De Tijdspiegel. Jaargang 20
(1863)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De– AuteursrechtvrijFlorence's starrelicht, door vrouwen bezongen.Eene star in den nacht. Schetsen uit het laatst der XVde eeuw, door Elise, schrijfster van ‘Hermine’. 2 deelen, tweede druk, zijnde no. 23 van de Guldens-Editie, 1861. Te Arnhem bij D.A. Thieme, te Gent, bij W. Rogghé.
| |
[pagina 421]
| |
zucht, die den grondtoon uitmaakt der bovenaangehaalde regels, wanneer hij de geestelijke ellende kent, waarin een groot deel van de bewoners van dat schoonste land van Europa, misschien van heel de wereld, is gedompeld? Over Italië is thans de zon der vrijheid opgegaan; immers een deel der kluisters is verbroken, waarin het edelaardige volk eeuwen lang gezucht heeft; slechts daar waar de ‘sint Pieters koepeltop’ verrijst, zwaait hij, die zich stedehouder noemt van den man der vrijheid bij uitnemendheid, den ijzeren, loodzwaren scepter. Maar is de staatkundige vrijheid dan de éénige, de ware vrijheid? Is het zelfs genoeg dat de geest ontslagen is van de boeijen die hem eeuwen lang knelden? Is er nog niet eene andere slavernij, vrij wat erger dan die het ligchaam knelt of den geest onderdrukt, en waarvan slechts Eén ons kan verlossen, Hij, die zoo naar waarheid gezegd heeft; ‘Indien de Zoon u zal vrij gemaakt hebben, zult gij waarlijk vrij zijn’? Italië, Italië, ging dan voor u de zon der hoogste waarheid op, hoe anders nog zou uw warande bloeijen! Zoo spreekt de Christen, zoo spreken duizenden, en van heinde en ver beijvert men zich, helaas! niet altijd met even veel beleid en wijsheid, om het ware licht daar te ontsteken, waar zoo lang niet anders was dan donkere, stikdonkere nacht! Is het wonder, dat thans, nu meer dan ooit alle blikken zijn gevestigd op het heerlijke land, dat eene nieuwe toekomst schijnt te gemoet te gaan, dat thans, nu daar wederom vrijheid wordt gekend, en het licht aan de kimmen schijnt te rijzen, dat thans, zeggen wij, én in Italië zelf, én daar buiten de herinnering wordt verlevendigd der mannen, die daar eenmaal blonken als starren in den nacht, en die thans eerst in hunne volle grootheid en waardij kunnen gekend en erkend worden? Onder dezen bekleedt zeker eene eerste plaats de Dominikaner monnik, Girolamo Savonarola, de profeet van Florence genaamd. Voorlooper der Hervorming in den volsten zin des woords, gevoelde hij reeds meer dan dertig jaren vóór Luther de noodzakelijkheid eener geestelijke verlossing. Even als de groote Wittenberger, was het de verontwaardiging over het zedelijk verval der Kerk die hem tot spreken bragt, en beoogde hij minder de hervorming der leer, dan die van het leven en den wandel. Maar ook de staatkundige vrijheid der burgerij vond in hem een vurigen voorstander en een aan dweepzucht grenzenden ijveraar. En ware zijne stem niet gesmoord, had het aan priesterlist en gekrenkte eerzucht niet mogen gelukken voor hem den brandstapel te ontsteken, voorwaar, met hem zou reeds over Italië de dageraad zijn verrezen, waarvan heden ten dage nog slechts de flaauwe schemering wordt bespeurd! In Italië zelf heeft men zich in de laatste jaren veel moeite gegeven om de geschiedenis van den groeten martelaar, zoolang miskend schoon niet vergeten, tot klaarheid te brengen. Een tal van geschriften is over hem uitgekomen. Wij noemen slechts: La storia di Girolamo Savonarola door Pasquale Villari, 2 vol. Florence 1859, de talrijke brochures van den graaf Capponi, in wiens familie vele handschriften van den beroemden prediker berusten; voorts het bekende werk van F.P. Perrens, Savonarola, de profeet van Florence, een licht in de duisternis, ook in het Nederduitsch vertaald, door D. van Leeuwen, enz. enz. Maar | |
[pagina 422]
| |
ook in andere landen, in Duitschland, in Frankrijk, in Engeland niet het minste, gedenkt men met dankbaarheid en met eerbied aan den man, die als een echt profeet uitsprak wat de geest des Heeren die over hem vaardig werd hem gaf te spreken! Reeds voor elf jaren koos onze begaafde landgenoot, toen nog alleen bekend onder den naam van Elise, den profeet van Florence tot het hoofdonderwerp eener rei van schetsen uit de 15de eeuw, die in hem als het ware hare eenheid vonden. Met regt noemde zij hem eene star in den nacht, want het was nacht rondom hem en zijn licht schitterde helder en zuiver, maar helaas! even als de starren slechts een wijle schitteren, moest ook zijn licht gedoofd worden. Met levendige verwen schilderde zij èn de geestelijke ellende van Italië èn de grootheid van dezen Christus-bode, en met regt kon men van haar zeggen, dat haar onderwerp haar geinspireerd had! Geen wonder dus, dat haar arbeid het gunstigst onthaal vond bij het publiek, en dat haar geschrift niet alleen gelezen maar ook herlezen werd! Het komt thans ten tweedenmale uit, in de smaakvolle Guldens-editie van Thieme, en is door zijn geringen prijs voor iedereen verkrijgbaar gesteld. Wij achten het eene gelukkige gedachte om dit werk, het beste misschien van mevr. van Calcar, te herdrukken. Het zal nog leven wanneer ‘De dertiende’ en ‘Wat Parijs mij te zien en te denken gaf’ reeds lang zullen vergeten zijn. Mogten wij ééne aanmerking maken, het zou deze zijn, dat het welligt raadzamer ware geweest deze bladen nog eens te herzien, dan ze onveranderd te herdrukken. In elf jaren tijds hebben wij vorderingen gemaakt, vooral in den stijl, die stellig bij de goede schrijvers aan losheid en ongedwongenheid heeft gewonnen. Wanneer Elise nu schreef, twijfelen wij zeer of wij er nog zulke onnatuurlijke, gedwongene, opgeschroefde zamenspraken in zouden vinden, als ons nu dikwijls hinderen. Goddank! de schrijftaal begint thans iets meer de spreektaal te naderen dan vroeger. Ook ware het wel te wenschen geweest, dat de correctie wat naauwkeuriger ware; vooral in de vreemde, met name in de Italiaansche, woorden zijn grove fouten. Zoo vinden wij altijd de signorie in plaats van de signoria, zoo wordt een nonnenklooster il monte dei fanciulli genaamd in plaats van delle fanciulle, en andere minder aanstootelijke verkeerdheden. Enkele uitdrukkingen zijn ook voor verbetering vatbaar b.v. I. bl. 85: ‘een jongeling, die weinig gelukkig was de gaven van innemendheid en veroverend geweld’ (wat beteekent dit?), en II. bl. 173 ‘met welk regt versluit men mij de deuren van het volkspaleis?’ enz. Van geheel anderen aard, ofschoon hetzelfde onderwerp besprekende, is de Agnes van Sorrente van Mrs. Beecher Stowe, de welbekende schrijfster der ‘Negerhut.’ Ook zij gevoelde levendige sympathie voor Savonarola. En is het wonder dat de Amerikaansche, even als de Nederlandsche, beide dochteren van de klassieke landen der vrijheid, zich getrokken gevoelden tot dien echten zoon der ware, edelste vrijheid? Ook zij schilderde met levendige kleuren den geestelijken nood van Italië, en omstraalde de beeldtenis van den grooten held en martelaar met een glansrijk licht. En in dat opzigt is er tusschen haar en Elise groote overeenkomst. Maar heeft deze laatste meer getracht een historisch tafe- | |
[pagina 423]
| |
reel te schetsen, waarin slechts weinig aan fictie wordt toegegeven, bij Beecher Stowe is de roman de hoofdzaak, en de historie slechts de draad die alles zamenbindt. Het werk der Hollandsche schrijfster heeft gewis meer studie gekost, dat der Amerikaansche zal echter voor de meeste lezers en vooral lezeressen meer aantrekkelijkheid hebben. Het is een zeer boeijend verhaal waarvan elke trek als waarheid tot u spreekt. Bekend is het, welk geopend oog de schrijfster heeft voor natuurschoon en hoe voortreffelijk zij het weet te schilderen, en ook hier vinden wij van dit talent de heerlijkste proeven. Stijl en taal zijn uitmuntend, voeg hierbij den leerrijken inhoud, de uitnemend geslaagde vertaling, de nette uitvoering, en het zal niemand verwonderen, dat wij met hooge ingenomenheid spreken van dezen roman, en hem aan ieder ter lezing en herlezing dringend aanbevelen.
Savonarola! Echte zoon der ware vrijheid! Uw beeld sta uw landgenooten steeds levendig voor oogen, opdat Italië moge worden wat het naar uwe, ja ook naar onze, overtuiging eenmaal worden moet! Reeds zijn daar gunstige voorteekenen van het rijzend licht; reeds zien wij eenige uwer profetiën vervuld! Reeds behoeft uwe levensbeschrijfster niet meer te zeggen zoo als vóór elf jaren: ‘Florence's schoonste star is ondergegaan - drie en een halve eeuw vervlogen - en nog is het nacht! Weinige jaren na Savonarola blonk uit Wittenberg het groote licht waarvan hij had voorspeld - maar Italië had de duisternis liever dan het licht! - Zal dan eindelijk de morgen dagen? Zullen wij in de Madiaïs en in Angelo Garducci het eerste schemeren des dageraads aanschouwen?...’ Want zie, in datzelfde Florence, waar toen de Madiaïs in den kerker zuchtten, verheft thans de waarheid vrij hare stem, daar verrijzen bedehuizen waar het reine Evangelie wordt verkondigd, dáár is thans de theologische faculteit gevestigd der vroeger zoo verdrukte Waldenzen.... Waarlijk, het Woord Gods zal zegevieren, eenmaal zal er geen nacht meer zijn! - R - |
|