Suum cuique.
De redactie van De Tijdspiegel
heeft niet zonder eenige bevreemding bespeurd, dat men haar verwart met den heer J.P. de Keyser.
Dat is tweemalen gebeurd: eenmaal door een ongenoemde in het Schoolblad, een andermaal in het geachte Weekblad voor het Lager, Middelbaar en Gymnasiaal Onderwijs, door den WelEerwaardigen Z. Gel. Heer J. van Vloten, Theol. Doct. te Bloemendaal.
Dit wekt rechtmatige bevreemding, omdat De Tijdspiegel nooit hare redactie genoemd heeft, en het tot de goede manieren der pers behoort, de anonymiteit te eerbiedigen en de Redactie van Dagblad of Maandschrift te beschouwen als eene persona moralis, zonder onderzoek te doen naar de personen, welke die Redactie uitmaken.
Het doet ons leed, dat de WelEerwaardige Heer Van Vloten ook van deze goede manier is afgeweken. Wie, als de WelEerwaardige Heer Van Vloten, het wèl meent met de opvoeding der Nederlandsche pers, moest veeleer de hand houden aan de fictie, waarbij Het Handelsblad, Het Vaderland, De Arnhemsche Courant, De Gids, De Vaderlandsche Letteroefeningen, De Tijdspiegel als personae morales worden beschouwd en behandeld.
Wijkt men van deze goede gewoonte af, men stelt den weg open voor banale persoonlijke aanvallen, die daarenboven hoogst onbillijk kunnen worden.
Zoo in dit geval.
De Heer De Keyser staat in nauwe betrekking tot De Tijdspiegel, reeds gedurende vele jaren: daarvan is door hem noch door ons immer een geheim gemaakt; maar het gaat niet aan, den Heer De Keyser daarom verantwoordelijk te stellen voor geheel den inhoud van De Tijdspiegel en als zijne persoonlijke meening te beschouwen allerlei beweringen, uitspraken, dwalingen ook van een aantal medewerkers.
Wij gevoelen ons dus gedrongen tot de verklaring:
1o. dat de Heer De Keyser alleen de verantwoordelijkheid van die stukken kan dragen, welke met zijn naam onderteekend zijn;
2o. dat zelfs de loopende jaargang stukken over het Middelbaar onderwijs, met name dat van Meisjes, bevat, waaraan de Heer De Keyser even vreemd is als de WelEerwaardige Heer J. van Vloten;
3o. dat voor de Algemeene strekking van De Tijdspiegel en inzonderheid voor de naamlooze stukken de Redactie zich verantwoordelijk stelt;
4o. dat De Tijdspiegel van geenerlei geschrijf nota zal nemen, waarbij de inhoud van bovenstaande verklaring uit het oog verloren is.