De Tijdspiegel. Jaargang 33(1876)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 215] [p. 215] Poezie. The use of a picturesque imagination is to brighten and adorn good sense. Warburton's edition of Pope. Prologue to the satires. Poëzie is ernst en waarheid, maar met bloemen rijk omkranst, 't Is de lichtstraal, die, door 't loover, over 't golvend water danst. Ze is als 't lieflijk heidebloempje, dat de dorre vlakte siert, Als de leeuwrik, die, al kweelend, door de ruime luchten zwiert. Ze is de weelde, waar, in 't boschje, 't nachtegalenlied van zingt, Ze is als de onweerstaanbre warmte, die door alles henen dringt. Ze is als 't goud, waarmee de zonne 't vluchtend wolkenheir verguldt, Ze is de hoop, waarmee 't geloove zelfs het lijdend hart vervult. Mannenkracht en vrouwenzachtheid meng'len haar verheven schoon In de ware dichterzangen, vol van leven, zacht van toon. Zalig, die in blijden voorspoed, en in tegenspoed en smart Voor de poëzie des levens nog een oog heeft en een hart. Die de poëzie als waarheid, schoone, heil'ge waarheid eert, En die nooit tot holle klanken, leege woorden haar verneert. Neen, zij is geen dwepend droomen der verwarde phantasie, Rein gevoelen, helder denken, schoone vormen: deze drie Blijven steeds onmisb're merken van de ware poëzie. w. mallinckrodt. Aan een welbekend adres. ‘In ons isolement ligt onze kracht.’ Men zeî, dat woord was stout gedacht, Ik vraag, ligt er geen zelfzucht in? Is dat de ware menschenmin? Wat nut toch doet het goede zout, Wanneer men 't afgescheiden houdt? Is dat in Jezus' geest gesproken, Of is dat heel de wet verbroken Van hem, die, onder Levi's dak, Met tollenaars en zondaars sprak? Ik meen het laatste. Vrienden ziet: De liefde isoleert zich niet. w. mallinckrodt. Onafscheidelijk. Wie poëzie van godsdienst af wil scheiden, Die dwaas begint een hoop'loos werk. Al trekkend en rukkend verscheurt hij ze beiden, Of neen!.... Zij zijn hem te sterk. w. mallinckrodt. Vorige Volgende