De Tijdspiegel. Jaargang 33
(1876)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De– Auteursrechtvrij
[pagina 224]
| |
Geschiedenis van den dag.
| |
[pagina 225]
| |
kwam de nationale beweging tot een uitbarsting, vóor zij genoegzaam was gerijpt en krachtig genoeg geworden om haar recht af te dwingen in den strijd des levens; tegen de Turken niet opgewassen, kwamen de Christelijke Mogendheden en namen het jongske, dat nauw loopen kon, onder de armen, zetten 't op de been en beschermden 't tegen verdere aanvallen. Indien men nu nog maar in het oog gehouden had, dat het einddoel moest wezen het jongske op te voeden tot een man, zóo sterk, dat hij straks zich zelf kon beschermen en zijn positie handhaven in zijn omgeving; d.w.z. indien men maar bedacht had, dat tusschen Turkije en Oostenrijk één rijk moest worden gevormd, want alleen een zoodanig kon levensvatbaarheid bezitten, door zijn geographische ligging en zijn inwendige inrichting. In geen enkel opzicht geschiedde dit echter. Een eerste vereischte was de vorming van één Staat onder één dynastie; was deze staat aanvankelijk niet groot, hij kon met de ontwikkeling van de Zuid-Slavische nationaliteit toenemen. Dat dit niet gebeurde moet niet zoozeer worden toegeschreven aan onkunde, als wel aan het bange egoïsme, aan de kleinheid, die de Christelijke staatkunde eigen is; Engeland was geheel vuur van bewondering voor de Grieksche nationaliteit, maar nog angstiger voor een Griekschen Staat, die het bestaan van Turkije zou kunnen bedreigen, aan welk rijk men het veiligst de sleutels van de Dardanellen meende te kunnen toevertrouwen. Na verloop van eenige jaren had men niet één, maar vier Slavische staatjes; naast Griekenland zag men Montenegro, Servië en de beide Vorstendommen Moldavië en Walachije, later vereenigd onder den naam van Rumenië. Aan deze zonderlinge statenvorming nam ook Oostenrijk ijverig deel, dat nog meer direct belang meende te hebben bij zulk een dwaze inrichting en alleen de vorming van duodecimo rijkjes durfde toestaan. De inwendige inrichting van die staatjes was even zonderling als hun uitwendige. Turksche onderdrukking in verband met andere omstandigheden was oorzaak dat de Zuid-Slaven op een zeer lagen trap van ontwikkeling bleven staan; men denke b.v. aan een beschaving zooals die in de Middeleeuwen in West-Europa gevonden werd. Nu is er wel niets ongelukkigers denkbaar dan dat zulke onbeschaafde landen zich, wat politieke inrichting betreft, de meest ontwikkelde rijken tot voorbeeld moeten nemen en zich op denzelfden voet willen inrichten. Het gevolg hiervan is, dat de vormen worden nageaapt en men de gebreken van de beschaving verkrijgt zonder hare deugden. Dit werd nog in de hand gewerkt door de gewoonte om de Slavische jongelieden uit de hoogere standen hun opvoeding te laten geven te Parijs, waar zij met een vernis van beschaving overtogen werden en terugkeerden met een hoofd vol ‘vrijheid, gelijkheid en broederschap’ en de ware republikeinsche denkbeelden. Natuurlijk moeten die staatjes nu een regeeringsvorm verkrijgen, vrijzinniger dan eenig rijk ter wereld; een Ko- | |
[pagina 226]
| |
ning of Vorst zou daarbij worden geduld, maar meer voor den bluf dan wel dat men eenige macht aan hem wilde toekennen. En het geschiedde alzoo, maar de gevolgen bleven niet uit; een strenge regeeringsvorm, voor 't minst monarchaal, had orde kunnen scheppen en opvoeden voor de vrijheid, want daarover zal wel geen verschil van gevoelen bestaan, dat de constitutioneele regeeringsvorm alleen de vrucht kan zijn van langdurige ervaring en jaren- of eeuwenlange politieke oefening; het vergeten van deze natuurwet gaf aanleiding tot die grenzenlooze verwarring, waardoor de Slavische staatjes op Turksch grondgebied zich allermeest onderscheiden. Indien wij Montenegro uitzonderen, dat eigenlijk meer een rooversnest is dan een Staat, heeft in geen enkel land een dynastie zich kunnen vestigen; Griekenland heeft zijn tweeden Koning, die vroeg in 't voorjaar op reis ging en tot heden weinig lust toont naar zijn onderdanen terug te keeren; Vorst Milan wordt telkens bedreigd door een samenzwering en alles wat wij van de moderne Servische vorstelijke families weten, is niet geschikt om 't den Serven ten kwade te duiden, dat zij wel verre van eerbied te hebben voor hun vorsten hen integendeel beschouwèn als hun speelballen. Vorst Karel heeft te Bucharest reeds meermalen op sprong gestaan om heen te gaan; hij kan het met zijn vorstelijke waardigheid alleen uithouden, wanneer hij van tijd tot tijd naar zijn prachtig kasteel in het eenzaam gebergte zijn Rumeenen ontvlucht. De zoogenaamde politieke partijen scharrelen intusschen door elkaar, dat het een aard heeft en de Ministeries rekenen hun bestaan bij maanden of bij weken. Voor de wezenlijke ontwikkeling des lands kan op die wijze weinig worden gedaan; men bekommert zich daar dan ook weinig om; het hoofddoel is politiek te spelen. Indien de Christelijke Mogendheden die staatjes op de been geholpen hebben, hadden zij ook zoo wijs moeten zijn een inrichting te geven, die beantwoordde aan den bestaanden toestand, maar daaraan is niet gedacht en de groote liberale pers heeft haar best gedaan om wonderen te voorspellen van de modelinrichting van deze Europeesche troetelstaatjes; zij heeft er eer van, dat leert de ervaring! Maar werpen we niet alle schuld op de Europeesche diplomatie; 't is de vraag of het veel beter zou zijn geweest, indien zij meer verstandig en minder egoïstisch had gehandeld, want de bezwaren, in den aard der bevolking zelf gelegen, zijn groot; men kan die diplomatie echter in elk geval verwijten, dat zij geen rekening heeft gehouden met de werkelijkheid en derhalve geen recht heeft iets anders te verwachten dan den tegenwoordigen warboel, die haar voortdurend zorg verwekte. Wij hebben reeds vroeger twijfel geopperd aangaande den aanleg van de Zuid-Slaven; het vraagstuk of zij het vermogen bezitten een geregelden Staat te vormen en politieke rijpheid kunnen verkrijgen, is moeilijk uit te maken; 't zijn quaesties, waarover veel woorden zoek | |
[pagina 227]
| |
gemaakt kunnen worden, maar die eigenlijk alleen door de ondervinding kunnen worden opgelost. Dat er volken bestaan, welke den aanleg missen om ooit zelfstandig op te treden, is een waarheid, die niet in twijfel kan worden getrokken. Gelijkheid bestaat onder de volken evenmin als onder de individuen en de leer der natuurrechten bezwijkt op een jammerlijke wijze voor het feit der bevoorrechte rassen. Het verschil in bloedmenging en daarom ook in aard en karakter der Zuid-Slaven is groot; wij hebben vroeger reeds in bijzonderheden daarop gewezen. Toch is gelijkheid geen vereischte om één rijk te vormen. Het onderscheid tusschen de bevolking van Noord- en Zuid-Frankrijk is wellicht grooter geweest dan dat tusschen Rumenen en Bulgaren, of om dichter bij huis te blijven, welk een verschil bestaat er niet tusschen Hollanders, Zeeuwen en Friezen, Groningers, naast Gelderschen en Noordbrabanders? En toch hindert dit verschil volstrekt niet voor een gemeenschappelijk staatsleven; wij zijn ons meer bewust van hetgeen ons vereenigt, dan van 'tgeen ons scheidt: een gemeenschappelijke taal en een zeker aantal gemeene karaktertrekken; welke veranderingen wij ook mogen wenschen, wij verlangen geen afzonderlijk bestaan. In vroeger eeuwen was er wel meer naijver tusschen de verschillende provincies, maar niet in dien zin als dit het geval is bij de Zuid-Slaven in Turkije. Dezen zijn zich meer bewust van hetgeen hen scheidt dan wel van 'tgeen hen vereenigt; of wellicht is ook dit onjuist en doen wij verkeerd aan hun bewustzijn veel waarde te hechten, omdat zij zich weinig bewust zijn; er bestaat tusschen hen een platte rivaliteit, ten gevolge waarvan zij ieder voor zich aan het hoofd willen staan van het te stichten groote Zuid-Slavische rijk; vandaar dat wangunst en wantrouwen elke nauwere vereeniging onmogelijk maken en men geen vinger verroert zonder het vooruitzicht van eigen voordeel; het is het geloof aan de gemeenschappelijke verdeeling van den buit, - Bosnië en Herzegowina, - die Servië en Montenegro heeft vereenigd, terwijl Grieken, Bulgaren en Rumenen, hoe woelwaterig anders, geen vin bewogen hebben om de strijdende ‘geloofsgenooten’ te hulp te komen. Men kan, indien men optimistisch wil wezen, in deze karaktertrekken het eerste begin van een nationale ontwikkeling zien, maar hoe dit zij, men zal 't daarover wel eens zijn, dat met dit bestaande, met deze werkelijkheid rekening moet worden gehouden door hem, die zich aan het hoofd stelt om nationale plannen te ontwerpen. En dat dit door de Serven niet is geschied, is buiten kijf; wel klaagde de Servische Minister Ristic, dat de Grieken en Bulgaren en Rumenen hem tegen hun beloften in den steek hebben gelaten, maar daarmee komt men niet verder; de Bulgaren klagen van hun kant, dat de Serven hun plicht verzuimd hebben, toen zij de vaan van den opstand ontrolden en door de Turken werden uitgeplunderd en vermoord. De heer Ristic is het bewijs schuldig gebleven, dat de beweging, die van Servië uit- | |
[pagina 228]
| |
ging, was een behoorlijk overlegd plan, waarin al de Zuid-Slaven waren betrokken, en zoo dit met enkelen al het geval was, dan is dit geschied op veel te lossen voet om voor het werk van ernstige mannen te worden gehoudenGa naar voetnoot(*). Het geheel maakt veeleer den indruk, dat de Serven zich door de panslavistische heethoofden uit Rusland hebben laten opwarmen, en op het lokaas van Bosnië zich hals over kop in den oorlog gestort, zonder begrip te hebben van 'tgeen hieraan verbonden was. Een volk, dat zoo handelt als de Serven in dezen oorlog, verdient noch vrijheid noch zelfstandigheid, en wanneer het al door hulp van buiten een van beiden verkrijgt, moet het uit den aard der zaak weder verloren gaan, omdat er geen handen zijn om het kleinood te bewaren. De natuur heeft zich waarschijnlijk vergist met hen een sterk lichaam te verleenen, want wanneer de Turksche troepen in 't gezicht waren, rilden de groote Serven van angst en kozen zoo spoedig mogelijk het hazenpad, wanneer zij niet door sabelhouwen of zweepslagen tegen den vijand in gedreven werden. Uit al die verschijnselen blijkt, dat wij niet te doen hebben met een ernstige beweging maar met een kunstig opgezet spel. Zoodra de oorlog was verklaard, begon de aanvoer van Russische soldaten, van Russisch geld; in uniform gekleed trokken de Russen door Oostenrijk of door Rumenië, met verkrachting van het volkenrecht, in strijd nog meer met het Keizersvredeverbond. Men heeft beweerd, dat die toevloed van Russen naar Servië door de Russische Regeering niet kon worden verhinderd, omdat dit uitging van een machtige partij, die door de Regeering ontzien moest worden; ja, men ging van bevriende zijde zelfs zoover, dat men de hulp, op die wijze verleend aan de Serven, beschouwde als een veiligheidsklep, die de Russische Regeering lucht moest geven. Drogreden natuurlijk; in een nog steeds zoo absolutistisch bestuurd rijk als Rusland heeft men geen veiligheidskleppen noodig; men heeft althans nooit getoond er behoefte aan te hebben. Het vertrek van enkele individu's kan zelfs door een Regeering als de Russische, waar zulk een strenge grensbewaking plaats heeft, niet verhinderd worden, maar in elk geval behoefde zij geen verloven te verleenen aan soldaten; door dit te doen werkte zij officieel mede om de Serven tegen de Turken te ondersteunen. Welke taal zou de Russische Minister van Buitenlandsche Zaken gevoerd hebben, wanneer de Fransche of Engelsche Regeering tijdens den Poolschen opstand verlof had gegeven aan haar soldaten en dezen met hun uniformen zich bij de opstandelingen hadden gevoegd? Of geldt die vergelijking niet, omdat het hier de strijd is tegen de | |
[pagina 229]
| |
‘ongeloovigen’, tegen de Mohammedanen? Christelijk wellicht, maar ook menschelijk? Trouwens al was de Russische Regeering op deze wijze niet op heeter daad betrapt, dan kan het naspeuren van de gangen der Russische diplomatie spoedig het bewijs leveren, dat Servië slechts een pion is, die in het Russische schaakspel is uitgezet. Rusland heeft in het heele diplomatieke verloop van den strijd, van het Andrassy-ontwerp af, geen enkel bewijs gegeven, dat het werkelijk te doen was om den vrede met Turkije, wel om Turkije zooveel mogelijk kwaad te doen, voorzoover dit mogelijk was zonder zich aan een Europeeschen oorlog te wagen. Het verwonderlijkste is daarbij dat Oostenrijk steeds hand aan hand met die slinksche politiek, in strijd met zijn wezenlijke of vermeende belangen zich laat meeslepen. Het opstellen van het zoogenaamde ‘Berlijnsche memorandum’ door Gortchakoff, met de daarin opgenomen kwetsende bedreiging tegen Turkije, was, zoo men wil, een meesterlijke diplomatieke zet, die alleen geen uitwerking had, omdat hij door de Engelsche Regeering werd doorzien en door de omwenteling te Konstantinopel tijdelijk van uitwerking beroofd. Toen de Turksche Regeering een wapenschorsing verleende, omdat een wapenstilstand van eenigen duur in haar nadeel was, indien niet tevens over de vredesvoorwaarden werd beslist, was het Rusland, dat een langdurigen wapenstilstand als ultimatum wilde stellen; toen Turkije later een zeer langen wapenstilstand aanbood, met duidelijk uiteengezette redenen, was het Rusland, dat den wapenstilstand te lang vond. Van het plan tot bezetting van de Turksche provincies, in gemeenschap met Oostenrijk, spreken wij alleen onder voorbehoud, omdat het niet geheel zeker is, dat zulk een voorstel de zending was van generaal Sumarokoff naar Weenen; minder twijfelachtig is het voorstel om de oorlogsschepen òf der Mogendheden òf van Rusland en Oostenrijk alleen met verbreking van het tractaat van Parijs de Dardanellen te laten instevenen en door een demonstratie voor de Turksche hoofdstad pressie uit te oefenen op den Sultan; dit voorstel krijgt in verband met den zeer opgewonden toestand, waarin de Muzelmansche bevolking verkeert, al den schijn van een poging om een ontploffing te bewerken en het heelen van de breuk onmogelijk te maken. Is er meer noodig om het bewijs te leveren, dat de Servische oorlog niet is wat hij schijnt, dat men hier niet te doen heeft met de moeilijk te weerhouden uitbarsting van een nationale beweging, die als zoodanig recht heeft van bestaan, maar met een Russische intrige, ingegeven door de oude welbekende traditioneele politiek van Rusland, die streeft naar het bezit van het Balkan-schiereiland, van Konstantinopel, den sleutel van het Czarenrijk? De Servische of Zuid-slavische beweging was niet krachtig, niet rijp genoeg om uit zich zelf op die wijze te voorschijn te treden, en zij zou in elk geval reeds lang zijn gedempt, indien Russische hulp haar niet omhoog had gehouden. | |
[pagina 230]
| |
Dat Rusland het oog houdt op Konstantinopel en het bezit van deze plaats alleen beschouwt als een quaestie van tijd, zal niemand vreemd vinden, die van de geschiedenis iets afweet; het bezit van Konstantinopel door de Russen is in elk geval veel natuurlijker dan de willekeurige verovering van Gibraltar en Malta door de Engelschen. Rusland kan de Turksche hoofdstad niet laten in de macht van een even sterke of sterkere macht en bepaling van den Krimvrede om zelfs de zeemacht van Rusland in de Zwarte Zee te beperken, - een bepaling, die in '71, zooals men weet, eenvoudig bij een diplomatieke nota werd opgezegd door den Russischen Rijkskanselier - is zeker een der onzinnigste dingen, die de diplomatie ooit heeft uitgedacht. Maar iets anders is 't voor die staatkunde eerlijk uit te komen en middelen te beramen, waardoor aan een op den duur onhoudbaren toestand een einde kan worden gemaakt, dan te handelen zooals Rusland: het doel te willen bereiken door list en intrige en de opoffering van duizenden, die bij de bereiking van dat doel door Rusland op zich zelf geen belang hebben. De Zuid-Slaven worden door Rusland gebruikt, tot opstand verleid, half geholpen, zoodat zij in den strijd tegen de Turken het onderspit moeten delven; verzwakking van het Ottomanische rijk is het doel, dat wordt beoogd en bereikt, maar ten koste van de verarming en verwildering van de op zich zelf reeds zoo arme en onbeschaafde Zuid-Slaven. Er is wellicht nooit een politiek geweest, die zoo weinig humaan was, d.i. zoo weinig rekening hield met het menschenleven als de Russische; de oprichting van het Bulgaarsche Exarchaat, d.i. van de zelfstandigheid van de Bulgaarsch-Russische kerk, eenige jaren geleden, was het werk van Rusland; toen werden de zaden gestrooid voor den Bulgaarschen opstand, en toen dat zaad niet spoedig genoeg ontkiemde, volgde nog een opzettelijke opruiing van de Bulgaren, die in den ongelijken strijd tegen de Turken spoedig moesten bukken en op de wreedste wijze door de Turksche vrijscharen werden uitgemoord en uitgeplunderd. De diplomatieke interventie van Rusland en de andere Mogendheden is achteraan gekomen, toen de gruwelen waren gepleegd, die voor rekening komen, niet van de ruwe Turksche soldaten, - van hen kon men niet anders verwachten - maar van de aanstokers, de Russen; het is buitendien bekend, dat de Bulgaren uit hun aard veel te weinig mannen van initiatief zijn om zulk een opstand te ondernemen uit eigen beweging. Met Servië heeft men hetzelfde geval; de oorlog zou nooit zijn verklaard, indien Servië niet de toezegging had ontvangen van Russische ondersteuning en eventueel de belofte van handhaving van het status quo ante bellum, indien de oorlog een ongunstige wending mocht nemen. De hulp, die Servië echter officieus genoten heeft, was niet genoegzaam een enkele overwinning te bezorgen; het land is verwoest en verwilderd, duizenden huisvaders zijn gedood en jarenlang zal het landje zuchten onder de gevolgen van den oorlog, ook indien geen enkele van de vredesvoorwaarden, door de Porte gesteld, ook niet het betalen van | |
[pagina 231]
| |
een oorlogsvergoeding, wordt vervuld. Het eenige wat de Serven tot heden bereikt hebben, is dat hun land opgevuld is met Russen, die ruw en woest als zij zijn, zich gedragen als heer en meester en de zich ergerende Serven beschouwen en behandelen als hun minderen. En terwijl Rusland het diplomatieke spel voortzet met dat overleg en die voorzichtigheid, waardoor het zich steeds onderscheidde, terwijl naar veler verzekering door Rusland zelfs niet aan een oorlog met Turkije ter wille van de Serven of andere Christenen op het Balkan-schiereiland wordt gedacht, wordt het rampzalige land steeds door den geesel des oorlogs gestriemd, zoodat het nauw de kracht meer heeft zijn leugenoverwinningen en zijn grootspraak te verzinnen. Dat men te Petersburg zich veel om de gevolgen van den oorlog voor de arme Zuid-Slaven zal bekommeren, is niet waarschijnlijk; in de officieele beschrijving zal men de schuld op de Turken werpen en groote woorden bezigen over de woestheid van de Aziatische horde, die over den Bosporus teruggejaagd zou moeten worden om het Christelijk Europa niet langer te verontreinigen en te schandvlekkenGa naar voetnoot(*). Toch moeten wij 't nog prijzen; 't kon erger zijn. Bij de Mohammedanen is sinds geruimen tijd een godsdienstige opgewondenheid waargenomen, die meermalen voor een uitbarsting deed vreezen; vooral wanneer men in aanmerking neemt, dat millioenen Mohammedanen in Indië door betrekkelijk weinig Christenen worden overheerschten de eersten weinig reden hebben den naam van Christen te zegenen, kan die uitbarsting waarschijnlijk niet voorkomen worden; zij zal vreeselijk zijn, omdat het fanatisme uit zijn aard wreed maakt en de Mohammedaansche bevolking ruw en onontwikkeld is, wat de meerderheid betreft. Tengevolge van de onredelijke eischen, door de Mogendheden telkens aan den Sultan gesteld, is dat fanatisme onder de Turken in Europa zeer toegenomen en een algemeene christenmoord wordt door hen, die op de hoogte zijn om over den toestand te oordeelen, als niet zoo heel onwaarschijnlijk geacht, wanneer het op deze wijze voortgaat. Men vrage zich af, welken indruk 't moet maken, dat in Christelijke meetings in Engeland het voorstel wordt gedaan, die wilde Aziatische horde naar Azië terug te drijven, waar zij t'huis hoort en niet in het Christelijk Europa! Zeker is 't dat een algemeene christenmoord in Turkije tot de zeer waarschijnlijke en zeer menschelijke zaken moet | |
[pagina 232]
| |
worden gerekend en wanneer die plaats heeft, moet een onpartijdig onderzoeker de schuld daarvan werpen op de politiek der Christelijke Mogendheden, en inzonderheid op de handelwijze van Rusland ten opzichte van Turkije. En als die moord heeft plaats gehad, zal de diplomatieke interventie volgen, een of andere demonstratie of een plechtige terechtstelling van eenige betrekkelijk schuldigen met vlaggensaluut en dergelijke fraaiigheden. Meermalen is de opmerking gemaakt, dat onze tegenwoordige vrede met de reusachtige staande legers, erger is dan ettelijke oorlogen, en daarbij niet het groote voordeel heeft, dat oorlogen geven. Men had zich echter na den Fransch-Duitschen oorlog leeren troosten met de verzekering van den grooten Von Moltke, dat de vrede van Europa alleen dan verzekerd was, wanneer in het hart van dit werelddeel een rijk was gevestigd, sterk genoeg om den vrede af te dwingen door het zwaard in de weegschaal te werpen; vooral was dit het geval, toen door bemiddeling van den Duitschen Rijkskanselier een verzoening tot stand kwam tusschen Rusland en Oostenrijk en bij herhaalde Keizers- en Ministersbijeenkomsten het zoogenaamde Keizersvredeverbond werd gevestigd, dat zich zoo ernstig voordeed, dat de herinnering aan het potsierlijke: l'Empire c'est la paix uit het geheugen raakte; ook toen de Oostersche verwarring een aanvang nam, mocht men zich vleien met een schikking, daar de vrede ongeveer halverwege Oostenrijk en Rusland lag. Sedert Gortchakoff echter van Andrassy het werk overnam bij het opstellen van het Berlijnsche memorandum, volgt Rusland ten opzichte van de Oostersche zaken een staatkunde, waarbij van de Oostenrijksche belangen nauw notitie genomen wordt; in weerwil van de wederzijds aangenomen neutraliteit in den Servisch-Turkschen oorlog, worden, het vredeverbond ten spot, de Russische verlofsoldaten over Oostenrijk naar Servië gezonden. De vredesvoorwaarden worden door invloed van Rusland zoo gesteld, dat men feitelijk den oorlog wil met Turkije, en niet den vrede. Wanneer de Turken de nederlaag hadden geleden, en tot voor de poorten van Konstantinopel waren teruggeslagen, konden de vredesvoorwaarden niet nadeeliger zijn; voor Servië wordt het status quo ante bellum gehandhaafd, en zelfs de betaling van een over ettelijke jaren verdeelde schadevergoeding wordt geweigerd, terwijl voor Montenegro aan een uitbreiding van grondgebied wordt gedacht, ter belooning voor den onrechtvaardig aangeganen oorlog; voor de Bosnische en Bulgaarsche opstandelingen wordt de meest uitgebreide autonomie geeischt. Om de vernedering voor den armen Sultan nog grievender te maken, zou hij in een afzonderlijk protocol uitdrukkelijk voor de zoogenaamde hervormingen zich onder voogdij stellen van de Christelijke Mogendheden. Met volle recht verklaarde de Sultan, dat zulk een voorwaarde geheel in strijd was met de erkenning harer integriteit, en het gevolg van het beloonen der opstandelingen zou zijn, dat straks de andere Christenen zich op dezelfde | |
[pagina 233]
| |
wijze zouden willen afscheiden. Indien men dus nog geen oorlog heeft, - een algemeenen oorlog, want de Oostersche quaestie zal nooit worden opgelost zonder dat behalve Rusland ook Oostenrijk en Engeland in den strijd worden betrokken, - dan ligt het niet aan Rusland, en indien de oorlog niet volgt, heeft men al de nadeelen, die voortvloeiden uit den voortdurend onzekeren toestand, die verlammend werkt. De Turken moeten onder deze omstandigheden wel weinig lust hebben om de Christenen hun beschaving te benijden, een beschaving die gepaard gaat met zulk verfijnd bedrog, met zulke leugenachtige phrasen, met zulk een onkiesch gebruik maken van de overmacht tegenover een zwakkere Mogendheid. ‘Veel honden is den haas zijn dood’, zal menige ‘ongeloovige’ wellicht dezer dagen hebben gedacht en hij is verstandig genoeg om hierbij in de eerste plaats aan Rusland te denken. Voor de nadere kennismaking met de bijzonderheden van de Servische nederlagen, van de Servische koningsproclamatie, van den ongelukkigen vorst Milan, die door den Russischen Tschernajeff wordt gedrild, van de wapenschorsing en den wapenstilstand, van den diplomatieken veldtocht en de vredesvoorwaarden, verwijzen wij wat de feiten betreft naar de ‘Kroniek’, waaruit blijkt, dat de Turksche staatslieden wat slimheid betreft, geen slecht figuur maken tegenover de Christelijke Ministers; zonder uitdrukkelijk de gestelde voorwaarden te verwerpen, wisten zij dezen steeds van haar kracht te berooven door veel meer te bieden dan gevraagd werd. Wil men de Oostersche zaken onpartijdig beoordeelen, dan zal men moeten erkennen, dat het aan de Turksche Regeering tot heden gelukt is de Zuid-Slaven op een wijze te besturen, die, wanneer men den aard dezer volken nagaat, niet zonder verdienste is; de Zuid-Slaven genoten eene mate van vrijheid, die onder den Russischen schepter zeker minder groot zou zijn, terwijl wat godsdienstige verdraagzaamheid betreft de Russische Regeering zeker bij de Turksche menig lesje kan nemen. Kwamen de Zuid-Slaven werkelijk onder Russisch bestuur, dan is het hoogstwaarschijnlijk, dat zij zich over niet langen tijd bitter zouden beklagen en evenals de Israëlieten zaliger terug verlangen naar de vleeschpotten van Egypte. In de laatste jaren hebben bij den berooiden toestand van de Turksche schatkist op financieel gebied zeker veel onregelmatigheden plaats gehad, maar niet minder waar is 't, dat er politiek in 't spel geweest is bij de overdrijving van de Turksche afpersingen. Een bestuur als dat van de Turken is overal zoowat vrij wel hetzelfde, en vanwaar dan het verschijnsel, dat de Bosniërs en Bulgaren schreeuwen alsof zij gevild worden, terwijl de nog talrijkere Grieksche bevolking in de andere Turksche provincies zich stilhoudt? Wordt deze tegenstrijdigheid niet geheel opgehelderd, wanneer men het spoor volgt van de Russische agenten? - Het Turksche bestuur was zelfs goed vóór de invoering van de moderne hervormingen onder Sultan Mahmoud II in 1826; vóór dien tijd hoorde men zelden van chris- | |
[pagina 234]
| |
tenklachten; al de provincies genoten toen een groote mate van zelfstandigheid en eerst met de invoering van het centralisatie-stelsel, dat niet vóór 1850 in Bosnië geheel kon worden ten uitvoer gelegd, begon de ontevredenheid, die de grondslag werd, waarop de Russische volksverleiders voortbouwden. Wanneer de Porte nu terugkeert tot het oude stelsel en aan de provincies teruggeeft, wat zij vroeger bezaten, zal de rust er zonder twijfel wederkeeren, wanneer namelijk tevens de Russische agenten streng worden geweerd. Zulk een staatkunde wordt zeker meer door het gezond verstand aanbevolen dan het invoeren van een soort van liberale constitutie, waarvoor het Christelijk volk niet rijp is, en die geheel met den aard van de Muzelmansche bevolking strijdt; het vertegenwoordigend stelsel kan slechts tengevolge hebben, dat de wrijving tusschen de godsdiensten en nationaliteiten toeneemt en de afscheiding zoo groot wordt, dat een samenvoeging onder welken vorm ook, onmogelijk wordt. Of de Zuid-Slaven ooit één of meer zelfstandige rijken kunnen vormen, dan of zij òf onder Turksch òf onder Russisch of Oostenrijksch bestuur moeten blijven, hangt in de eerste plaats van hen zelf af; tot heden kon het advies niet gunstig luiden en ook over de ontijdige scheppingen, die de Europeesche diplomatie heeft in het leven geroepen, moet men nog altijd de schouders ophalen. Wat den ‘sleutel betreft van het Russische huis’, niemand zal Rusland willen verhinderen, dat het vrij wil zijn en zich noch door Turkije, noch door eenige andere Mogendheid laten opsluiten in de Zwarte Zee. Maar is 't, om dat te verhinderen, noodig, dat de Turken als vee naar Azië worden teruggedreven of de ‘zieke man’ door Zuid-Slavische vliegen, gewapend met Russisch vergift, wordt dood gemarteld? Wanneer de groote botsing moet komen tusschen Rusland en de Turken, dan zal of een coalitie-oorlog volgen, die evenals in '53 Rusland terugdringt en den bestaanden toestand bestendigt, òf het Balkan- schiereiland zal een woestenij worden, en in Azië zal men den terugslag gevoelen van dezen strijd op een wijze, dat de ontzettende gevolgen zich nauw laten overzien. En kan de vrijheid van Rusland niet op andere wijze worden bereikt? Kan de Dardanellen en de Bosporus niet worden verklaard tot neutraal water, of aan Rusland het recht en de macht gegeven om ten allen tijde zich vrije vaart te verzekeren op de Middellandsche zee? of moet Engeland alleen gebieden over deze zee? Een regeling is moeilijk, maar wanneer men een oplossing wil, men beginne met de quaestie zuiver te stellen en wandele niet op slinksche wegen, waarbij tal van personen worden opgeofferd, die met de zaak in geen betrekking staan en die in 't eind zullen blijken misleid te zijn. Men kan de openbare meening in de verschillende landen van Europa niet ten laste leggen, dat zij zich te weinig over de Turksche zaken heeft bekommerd; integendeel, de kranten, die gezegd worden die meening te vertegenwoordigen, hebben zich - er was niet veel anders - ruim en breed ermee bezig gehouden, maar zij waren 't ditmaal | |
[pagina 235]
| |
weinig eens. 't Meeste leven is gemaakt door de Engelsche liberalen, die papier noch long hebben gespaard om in krant, brochure en vergadering gevoelsuitingen ten beste te geven, maar op een wijze die getuigt van jammerlijke oppervlakkigheid. Dat een krant zaken tracht te maken door roerende verhalen te leveren van gruwelen, door Turken op Bulgaren gepleegd, laat zich hooren, omdat het doel hier in de eerste plaats is sensatie maken, maar dat mannen als Gladstone en Bright zich leenen om zulk een agitatie mede in de hand te werken, kan alleen verklaard worden door aan te nemen, dat hun zenuwen in de war zijn. Vooreerst is naderhand gebleken uit het voortreffelijke rapport van den heer Baring, dat die verhalen overdreven waren, maar vooral moest hier in het oog gehouden zijn, dat de schuld voor de gepleegde wreedheden allereerst valt op hen, die het volk tot opstand hebben aangespoord, en derhalve niet op de Turken; wanneer volksstammen, die zoo ruw, zoo weinig ontwikkeld zijn als de Zuid-Slaven en de Turken, die buitendien door godsdienstig geloof zijn gescheiden, zoodat elke oorlog het karakter verkrijgt van een godsdienstkrijg, tegen elkander ophitst, zijn wreedheden het meest natuurlijk gevolg en het is kinderachtig daarover misbaar te maken, tenzij men den aanstoker beschuldigt; de ervaring leert dat alle oorlogjes en opstandjes op het Balkanschiereiland hetzelfde karakter hebben. De Turken alleen aan te klagen is te onbillijker, omdat de Zuid-Slaven geen haar beter zijn, en het is de vraag, of de verwoestingen en wreedheden van de Slaven tegen de Turken niet veel grooter zouden zijn geweest, indien de Slaven de overwinning hadden behaald. Wat voor zin geeft het dat de Engelschen wraak roepen, wanneer een Turk een Christelijke vrouw mishandelt, maar geen mond openen, wanneer de Christelijke Montenegrijnen een ‘ongeloovigen’ Turk neus en ooren afsnijden? Zulk een manier van beschouwen hoort thuis bij oudwijfsche koffiepraatjes. En toch hebben die praatjes in Engeland en ook elders in sommige kringen een onbegrijpelijken opgang gemaakt; daarvan is een wapen gesmeed tegen de verstandige, d.w.z. echt Engelsche traditioneele politiek der Regeering. Door zulke liberale manoeuvres echter wordt het conservatieve Kabinet eer versterkt dan verzwakt. Vreemd is het dat de Engelsche Regeering zich door de agitatie inzoover liet meeslepen, dat zij bij den Sultan voorstellen ondersteunde, die weinig beter waren dan het Berlijnsche memorandum, waarvan de goedkeuring vroeger was geweigerd. Het voorstel van Rusland om gezamenlijk met Oostenrijk de Turksche provincies te bezetten of de oorlogschepen de Dardanellen te laten passeeren om voor de Turksche hoofdstad post te vatten heeft eerst een omkeer gebracht in de Engelsche openbare meening; het oude instinkt van Albion kwam boven, het wantrouwen tegen Rusland ontwaakte en feitelijk erkende men, dat men te ver was gegaan en de zaken te eenzijdig waren beoordeeld. Gladstone, wellicht ten gevolge van zijn hooge jaren en | |
[pagina 236]
| |
zijn bijzondere deelneming in kerkelijke quaesties, was een van de weinigen, die voortging koorn te malen op den Russischen molen. Gematigder en bedachtzamer trad de Fransche pers op; de artikelen b.v. door de Journal des Débats over de Turksche zaken geleverd getuigden van een juist inzicht en een onpartijdig oordeel, dat te meer op prijs moet worden gesteld, omdat het eigenbelang kon ingegeven hebben zich ten opzichte van Rusland verdienstelijk te maken en de oude Fransche staatkunde vaarwel te zeggen door een bondgenoot te winnen voor den eventueelen revanche-oorlog; men is voor deze verleiding niet bezweken en heeft waakzaamheid ten opzichte van de Russische plannen met Turkije tot plicht gesteld. Een poging van Rusland om de Fransche Regeering geheel op haar zijde te krijgen, is dan ook niet gelukt. Het hoofddoel van de Fransche Regeering was een congres te doen houden, waarop wellicht andere dan Turksche zaken ter sprake zouden kunnen komen, en dat meer dan iets dienstig kon zijn om Frankrijk's invloed op den loop der Europeesche politiek opnieuw aan het licht te brengen. Daar de Duitsche Regeering echter juist om dezelfde reden een congres niet wil, heeft dit geen kans verwezenlijkt te zullen worden. Van de staatkunde der Duitsche Regeering is alleen bekend, dat zij steeds, waar zij kon, bemiddelend is opgetreden; de zending van generaal Manteuffel naar Warschau had ten doel den Czaar te bewegen tot geen uiterste stappen over te gaan ten opzichte van Turkije. Van Bismarck is alleen bekend dat hij niet gelooft aan een oorlog tusschen Rusland en Turkije, en wanneer die mocht uitbreken, verzekert men, dat Duitschland op zijn raad dezelfde welwillende rol zal spelen, die Rusland in '70 en '71 volgde ten opzichte van Duitschland. Onverdeeld vindt die politiek geen goedkeuring in Duitschland, waar ook onder de nationaal-liberalen veel anti-Russen gevonden worden. Naast enkele Oostenrijksche en Hongaarsche bladen is de Russische staatkunde nergens zoo heftig aangevallen als in Duitsche nationaal-liberale kranten; deze vormden meestal een tegenhanger van de Engelsche liberale organen. Waarschijnlijk duurt het geschrijf over de dusgenaamde Oostersche quaestie nog geruimen tijd voort, want tot een afdoende regeling zal men ook thans nog wel niet geraken. 17 September '76. Noorman. |
|