Het eerstgenoemde wordt bijna geheel alleen verlicht door een in het gewelf gemaakt zonne-licht. De gasvlammen vormen daar eene soort van pyramide, dewijl zij uit drie horizontale cirkelvormige gasbuizen bestaan, die zoo boven elkander liggen, dat de grootste onder-, de kleinste bovenaan is geplaatst.
Het licht der vlammen wordt naar beneden geworpen door een er over heen hangend wit verlakt schema van plaatijzer; het gaat daarbij door een er onder liggenden, vrij vlakken koepel van mat geslepen en met figuren voorzien glas. Deze glazen koepel, welks geraamte van ijzer is, maakt tevens het middelpunt uit van den vlakken ijzeren koepel, die de geheele ruimte overspant, welke door de toeschouwers wordt ingenomen. Dat matte glas weert tevens de hitte af. Verder is genoemde groote koepel door een andere van ijzer zoodanig omgeven, dat alle verwarmde lucht slechts door een schoorsteenvormige buis kan ontwijken, die op den koepel is bevestigd en boven het dak uitreikt. Tevens wordt door eene menigte luchtbuizen, die lucht uit den schouwburg aangevoerd, daar genoemde kanalen in de ruimte uitloopen, die er tusschen de beide gezegde koepels is overgelaten.
De instroomingsopeningen der kanalen vindt men beneden, in de ruimte, die door de toeschouwers is bezet, en wel gedeeltelijk in den bodem van 't parquet en gedeeltelijk in de beschotten of vóórwanden der loges en galerijen; deze laatsten zijn daarom van plaatijzer gemaakt, dus hol en aan de buitenzijde van opengewerkte versiersels voorzien, waardoor geen togt den toeschouwer kan hinderen. Om zooveel mogelijk, in geval van brand, eene geheele vernieling te voorkomen, scheidt men, wanneer het theater gesloten is, de plaats der toeschouwers van het tooneel door een ijzeren draadnet af. Ook op het tooneel zijn alle galerijen en trappen, alsmede de zolders, waar de schermen worden verwisseld, van ijzer. De lampen aan het orchest, die tot verlichting van het tooneel dienen, zijn in ijzeren kasten besloten, die aan de eene zijde uit glas bestaan; alzoo hebben de tooneellisten noch de stralende hitte noch het gevaar van het in brand geraken der ligte kleedingstoffen te duchten. Verder is het geheele grondplan des schouwburgs zoodanig ingerigt, dat er achter het tooneel een tuin ligt, waaruit, door middel eener soort van flaauw hellenden trap, paarden op het tooneel kunnen worden gebragt; de tuin is bovendien vooral bestemd, om daarin prachtige gasverlichting en het afsteken van vuurwerken te kunnen regelen.
De tweede schouwburg, théatre de la Gaîté, werd vier weken later geopend, en wordt niet, zooals de beschrevene, door slechts één zonne-licht verlicht, maar er zijn er een groot aantal in het hier en daar doorgebroken gewelf geplaatst. In het midden ligt in eene opening, van ongeveer 5 el middellijn, een zonne-licht; in dat hoofdlicht zijn in een cirkel 8 nevenopeningen aanwezig, elk van een meter middellijn, ieder 36 vlammen bevattende; terwijl er verder over het gewelf nog 16 openingen zijn verdeeld, waarvan de 8 grootste elk 60, de andere elk 40 vlammen groot zijn; zoodat er in 't geheel 1338 vlammen licht verspreiden.
Rekent men voor de consumptie eener vlam in elk uur 2½ kub. voet of ongeveer 790 kub. palmen, en stellen den prijs van 1000 kub. voet of ruim 4 gulden, dan kost de