk plan aan de Porte zal worden ingediend.’ Het Berlijnsche tractaat echter gelast (art. 18), onmiddellijk na de ratificatie van den vrede, de ‘oprichting van een | |
[pagina 43]
| |
Europeesche commissie, welke in overleg met de Porte belast zal zijn met de organisatie en wel op den grondslag van de voorstellen, gedaan in de achtste zitting van de conferentie van Konstantinopel’. Deze commissie is in de eerste plaats belast met de organisatie van Oost-Rumelië, maar in verband met art. 23 blijkt niet onduidelijk, dat zij een raad van voogdij zal zijn over den Sultan voor al de Christelijke provincies, een raad welks mandaat wel aanvangt maar wellicht nimmer zal eindigen, zoolang Slaven en Osmanen op het Balkan-schiereiland vijandig tegenover elkander staan. De vrede van Berlijn eindelijk maakt geen melding van den afstand van het eiland Cyprus door Turkije aan Engeland, - of neen, wij vergissen ons, van de ‘occupatie en administratie’ van dit eiland, daartoe welwillend door de Porte aan Engeland afgestaan. Evenmin maakt die vrede melding van het daarbij behoorend tractaat tusschen Engeland en Turkije, waarbij eerstgenoemde Mogendheid aan de laatste haar bezittingen in Klein-Azië - niet meer in Europa - waarborgt en de behulpzame hand toezegt tot het invoeren van de gewenschte hervormingen in Klein-Azië. Men oordeelde te Berlijn, dat door deze overeenkomst niemands belangen waren geschonden en men haar dus, als niets ter zake doende, buiten behandeling kon laten. Als men eenvoudig genoeg is om niet tot de diplomatie te behooren, zal men daar waarschijnlijk anders over oordeelen. Kwijt is kwijt en niemand gelooft, dat Engeland Cyprus ooit zal verlaten, het eiland, te goed gelegen niet alleen ten opzichte van Klein-Azië maar vooral ook van Egypte en het Suez-Kanaal, waarvan ongeveer de helft der aandeelen door Beaconsfield werden opgekocht. En wat de hervormingen betreft, - voor Europeesch Turkije heeft men voortaan ‘de Europeesche commissie’, voor Aziatisch-Turkije zal Engeland alleen de commissie uitmaken; dat is minder omslachtig. Wat laten die goede Turken toch met zich sollen! Men moet den vrede van Berlijn niet beoordeelen naar de afzonderlijke bepalingen maar naar het geheel, juist zooals Salisbury in zijn bekende nota met recht deed ten opzichte van het tractaat van San Stefano. ‘Het doel van de Engelsche Regeering’ - en zonder twijfel ook van de andere Christelijke Europeesche Regeeringen - bij de conferentie van Konstantinopel, ‘was de verwezenlijking van de staatkunde, Turkije onder de Ottomanische Regeering te hervormen, waarbij de ingewortelde misbruiken moeten worden weggenomen en daarmee het Rijk behouden tot den tijd, waarop het in staat zou zijn de beschermende waarborgen te ontberen; dit doel kan alleen daardoor bereikt worden, dat de verschillende volksstammen in zoover met hun positie tevreden worden gemaakt, dat een geest van vaderlandsliefde in hen wordt aangevuurd en hen daardoor bereid maakt het Ottomanische rijk als trouwe onderdanen van den Sultan te verdedigen’. In dit verband zijn die woorden de herhaling waard. Zou de Heer Salisbury een man zijn voor | |
[pagina 44]
| |
groven spot, of heeft hij met de diplomatie de beteekenis der woorden verleerd? - Waarlijk, het doel is edel: het Turksche rijk behouden, totdat de verschillende volksstammen in geestdrift ontstoken niets anders begeeren dan het rijk van den Sultan te verdedigen! Maar waarom, waarde Engelsche diplomaat, hebt ge zelf te Berlijn meegewerkt om het arme Turksche rijk zoo te versnijden, dat het te klein wordt voor het groote Engelsche doel? Laat eens zien: Rumenië, Servië, Montenegro - vergroot en zelfstandig verklaard; de ‘geest van vaderlandsliefde’ is hier dus niet meer noodig; Bulgarije wordt zelfstandig op de schatplichtigheid na; Oost-Rumenië eveneens maar op een andere wijze; de Sultan heeft er niets meer te zeggen, zoodat de ‘geest van vaderlandsliefde’, die er nog mocht zijn, wel spoedig geheel verleerd en vergeten zal zijn. De Oostenrijksche soldaten bezetten Bosnië en Herzegowina, totdat het hun weer lust te vertrekken, d.w.z. nooit, en het is moeilijk aan te nemen, dat die soldaten goede leermeesters zullen zijn in de Turksche vaderlandsliefde. Griekenland zal ook nog een stuk krijgen, dat daardoor ook onvatbaar wordt voor het telen van de gewenschte vaderlandsliefde. Epirus en Thessalië en Candia krijgen zooveel zelfstandigheid, dat zij zich hun Christelijkheid overbewust worden en de Europeesche commissie tevreden over hen is. Inderdaad, men moet op het geheel zien; jammer, dat er van het heele Turkije niet heel veel overblijft. Wij geven cijfers; wij willen het verlies tellen, dat Turkije te Berlijn heeft geleden, een verlies dat blijken zal van dien aard te zijn, dat het vrijwel opweegt, ja, in zekeren zin nog erger is dan dat van San Stefano; immers hetgeen van het Bulgarije van San Stefano te Berlijn is weggesneden en aan Turkije teruggegeven, is niet zoo groot als Bosnië en Herzegowina, de voorgestelde wijziging van de Grieksche grenzen en - mogen wij er wel bijvoegen - het commissie-loon van de Engelschen, Cyprus. Het nieuwe Vorstendom Bulgarije is groot 1150 vierk. mijlen met een bevolking van 1700000 bewoners; Oost-Rumenië is groot 630 vierk. mijlen met 1 millioen inwoners. De wijziging der grenzen bedraagt voor Servië 56 vierk. mijlen met 54000 bewoners; voor Montenegro 80 vierk. mijlen met 50000 bewoners; Rumenië verkreeg Dobrudcha of 240 vierk. mijlen met 135000 bewoners; Oostenrijk's deel, bestaande in Bosnië en Herzegowina, beslaat 980 vierk. mijlen met 1250000 bewoners, terwijl Cyprus eindelijk 173 vierk. mijlen is. Aangezien Europeesch Turkije vóór den laatsten oorlog groot was 6517 vierk. mijlen met omstreeks 10 millioen inwoners, zoo blijkt uit de vergelijking met de cijfers van het gezamenlijk verlies, dat men te Berlijn Europeesch-Turkije ongeveer de helft kleiner heeft gemaakt. Buitendien heeft men plan gemaakt om het grootste gedeelte van de overblijvende helft, het Christelijke deel, zoo te organiseeren onder toezicht | |
[pagina 45]
| |
van een Europeesche commissie, dat het gezag van den Sultan over die landen feitelijk ophoudt te bestaan.
Na deze ontvouwing van de bijzonderheden van den vrede van Berlijn, zal het bijna overbodig schijnen op te merken, dat de zaken daar een geheel anderen loop hebben genomen dan het publiek dacht. Publiek redeneerde ongeveer aldus: Engeland en Oostenrijk - Frankrijk en Italië nog daargelaten - beschouwden steeds het behoud van Turkije als een Europeesche noodzakelijkheid en kwamen op dien grond op tegen den preliminairen vrede van San Stefano; in beide Staten werden oorlogskredieten aangevraagd en bleek de meerderheid des volks zeer anti-Russisch, zeer gestemd voor een ingrijpende wijziging van het tractaat van San Stefano; Engelsche, Fransche en Duitsche kranten van naam en invloed ondersteunden de anti-Russische politiek en scholden op Rusland, dat het een lust was. De Engelsche premier was zoo verwoed over het stuk van San Stefano, dat hij niet in het congres wilde toestemmen, vóór Rusland de uitdrukkelijke verklaring had gegeven, dat al de artikelen aan het oordeel van het congres zouden worden onderworpen, opdat dit zou kunnen beslissen wat van Europeesch belang was; men kreeg van Beaconsfield's houding den indruk, dat er geen stuk heel zou blijven van het tractaat van San Stefano. En zie, het tegenovergestelde gebeurt; men maakt 't zelfs erger; wat er aan het tractaat van San Stefano wordt veranderd, betreft niet Turkije's belang, maar vindt zijn oorsprong in de vrees voor Rusland en de angst van Oostenrijk; de vorm wordt hier en daar gewijzigd, maar over het geheel - en op het geheel moet men letten volgens de Engelsche politiek - zegeviert de Russische politiek; hetzelfde Turkije, dat door de Christelijke Mogendheden zou worden geholpen, moet het gelag betalen en ditmaal wordt het zelfs zoo gehavend, dat men boven den vrede van Berlijn zou kunnen schrijven: eerste verdeeling van Turkije. Men moet zich echter niet voorstellen, dat hetzelfde publiek, dat vóór het congres de anti-Russische politiek toejuichte, na den vrede van Berlijn ontevreden is gebleven; o neen; Beaconsfield is te Londen ingehaald door een geestdrijvende volksmenigte, hij wordt overhoopt met eerbewijzen van volk en vorstin en hij is inderdaad de premier. De kranten brengen hem uitbundigen lof en ook elders laat men den vrede met vrede. Zoo gaat het! Vraagt men nu, of ons oordeel over den vrede van Berlijn zoo ongunstig is als dat behoorde te zijn bij hen, die van hun anti-Russische politiek veel ophef hebben gemaakt, dan antwoorden wij: neen. Het moest tot zulk een vrede komen en wij hebben hier weder hetzelfde spel zien spelen, dat wij meer dan eenmaal in het licht gesteld hebben: de Europeesche Mogendheden verzetten zich tegen de Russische staatkunde, om in 't eind die politiek te sanctioneeren; het geldt slechts | |
[pagina 46]
| |
een meer of minder. De westersche diplomaten geven voor, dat zij zich bekommeren om het behoud en den bloei van Turkije, maar zij bekommeren zich inderdaad alleen om zichzelf, en aangezien het Turksche rijk ten val neigt, tracht iedereen een deel te krijgen van den buit. Terwijl in '56 te Parijs nog een plechtig tractaat wordt gesloten tusschen de groote Christelijke Mogendheden, waarbij de onschendbaarheid, de integriteit van Turkije wordt gewaarborgd, en gezworen dat elke aanval op dat rijk zal worden beschouwd als een casus belli, verdeelen diezelfde Mogendheden in '78 de helft van Europeesch-Turkije en durft Engeland zich alleen pal stellen voor het Aziatische, niet voor het overblijvende Europeesche gebied van TurkijeGa naar voetnoot(*). De heerschappij van den Sultan over de Slavische Christelijke volksstammen kon slechts duren, zoolang de macht van beiden zeer ongelijk was; die heerschappij was in den grond der zaak onnatuurlijk, omdat bijeengevoegd werd wat in aard en wezen geheel ongelijksoortig was, voor geen vereeniging vatbaar. Zoodra de kracht van Turkije begon te zinken, kwam de onhoudbaarheid van de vereeniging aan het licht. De westersche diplomaten zijn te Berlijn - voor de hoeveelste maal - gezwicht voor de noodzakelijkheid; zij wilden wellicht het Turksche rijk behouden en zij konden niet, omdat de macht der werkelijkheid hun te sterk was. Jammer slechts, dat zij dit niet vroeger hebben ingezien of later erkend, - de rol, die zij gespeeld hebben, zou minder belachelijk geweest zijn. Over den vermoedelijken duur van den vrede van Berlijn zullen wij nog maar niet spreken; wij kunnen daar gevoegelijk op terugkomen, wanneer het tot een geheele uitvoering van dien vrede is gekomen. Reeds nu zijn de moeilijkheden velen en groot, omdat men hier onnatuur heeft vervangen, daar te weinig heeft bepaald, te veel ruimte overgelaten aan het onzekere. Soms maakt de vrede van Berlijn den indruk, dat de groote staatslieden op de Oostersche quaestie al even weinig raad wisten als de rest en zij, ook al weer ten gevolge van den drang der omstandigheden, zijn moeten eindigen met de Oostersche quaestie permanent te verklaren. Op dit oogenblik lijkt het Balkan-schiereiland nog een heksenketel, waarvan niemand weet wat eruit gebrouwen zal worden. Er is veel in dezen afloop, dat ons treurig moet stemmen; wij meenen dikwerf, dat wij het zoover gebracht hebben, dat wij recht hebben onze eeuw beschaafd te noemen boven vele; wij hebben het als een voorrecht geroemd van de reusachtige staande legers, dat wij minder oorlog zouden hebben en de oorlogen korter zouden duren; men sprak | |
[pagina 47]
| |
van het zwaard werpen in de weegschaal om den vrede te dwingen; en zie, de Oostersche oorlog heeft van den opstand in Bosnië af nu drie jaren Europa in spanning gehouden, donkere wolken gejaagd langs den politieken horizon, handel en nijverheid gedrukt; drie jaren zijn onze Europeesche diplomaten bezig geweest om het vuur te blusschen; zij hebben memories gemaakt en memorandums, conferenties gehouden en nota's geschreven in menigte, een congres gehouden van een volle maand, en met inspanning van alle krachten, door aanwending van alle kunstgrepen heeft men het nog niet verder kunnen brengen dan tot zulk een vrede! Waarlijk, wij hebben geen reden om zoo trotsch te zijn op onzen tijd; de hooge politiek maakt inderdaad een treurig figuur, en de meerderheid des volks is blijkens al de scheeve oordeelvellingen niet veel wijzer. Noorman. 18 Aug. '78. |
|