vormen in acht te nemen. Waar de schrijver bij het voorstellen van toestanden en karakters, bij de meest objectieve behandeling, zijn persoon laat doorschemeren, zijn geest verraadt, mag men verlangen dat hij zich rein en aan reinheid houde, dat hij stille afkeuring late doorschemeren van hetgeen te laken is. Men is als mensch aan menschen schuldig, dat men zelfs de boosheid en den booze laat voorkomen als het naakte in de meesterstukken van beeldhouw- en schilderkunst, waar dit naakte zóo wordt uit gedrukt, dat het de zeden niet kwetst, terwijl men vermijdt om het zoo te behandelen, dat het indecent en ergerlijk wordt.
Bestaat er nu op deze punten pruderie, overdrijving, die meer ergernis aan de zaken neemt, dan dat deze die bepaald geven; er is ook cynisme, ook lasciviteit. Evenzoo is het met het moreele. Men behoeft het plichtmatige, het stichtelijke niet overal bepaald bij te halen; doch men mag vragen, dat het wordt ontzien. De precieze grenslijn in dezen te trekken matigen we ons niet aan; deze kan voor verscheidene menschen, ook naar den aard der onderwerpen, over verschillende punten loopen; doch er is immoreels, wat door alle weldenkenden daarvoor zal worden gehouden. Daaronder rangschikken wij het onware, voor naam en waardeering van menschen, standen en dingen nadeelige, het lascive en al water toe leidt om dure plichten te miskennen en te schenden.
Op die overtredingen hebben we in onze recensie gewezen, en dit met meer warmte, omdat die werden begaan door iemand, niet enkel van dat schrijversta lent als Spielhagen, maar ook met dat zuiver zedelijk gevoel, dat hij elders huldigde. Wij denken hierbij aan zijn ‘auf der Düne’ en ‘Clara Vere’ -. Aan wat er in beide bovengenoemde romans schoons en voortreffelijks was deed ik recht.
Een misgreep acht ik het, om den kleinen strijd in een dagblad voort te zetten. Dit is buiten het krijt. Wij weten dat aan partij, had deze zulks verlangd, de gelegenheid om tegen ons op te komen volgaarne zou zijn vergund. Wij kozen den weg waarop hij ons voorging te minder, wijl dit de attentie op, de belangstelling in - en de nieuwsgierigheid naar die werken van Spielhagen zou hebben gevestigd en gevoed. Wij zouden daarmede den uitgever in de hand - onze eigene bedoelingen tegengewerkt hebben, hem dienst en onzer zaak ondienst hebben gedaan.
Of toon en geest van zijn reclame, mogen we ons daarboven verheffen, waardig was, laten wij gaarne over aan wie haar onbevooroordeeld lazen. Wij gelooven daarvan niet te veel te zeggen, wanneer wij onze bisbille vergelijken met de ontmoeting van den een of ander uit lager stand, om niet heffe des volks te zeggen, wien wij ja, hoewel bij ongeluk een stoot toebragten; doch die nu het buis uitgooit, de vuisten balt en scheldt; doch dien wij daarom laten staan, stil onzen weg gaande. Onze vergissing was kennelijk genoeg en daarom meer verschoonlijk, geen dolus malus.
Zonder eenige toepassing van het hoofdwoord in het volgend kreupeldicht op onze partij, kunnen we niet een oplossing geven van eene vraag in den Navorscher of elders gedaan, aangaande een steen in een gevel op de Joden-Breestraat. Daar zag men twee menschen in niet vriendschappelijke houding, waaronder het raadselachtige ‘die snijt hem af en laat hem gaan’ stond. Het bovenste gedeelte van den steen is weggekapt, het geheel luidde:
Wie met een böve [voor boeve, wij zeggen hier ‘bóóze’] is begaan,
Die snijdt hem af en laat hem gaan.