Er was iets geheimzinnigs in die regterlijke magt.
Als men regter A. of raadsheer B. in 't werkelijk leven ontmoette, als men ze zag werken in vergaderingen en commissiën, dan bleken ze zeer gewone menschen te zijn, soms wel eens iets minder; maar zoodra drie, vier van die ordinaire menschen in behoorlijk kostuum vereenigd waren en ‘Arrondissements-regtbank van X’ of ‘Provinciaal Geregtshof van Z’ heetten, dan was op eenmaal de geest der onfeilbaarheid in hen gevaren en pure orakels waren de vonnissen, door hen geveld; de kantonregter zelfs, die in de dorpssocieteit nog al eens de speelbal was van den snaakschen ontvanger, werd ook al een soort van onfeilbare, wanneer hij niet meer de sul van gister avond, maar ‘Het Kantongeregt’ van Y was.
Het kabinetstukje is gebroken, en 't afgodje ligt aan scherven voor onze voeten.
Heel leelijke dingen begon men van de regterlijke magt te vertellen. Men zeî, dat onschuldigen wel eens maanden op maanden achter slot en grendel werden gehouden omdat een regter niet veel haast maakte; men vermoedde, dat die regter eigener autoriteit den wettelijk onschuldige zoo wel eens knaauwde, omdat ‘die kerel wel wat hebben mogt, al kan men hem niet vonnissen.’
Nu onlangs vernam men, dat men bijna iemand opgehangen had omdat men 't minder noodig achtte een geboorteacte te ligten, om daaruit te zien, of de patient wel galgrijp was. Gelukkig kwam ze er nog met zestig dagen doodsangst af.
Eindelijk, het vaderland van Saaijmans Vader moest zich dien vertegenwoordiger waardig betoonen: de regtbank te Goes veroordeelt tot veeljarige gevangenisstraf een kind,
een kind van vijf jaren,
een kind van vijf jaren, BIJ VERSTEK;
EEN KIND VAN VIJF JAREN, DAT MEN NIET GEZIEN HAD.
En achttien maanden is dat kind reeds gekerkerd, wanneer Nederland het verneemt.
‘De Regering zal doen wat zij kan om te herstellen wat te herstellen is!’
Wij gelooven het.
Maar de regering moet méer doen.
Zijn regters, hoe onkundig, hoe traag, hoe gewetenloos ook, onafzetbaar, de ambtenaren van het publiek ministerie zijn het niet, en Commissiën van administratie der gevangenissen ook niet.
Wat heeft de regering gedaan om de regten der menschheid te handhaven tegen den ambtenaar, die een vijfjarig kind vervolgt, tegen de Commissie, den Kommandant, die een vijfjarig kind kerkeren zonder de Regering op dàt feit opmerkzaam te maken?
Wie zijn die mannen? Het Nederlandsche volk moet voor 't minst weten, wie dat vijfjarige kind voor de regtbank gesleept heeft, en die man moet boeten, zoo hij nog getroffen kan worden.
Wij willen intusschen medewerken om de Goessche regters, die een vijfjarig kind bij verstek veroordeelen, aan de waardering van tijdgenoot en nakomelingschap aan te bevelen. Het zijn, volgens de verzekering van Het Vaderland, de Heeren en Mrs.
J.J. VAN DEINSE,
P.J. VAN VOORST VADER,
J.G. DE BACKER.
Hun naam zal leven in de jaarboeken der humaniteit.