Vergun mij dus onder meerdere een drietal voorbeelden uit te kiezen die u zullen doen zien niet alle Regementskommandanten uwe denkbeelden omtrent gunsten toegedaan zijn.
Ik kies drie voorbeelden die in hetzelfde regement plaats vonden, tijdens de vervaardiger der circulaire den ministrieele zetel bezette en waarin Zijne Excellentie niet onduidelijk tot voorbeeld stelt wat door plicht recht en gunst verstaan moet worden.
1ste Een Officier vraagt 4 dagen verlof aan zijn chef. Hij had in anderhalf jaar geen verlof gehad. Al zijne mede officieren waren gedurende de laatste twee maanden successievelijk eenigen tijd met verlof geweest. Het wordt hem geweigerd op grond dat de minister zich dat recht voorbehield. De Officier wendt zich tot den Kolonel. Ook hier had de minister zich het recht voorbehouden.
En HoogEdelGestrengen Heer die Luitenant Kolonel en die Kolonel hadden anderhalve maand tijd gehad bij den minister te informeren op welk reglement of welke ministrieele beschikking dergelijke verkorting hunner rechten, au préjudice van een hunner ondergeschikten beruste.
Verlof is alzoo eene gunst, soms eene Hooge gunst.
2de Voorbeeld.
Een Officier die gedetacheerd was geweest vermeende dat de hem toegekende vergoeding niet overeenkomstig de billijkheid berekend was, iets wat later door den minister bevestigd werd.
Hij stelt een rekwest in handen van den Kolonel, doch hem wordt met verwijzing naar de circulaire en de zinsnede ‘Belooningen, vergoedingen en gunsten’ in overweging gegeven geen verzoek deswege aan den minister te richten.
Wettelijke vergoedingen worden dus mede onder gunsten gerekend.
3de Voorbeeld.
Een officier die met zes dagen verlof vertrekt ontvangt de vreemde order zich niet naar stad X of eenige plaats in de onmiddelijke nabijheid dier stad te mogen begeven.
De Officier wenscht bekend te worden gemaakt op welk reglement of ministrieele beschikking dusdanig bevel gegrond is.
Hij levert alzoo bij den Kolonel van zijn Regement een protest in tegen dat bevel.
Eenige weken later wordt hem bekend gemaakt ZHEdGestrengen dit protest zeer ongepast vond, zonder de minste aanwijzing waarop het bevel beruste.
Het is alzoo eene gunst te mogen weten op welk reglement of ministrieele beschikking een bevel gegrond is.
Het is zelfs zeer ongepast dat te willen weten.
Ook is het eene gunst de Officier met verlof zich naar deze of gene plaats begeven mag.
Daar in het eerste en derde voorbeeld de minister de eerste lastgevende persoon was zoo kan hier geen sprake van willekeur zijn; het tegenovergesteld geval zoude toch al te vermakelijk, neen diep bedroevend zijn.
Wij zijn dus hier op het terrein van geest en letter der circulaire. Wij ontwaren wat die Excellentie en HoogEdelGestrengen heer onder gunsten verstaan.
UHoogEd. Gestrengen zeide: het de plicht van het bestuur is de redenen tot pruttelen uit den weg te ruimen en vooral ze niet in het leven te roepen. Doch pruttelen heeft alleen recht van bestaan waar willekeur heerscht, terwijl niets een leger sterker ondermijnt dan willekeur.
U hebt hierover gezwegen; ik vermoed wijl U, in herinnering van het uitoefenen van uw eigen gezag, willekeur als onbestaanbaar acht in de chefs aan wie Regementen of Detachementen worden toevertrouwd. Door echter niet hierop te wijzen hebt U eene der kankers van ons leger onaangewezen gelaten.