| |
| |
| |
Staatkunde en geschiedenis.
Geschiedenis van den dag.
De Oostersche quaestie.
't Was 14 Mei, toen wij 't laatst schreven over de Oostersche quaestie; er is sedert veel gebeurd! De Berlijnsche besluiten waren toen nog slechts in hun algemeene beteekenis bekend. Niemand bevroedde nog Engeland's weigering om aan die besluiten zijn goedkeuring te geven, veel minder dat die weigering gepaard zou gaan met een krachtige wapening. Als tweede verrassing volgde de afzetting van Sultan Abdul-Aziz, zijn dood en na eenige weifeling een geheel andere toestand. Schijnbaar een toevallige samenloop van omstandigheden, staat toch bij nader inzien het een in nauw verband met het ander; het voordeel van den nieuwen toestand is, dat er meer licht is gekomen, wij kunnen een blik slaan in het politieke schaakspel en het algemeene oordeel wordt gezonder, althans op sommige punten. Meer dan anders is het daarom van belang den draad der geschiedenis zoo juist mogelijk te volgen.
Van de Berlijnsche conferentie weten wij alles nog niet precies, maar toch genoeg. De Russische Rijkskanselier Gortchakoff kwam daar met hooge eischen; aan de beraamde Turksche hervormingen moest kracht worden bijgezet, en zoo de Porte niet goedschiks gehoor wilde geven aan de gedane eischen, dan maar kwaadschiks; de opstandelingen hadden gelijk; een wapenstilstand moest worden gesloten voor twee maanden, en indien het door den onwil van een der partijen niet gelukte om in den tusschentijd de bevrediging tot stand te brengen, zou het opstandsgebied b.v. door Oostenrijksche troepen worden bezet.
Dat ging den Oostenrijkschen Minister Andrassy te ver; de pressie op de Turksche Regeering moest worden gematigd en vooral moest men zich niet verbinden tot eenigen maatregel, waardoor men anders dan langs den diplomatieken weg invloed op den loop der zaken in Turkije uitoefende. Wellicht herinnerde de Oostenrijksche Minister
| |
| |
zich intijds, dat in den gemeenschappelijken strijd tegen Denemarken, de mede-bezetting van Sleeswijk zulke treurige gevolgen voor Oostenrijk had. Wanneer de Oostenrijkers eenmaal de grenzen over waren, konden de Russen wel eens als tegenhanger Bulgarije bezetten en te Konstantinopel een wacht noodzakelijk achten. Niet dat dit op de Berlijnsche conferentie werd uitgesproken, maar de ‘entente cordiale’ sluit de openhartigheid niet in, en daar zoo min als elders wordt hard op gedacht.
Toch, al werd er vrij wat afgedaan van de Russische vordering, vooral door de bemiddeling van den Duitschen Rijkskanselier, de nieuwe nota, die werd ontworpen om bij de Turksche Regeering in te dienen, bleef kras genoeg; en dat de vorm niet malsch zou zijn, kon men reeds opmaken uit het feit, dat als maker en eerste voorsteller thans niet Andrassy zou optreden maar Gortchakoff. De hoofdinhoud kwam ongeveer op het volgende neder: De Sultan heeft zich door de aanneming van het hervormingsplan, in de nota van graaf Andrassy vervat, tegenover geheel Europa een verplichting opgelegd en de Mogendheden hebben het recht en de verplichting te zorgen, dat die plannen worden uitgevoerd, waarvan de vrede van Europa afhangt; de Sultan heeft echter nog niets gedaan om zijn beloften te vervullen. Om die reden zijn de Mogendheden te Berlijn overeengekomen ten opzichte van de volgende punten: 1o Er zal een wapenstilstand worden gesloten met de opstandelingen voor den tijd van twee maanden, gedurende welken tijd de Mogendheden hopen beide partijen direct met elkander in betrekking te stellen om het eens te worden over den vrede. De grondslag van dien vrede moet gezocht worden aan den eenen kant in de vijf punten, opgenoemd in de nota van graaf Andrassy, behandelende vrijheid van eeredienst, afschaffing van het verpachten der belastingen, het afstaan van de directe belastingen aan de in opstand verkeerende provinciën, nader onderzoek van de agrarische kwestie ten einde voor de Christenen het verkrijgen van grondeigendom gemakkelijker te maken en eindelijk het bijeenroepen van een vergadering van notabelen. Daarbij moeten echter aan den anderen kant de volgende punten in overweging gegeven worden: de Porte zal de door de Turken verwoeste huizen en kerken der Christenen weder opbouwen; aan de eigenaars minstens gedurende een jaar middelen leveren tot onderhoud en gedurende den tijd van drie jaren, te rekenen van den tijd af van hun terugkeer, vrijdom
verleenen van belasting; de verdeeling van genoemde hulpmiddelen zal geschieden door de commissie van notabelen, die op een geheel onpartijdige wijze zal worden samengesteld uit vertegenwoordigers van beide kerken, zoowel de Grieksche als de Katholieke, onder leiding van een Christen uit Herzegowina; de Turksche troepen zullen worden verwijderd uit de in opstand verkeerende provinciën, althans totdat de gemoederen geheel tot kalmte zullen zijn gekomen, met uitzondering van de garnizoenen in zes, na- | |
| |
der aan te wijzen vestingen; de Christenen in Herzegowina zullen de wapenen niet eer afleggen, vóor dit door alle Mohammedanen in de opgestane provinciën is geschied en tot alle hervormingen geheel zijn uitgevoerd; eindelijk zullen de consuls of gevolmachtigden der Mogendheden het toezicht houden op de uitvoering van de hervormingen in het algemeen en over den terugkeer van de gevluchte huisgezinnen in het bijzonder. De nota eindigt aldus: ‘Wanneer intusschen de wapenstilstand verloopt, zonder dat het aan de vereende pogingen van de Mogendheden gelukt is het doel te bereiken, dat zij zich voorgesteld hebben, zijn de Keizerlijke Regeeringen van oordeel, dat het noodzakelijk zou worden na hare diplomatieke werkzaamheden met elkander overeen te komen ten opzichte van krachtige maatregelen, die in het belang van den algemeenen vrede vereischt mochten worden om het kwaad te beperken en de uitbreiding daarvan te verhinderen.
Er is twijfel geopperd aan de juistheid van dezen inhoud der nota of het ‘memorandum’, zooals men het gewoonlijk noemt; de opgave is ontleend aan de Journal des Débats, die haar ontving van haren Londenschen correspondent, een bron die goed kan zijn. Maar ook indien wij toegeven, dat niet alles naar de letter juist is, - de zaak is niet uittemaken omdat, zooals wij straks zullen zien, de nota nooit is ingediend en daarom ook niet is gepubliceerd, - is de algemeene strekking toch genoegzaam uitgemaakt; over de twee punten, waarop het voornamelijk aankomt, heeft buitendien geen verschil bestaan: namelijk de wapenstilstand voor den tijd van twee maanden, met terugtrekking van de Turksche troepen in de vestingen en derhalve het verlaten van de thans ingenomen stellingen, en het voornemen van meer krachtdadige maatregelen, wanneer de bevrediging niet tot stand kwam.
Het nadeel, dat uit deze punten voor de Turksche Regeering voortvloeide, valt terstond in het oog; zij werd hierdoor verplicht 1o het voordeel van de ingenomen stellingen zonder eenige vergoeding op te geven en 2o bij hare berooide financiën gedurende twee maanden een talrijk leger op de been te houden, terwijl door de aanmoediging, die de opstandelingen door de geheele strekking van de nota ontvingen, de bevrediging zeer twijfelachtig moest worden genoemd. Indien men het plan, in de nota aangegeven, goed beschouwt, dan is het eigenlijk nog erger dan wanneer men de zelfstandigheid uitsprak van Bosnië en Herzegowina, in den vorm die vroeger voor Servië heeft bestaan, terwijl men hier nog het voordeel had, dat de regeling met een Vorst een beginsel van eenheid bracht in den nieuwen toestand; met de nota laat men aan de Turksche heerschappij den schijn, of zelfs dat niet eens; men vernedert die heerschappij en stelt haar daarna zoodanig onder controle, onder voogdijschap, dat nauw de schaduw overblijft; de gemengde commissie toch oefent feitelijk de regeering uit, onder toezicht of medewerking van de gevolmachtigden der Mogendheden. Het is
| |
| |
een oplossing, die als noodzakelijk gevolg grooter, hopeloozer verwarring geeft. Gesteld de punten zijn uitvoerbaar, - wat op zich zelf reeds aan grooten twijfel onderhevig is, - kan men het dan mogelijk achten, dat naderhand de Turksche Regeering haar gezag onder de nieuwe toestanden herneemt? Het geheel schijnt er als op aangelegd om een voortdurend toezicht, voortdurende interventie, pressie van den kant van de gevolmachtigden der Mogendheden uit te lokken en tevens in aanraking te blijven met de Turksche Regeering, wanneer men met haar geschil wenscht te hebben. Moet men werkelijk aannemen, dat de wijze diplomaten dit niet hebben ingezien? of hebben wij hier geheel te doen met een Russisch intrigenspel, dat Bismarck heeft laten begaan, omdat hij in de zaak zich minder geïnteresseerd achtte, en waarvan de Hongaarsche graaf Andrassy gansch onnoozel het slachtoffer is geworden? Immers, indien men werkelijk een oplossing wilde in den geest der natie, en vooreerst verdere moeilijkheden voorkomen, dan had men veel eenvoudiger kunnen bepalen. de in opstand verkeerende provinciën worden van Turkije afgescheiden en onder een eigen nationaal bestuur geplaatst met toezicht van de vreemde consuls; voor de schijnerkenning van de Turksche opperheerschappij had men wel een vorm kunnen vinden en zulk een oplossing ware zeker beter geweest dan de voorgedragene, waarbij men aan de Turksche Regeering alle nadeelen, maar nauw een enkel voordeel laat van het bezit van die provinciën.
In weerwil van deze bezwaren, die bij eenig nadenken terstond moeten oprijzen, werd door schier al de internationale kranten van Europa, die, naar men zegt, de zoogenaamde publieke opinie vormen, het resultaat van de Berlijnsche conferentie geprezen als een werk van onovertroffen beleid; men kon voortaan zich meer verzekerd houden van de voortduring van den algemeenen vrede, en men wist niet wien men 't meest moest prijzen, den edelen Czaar, den verzoenenden Bismarck of den in overleg zoo rijken Andrassy. Frankrijk en Italië aarzelden geen oogenblik om hun zegel te hechten aan de nota en beloofden hun machtige ondersteuning bij de Porte. Engeland zou zonder twijfel volgen, meende men; de moord op den Duitschen en Franschen consul te Saloniki gepleegd door het fanatieke Mohammedaansche gepeupel, had buitendien de gemoederen in Europa nog meer van de Turksche Regeering vervreemd, en niemand scheen lust te hebben zelfs de vraag te opperen, of de Sultan onbillijk werd behandeld.
Daar volgde op eens, eenige dagen nadat de conferentie te Berlijn had plaats gehad, geheel onverwacht de weigering van Engeland, wel in hoogst beleefden vorm, - men zou den Sultan niet afraden de voorstellen der Keizerlijke Mogendheden aan te nemen - maar toch een weigering. Zoo heel onverwacht als 't scheen, was Engeland's weigering echter niet; het was ook geen inconsequentie tegenover de adhaesie aan de hervormingsnota van graaf Andrassy; reeds toen had de Engelsche Minister aarzelend, dralend toegegeven en met het nadrukkelijk
| |
| |
voorbehoud, dat hij zich tot niet éen stap verbond, dien de Mogendheden wellicht noodzakelijk zouden achten om klem bij te zetten aan die nota en de uitvoering er van te verplichten. Wat die verplichting betrof, was nu juist in de door Gortchakoff opgestelde nota een uitdrukking opgenomen, die Engeland's toestemming, zijn medewerking nog daargelaten, onmogelijk maakte. Onder de redenen, die Engeland opgaf voor zijn weigering stond op den voorgrond, dat men met zulk een nota een ongeoorloofde pressie uitoefende op de Porte en met name de wapenstilstand van twee maanden te veel in Turkije's nadeel was.
Deze redenen waren niet gezocht, maar toch eigenlijk nog de juiste niet; er zat meer achter. Engeland beschouwde - en met recht - de Gortchakoffnota als een tweeden stap tot aanranding van de onafhankelijkheid van Turkije, die straks tot een derden, de heele of gedeeltelijke bezetting kon en moest leiden. En er was reden voor die meening. Wanneer men de Duitsche en Oostenrijksche officiëele bladen las, dan was de Russische Keizer een man, wiens vredelievendheid even groot was als zijn opoffering. 't Is mogelijk, dat persoonlijk deze eigenschappen passen op den Czaar; zij zijn met een tot melancholie geneigd karakter niet in strijd, maar een feit is 't dat de Russische politiek, ten opzichte van Turkije gevolgd, een geheel andere was. Lid van het Keizerlijk vredeverbond, dat zich de bevrediging van de muiters in Bosnië en Herzegowina ten doel stelde met behoud van de zelfstandigheid van Turkije, liepen Russische agenten het Turksche land af, Russische officieren lieten zich inschrijven in Servischen en Montenegrijnschen dienst, werkten mede tot de organisatie van die strijdkrachten, waardoor Turkije genoodzaakt werd twee observatiekorpsen te onderhouden. Het is een naderhand door de ervaring bevestigd feit, dat zoowel Servië als Montenegro op een wenk van Rusland òf vredelievend òf oorlogszuchtig zijn, en zoolang Servië en Montenegro door wapening en het zenden van vrijwilligers voor de muitende benden den opstand ondersteunden, kan en moet men ook aannemen, dat dit geschiedde zoo niet op directe aansporing dan toch feitelijke goedkeuring van Rusland. Mocht er soms nog twijfel bestaan ten opzichte van deze tweeslachtigheid van de Russische politiek, dan wordt deze geheel weggenomen, wanneer men de handelingen nagaat van den Russischen ambassadeur te Konstantinopel, generaal Ignatieff. Jaren lang reeds deed deze alles wat strekken kon om de verwarring in Turkije te doen toenemen; van elke fout van de Turksche Regeering
wist hij partij te trekken; de geldverslindende Sultan Abdul-Aziz ondervond in alle zaken de ondersteuning van den Russischen ambassadeur; hij was het, die zijn krachtdadige hulp beloofde om de erfopvolging te veranderen en den regeerenden Sultan te doen opvolgen, niet door het oudste lid der familie, zooals de overlevering voorschrijft, maar door den oudsten zoon van Abdul-Aziz. Men noemt Ignatieff als den man, die heeft aangeraden bankroet te maken en daardoor
| |
| |
het staatsschip financieel aan den grond te varen. Toen te Saloniki twee vreemde consuls werden vermoord bij een niet onverklaarbaren oploop, was het Ignatieff, die de meening verbreidde, dat overal in Turkije het fanatisme tot een gevaarlijke hoogte was geklommen, men overal uitbarstingen kon verwachten, zoodat het dringend noodig was, dat er maatregelen werden genomen om de Christenen te beschermen. Om klem bij te zetten bij deze redeneering liet generaal Ignatieff het gezantschapshotel wapenen en bewaken en begaf zich des nachts aan boord van een Russisch vaartuig, alsof zijn leven werd bedreigd. De andere gezanten weigerden mee te doen aan die komedie, daar de stemming van de Mohammedanen te Konstantinopel de Christenen volstrekt niet vijandig was. In een vergadering van de gezanten deed, naar men zegt, generaal Ignatieff het voorstel om aan de Turksche Regeering den eisch te stellen, dat als voldoening, voor den moord te Saloniki gepleegd, de Moskee waar het feit was geschied, met den grond zou worden gelijk gemaakt, en de gouverneur boven de puinhoopen opgehangen. Droeg dit voorstel niet zulk een echt Russisch karakter, men zou aan verdichting denken. Er is meer: wij kunnen niet voor de waarheid van het feit instaan, maar het werd uit vrij goede bron gemeld en past geheel in het kader van de handelingen van generaal Ignatieff: er moeten kort vóor de afzetting van Abdul-Aziz onderhandelingen zijn gevoerd over het eventueel bezetten van Konstantinopel door een Russisch legerkorps, voor het geval dat er van Mohammedaansche zijde tegenstand werd geboden tegen het proclameeren van Abdul-Aziz' oudsten zoon als troonopvolger. Dit laatste moet zelfs den doorslag gegeven hebben tot de andere houding. die de Engelsche Regeering aannam. De opstand in Bosnië en Herzegowina, de oorlogszuchtige houding van Servië en Montenegro, de hervormingsnota van graaf Andrassy, het Berlijnsche memorandum bleken de Engelsche Regeering het voorspel te
zijn van de oplossing van de Oostersche quaestie in Russischen geest.
De tegenstrijdigheid in de Russische staatkunde is niet zoo vreemd in de politieke geschiedenis als wel schijnt; Keizer Alexander kan persoonlijk zeer wel een man des vredes zijn en dat ter goeder trouw, en toch de stroom van de Russische staatkunde in een andere richting zich bewegen. Het bezit van Konstantinopel is de traditioneele Russische politiek van eeuwen her, het is de nationale wensch, en - willen wij er bijvoegen - de nationale noodzakelijkheid, want Konstantinopel is ‘de sleutel van het huis’. Generaal Ignatieff vervult derhalve door zijn intriges den nationalen wensch, en het keizersvredeverbond is, voorzoover het de bezitneming van Konstantinopel tegenhoudt, antinationaal. Opmerking verdient dan ook, dat de Duitsche half-officieele bladen steeds van Keizer Alexander spreken als den steun van het verbond, en niet van den Rijkskanselier Gortchakoff. Waarom zal deze niet ongeveer dezelfde verhouding tot zijn souverein innemen als
| |
| |
Bismarck vóor de groote Duitsche oorlogen? Keizer Wilhelm was niet gezind het zwaard te trekken tegen Oostenrijk in de Duitsche quaestie en het heeft den Rijkskanselier heel wat moeite gekost het zoo te leiden, dat de oorlog onvermijdelijk was en Wilhelm zijn toestemming niet kon onthouden. De Duitsche Keizer is er altijd dankbaar voor geweest, dat de zaken die wending genomen hebben, en toch deinst hij in zijn gedachte wellicht terug, wanneer hij zich het verledene terugroept en den Oostenrijkschen en den Franschen oorlog zich voorstelt als het noodzakelijk gevolg van de staatkunde, waartoe Bismarck met zijn stouten geest het initiatief nam. Gortchakoff is wellicht een andere Bismarck, en het Russische Königgratz is het Turksche Silistria.
Het besluit van Engeland om krachtdadig tegen de Russisch-Turksche politiek op te treden schijnt niet vooraf te hebben vastgestaan, maar te zijn gerijpt onder de straks genoemde omstandigheden, de al te duidelijke intriges van den Russischen ambassadeur te Konstantinopel. Aanvankelijk weifelde men zelfs te Londen, zooals blijkt uit de dralende toestemming tot de hervormingsnota van Andrassy; de publieke opinie in Engeland, of liever de krantartikels gingen nog verder en verloochenden geheel de oude traditie, welke handhaving verlangde van het ongeschonden bestaan van Turkije, als een dam tegen de uitbreiding van Rusland naar de Middellandsche zee; dit geschiedde onder den indruk van de verliezen, door de Engelsche kapitalisten ondergaan; tengevolge van het bankroet, dat de Sultan meende te moeten slaan, deden zich verschillende stemmen hooren, die ronduit verlangden dat met de traditioneele politiek zou worden gebroken, het bestaan van Turkije prijs gegeven en men zich van Konstantinopel terug zou trekken op Egypte, waar de weg naar Indië voerde. De Oostersche quaestie scheen hierdoor een belangrijke schrede nader gebracht tot haar oplossing en een overeenstemming van Rusland en Engeland op dit punt scheen niet langer tot de onmogelijkheden te behooren; men herinnerde zich het voorstel van keizer Nicolaas aan den Engelschen ambassadeur Seymour te Konstantinopel in 1852, waarbij Egypte en Candia aan Engeland werden overgelaten, mits Servië, Bosnië en Bulgarije tot afzonderlijke Staten werden verheven onder Russisch protectoraat en Konstantinopel Russische bezetting verkreeg. Bedacht men zich te Londen intijds dat Rusland in het bezit van Konstantinopel de sleutel heeft tot de Middellandsche zee en Engeland wat het Suez-kanaal betreft, ver van huis is?
Zoodra het besluit te Londen genomen was om de traditioneele politiek weder op te vatten en zich te verzetten tegen de Russische plannen ten opzichte van Turkije, werd een nadrukkelijke demonstratie in die richting gedaan en bevel gegeven, dat een aanzienlijk eskader naar de Middellandsche zee zou stevenen en in de Turksche wateren post vatten; er werden maatregelen genomen om binnen korten tijd de geheeie vloot tot den oorlog uit te rusten, terwijl de Engelsche
| |
| |
ambassadeur te Konstantinopel, Elliot, last ontving om de Russische staatkunde tegen te werken.
En de gelegenheid daartoe bestond in ruime mate. De ontevredenheid over het bestuur van Sultan Abdul-Aziz en zijn aan Rusland verkochten grootvizier Mahmoud Pacha was onder de Turken groot; men zag in dat met zulk een Regeering de dagen van het Rijk waren geteld, de ondergang zeker. Met die ontevredenen had de Engelsche ambassadeur zich reeds vroeger in betrekking gesteld; hij ondersteunde hun plannen om den Sultan te bewegen een anderen weg in te slaan, en wanneer dit als laatste redmiddel niet gelukte, afdoende maatregelen te nemen. Sultan Abdul-Aziz bezweek, zooals men weet, in het begin van Mei voor een demonstratie van de Softas, de theologischjuridische studenten, die ook daarin haar Engelsche medewerking niet verloochende, dat de beweging een ten opzichte van de Christenen zeer welwillend karakter droeg. De Russische handlanger, Mahmoud Pacha, werd verwijderd en vervangen door een betrouwbaar man, terwijl het Ministerie werd versterkt door opneming van jong-Turksche elementen, d.i. van hen, die genegen waren de door den tijd vereischte hervormingen in te voeren en tevens den Russischen invloed, die op ontbinding des Rijks speculeerde, tegen te werken. Abdul-Aziz had echter spoedig berouw, dat hij zich door de Softas schrik had laten aanjagen en aan hun eischen toegegeven, hij verlangde zijn Mahmoud terug, die aan al zijn wenschen tegemoet kwam, en het is waarschijnlijk dit oogenblik geweest, dat er met den Russischen ambassadeur werd onderhandeld over het verleenen van Russische hulp, wanneer de oude toestand werd hersteld en de ontevredenen tot dadelijkheden overgingen. Van toen af was Abdul-Aziz een verloren man. Zijn afzetting en vervanging door den wettigen troonopvolger Mehemed Mourad, zoon van den in '61 overleden Sultan Abdul-Medjid, is merkwaardig zoowel om de Oostersche kalmte, waarmee zij heeft plaats gehad, als om den spoed, waarmee er werd gehandeld. Niemand was daardoor wellicht meer verrast dan de Russische ambassadeur, die met de onttroning
van Abdul-Aziz zijn plannen in rook zag verdwijnen. Met zijn invloed was het gedaan; thans was de beurt aan zijn tegenstander, den Engelschen ambassadeur, om als raadsman van de Turksche Regeering op te treden, haar plannen te overwegen, haar maatregelen te leiden. Reeds onder Abdul-Aziz had de Turksche Regeering officieus kennis gekregen van de besluiten van de Berlijnsche conferentie en verklaard, dat zij in die voorstellen niet kon treden. Na Engeland's weigering om zijn naam aan die besluiten te verbinden, konden de Keizerlijke Mogendheden, in weerwil van den diplomatieken steun van Frankrijk en Italië, zeker zijn ook een officieële weigering te ontvangen.
Wellicht had zulk een weigering in de Russische politiek gepast; de schuld van de mislukking van de bevrediging kon dan geheel op de Turksche Regeering worden geworpen; en juist terwijl te Pesth onder
| |
| |
de diplomaten raad werd gehouden, of men de meewerking van Engeland nog zou trachten te verkrijgen, of zonder Engeland maatregelen nemen om Turkije te verplichten de Berlijnsche besluiten wel aan te nemen, werd door de onttroning van Abdul-Aziz een geheel nieuwe toestand geboren. De Russische Rijkskanselier Gortchakoff schijnt eerst zijn plannen met Turkije te hebben willen doorzetten, in weerwil van de dreigende houding van Engeland, maar weder was 't de Czaar, die van zijn vredelievende gezindheid blijk gaf door Duitschland's bemiddeling niet te verwerpen en zijn toestemming te geven, dat de Berlijnsche besluiten voorloopig zouden blijven rusten in afwachting van hetgeen de nieuwe Turksche Regeering zou verrichten om vrede te maken met de opstandelingen. Dat het Rusland voor het oogenblik geen ernst meer is zijn plannen ten opzichte van Turkije door te zetten, moet men opmaken uit het nadrukkelijk verzoek aan Servië en Montenegro om geen verdere stappen tegen Turkije te doen. In afwachting van de daden der nieuwe Turksche Regeering wordt de toestand voor het oogenblik derhalve als gunstig voor den algemeenen vrede beschouwd. Sultan Mourad V heeft gedaan wat men in de gegeven omstandigheden van hem kon eischen; hij heeft de opstandelingen beloofd de toegezegde hervormingen, zooals die in de nota van Andrassy worden voorgesteld, te zullen invoeren en voorloopig een zesweeksche amnestie toegezegd aan allen, die naar hun haardsteden willen terugkeeren.
Of de opstandelingen 't op de beloften van den nieuwen Sultan zullen wagen, is op dit oogenblik nog twijfelachtig en de zaken kunnen geruimen tijd slepende blijven. Veel zal afhangen van de wending, die de zaken nemen te Konstantinopel, en daarvan valt nog weinig te zeggen. Raad heeft de Turksche Regeering genoeg, straks van den Russischen, thans van den Engelschen ambassadeur, maar goede raad is er werkelijk heel duur. Landen als Turkije verkeeren in een moeilijke positie; men kan niet zeggen dat het regeeringstelsel verouderd is, want het draagt, zijn afkomst getrouw, een Oostersch karakter en voldoet aan de behoeften en wenschen der bevolking; dat het bestuur slecht is en het volk er bij verarmt, is geen uitvloeisel van het stelsel maar van de wijze waarop het wordt toegepast; dat stelsel heeft eeuwen lang een zeldzame kracht gegeven en het moet nog bewezen worden, dat er een ander is, dat beter past voor dit Oostersche Keizerrijk. Christenen, die onder dit, op de overheersching der Turken gebouwd rijk leven, behoeven 't niet slecht te hebben, want zij genieten in ruimer mate dan dit b.v. in het voor hen partijtrekkend Rusland het geval is, vrijheid van godsdienst en betalen een hoofdgeld voor den vrijdom van den militairen dienst. De duizende Grieken, die onder de Mohammedaansche bevolking leven, en zich meest aan den handel hebben gewijd, hebben zich in den regel niet te beklagen over de Turken, die over 't geheel vrij wat beschaafder zijn dan de Christenen in Montenegro, Servië of Bulgarije. In een absoluten Staat is
| |
| |
een Keizer als Abdul-Aziz natuurlijk een ongeluk, maar de Turken hebben het bewijs geleverd, dat zij op een zeer practische, uiterst kalme wijze zich van zulk een Vorst weten te ontdoen; de Westerlingen kunnen een voorbeeld nemen aan hen, wat het maken van een omwenteling betreft. Wil men nu op zulk een Staat politieke proeven gaan nemen, op de wijze zooals de Jong-Turksche partij met Midhat Pacha, den tegenwoordigen president van den Staatsraad, zich dat voorstelt, - door invoering van een constitutie, liberaler dan de liberaalste van Europa, - dan vreezen wij, dat de ondergang van het rijk slechts zal worden verhaast; het moderne regeeringsstelsel moet daar de verwarring grenzenloos maken. Volkeren worden alleen behouden door die kracht, die oorzaak geweest is van hun ontstaan.
Elke poging tot hervorming heeft dan ook tot heden slechts aanleiding gegeven tot verzwakking en verval, en mannen, die zooals Midhat Pacha onbesuisd ingrijpen in het bestaande, mogen het wel meenen met hun vaderland, weldoeners van hun vaderland zullen zij wel nooit worden. De Engelsche ambassadeur met zijn Engelsche constitutioneele aanbevelingen is in dit opzicht een andere maar al een even slechte raadsman als de Russische ambassadeur, terwijl het een noodlot voor het land moet worden geacht, dat een zoo bezadigd en energiek man als de Minister van Oorlog Hussein Avni Pacha, door een moordenaar getroffen werd; hij was juist de man om den onberaden ijver van Midhat Pacha te matigen.
Men ziet dat men derhalve nog geen reden heeft ook na de troonsverwisseling te Konstantinopel en na het besluit van de Keizerlijke Mogendheden om het Berlijnsche memorandum te laten rusten, de zaken helderder in te zien. Het bestaan van Turkije blijft ook onder den nieuwen Sultan een vraagteeken; de ‘zieke man’ is nog niet minder ziek; zijn toestand wordt zelfs gevaarlijk, nu men dreigt met hem te gaan kwakzalven. De Turksche Vasalstaten, de ontevredene en nog ontevredener gemaakte Christenen, Bosniërs, Herzegowineezen, Bulgaren, Montenegrijnen, en wat er meer is van half beschaafde volksstammen van Slavische afkomst, blijven speelballen van de Russische of Oostenrijksche politiek, - het Zuidoostelijk deel van ons werelddeel blijft de warwinkel, die Europa straks in rep en roer kan brengen. Het Keizersverbond heeft voor 't eerst zijn zwakke zijde getoond; er zijn oogenblikken geweest dat 't wrak stond. Het Westen van Europa, dat scheen ingesluimerd, heeft zich weder doen gelden; Frankrijk versnelt zijn reorganisatie en werkt met reuzenkracht aan zijn herstel om straks mee te spreken. Engeland heeft zijn ouden overmoed getoond; het nam Gibraltar en Malta en zette den voet aan wal in Egypte, maar het duldt niet, dat Rusland zich vrijmaakt in het Zuiden en den sleutel neemt van eigen huis. Houdbaar is zulk een toestand niet.
18 Juni '76.
Noorman.
|
|