| |
| |
| |
Duitsche en Zwitsersche brieven.
Impressions de voyage.
(Vervolg en slot. Zie Tijdspiegel 1854, I, bladz. 148.)
VIII.
De Montblanc. - De magneet van Chamouny. - Poëzij des levens. - Pantoffelkus. - Don Quijoten. - De monarch ten voeten uit. - Beklimmen en huiveren. - Een miniatuur. - Orienteren. - Saussure. - Un capitaine du Montblanc. - Ééne vrouw onder vele mannen. - De weg omhoog en hooger. - Reize met het oog en den kijker. - De gletschers. - Een hoogepriester der natuur in vol ornaat. - Geen gedicht! - A. Smith en van Senden. - Zielkundige ontleding. - Groote bergen en kleine menschen. - Oplossing van het vraagstuk. - Zinnebeelden in twee tempels. - Afdalen. - Het leven der reizigers. - Lords, Ladys, gidsen, hôtels. - De laatste uitboezeming en laatste reisgroet.
Chamouny, Augustus 1853.
Een bezoek aan den Montblanc, waarde vriend! - gij kunt dit gerustelijk onder de zoogenaamde ‘levensphasen’ rekenen - een poëtisch tijdperk in het kortstondig bestaan, eene volstrekt eigenaardige openbaring van het verhevene, duizendwerf beter, dan dit in de handboeken der aesthetica wordt beschreven. - Ja, hier is ook schrift! maar in reuzenletters; - schrift in den vorm van bergketens, onafzienbare valleijen, nederstortende gletschers en bruisende watervallen: schrift Gods - ook heilige schrift! - Zoo als het ons was en nog steeds is, hier tegenover den onbewegelijken, alles overweldigenden reus, den Czaar, den Mogol, den Sultan der bergen - zie - wij kunnen u dat moeijelijk mededeelen, ook niet verklaren -: een zekere solemneel plegtige gewaarwording, een langzaam toetreden en naderen tot iets, dat verbazend groot en verbazend prachtig en verbazend aangrijpend is, eene zekere ongewone, toch weldadige zielsbeklemdheid, alsof men vreesde een enkel oogenblik van natuurbeschouwing en natuurgenot onherstelbaar te zullen verliezen. - Er is in en aan den Montblanc een krachtig werkende magneetstof of magneetkracht verbonden, die ons uren lang aan de plek vastboeit, van waar wij den kolossus, 14000 voeten boven den waterspiegel van het meir van Genève, in stilte en behoorlijke aandacht aanschouwen, en dan, als wij lang genoeg gezien hebben - elkaâr weder veelbeteekenend aanzien - en zwijgen. - De poëzij des levens, zoo als de hoogste natuurbeschouwing haar ontwikkelt, heeft hier het ultimatum bereikt. - Zoo staan wij, tot heden toe, onder den betooverenden ban eener
| |
| |
Circe, en zweven links en regts, nu te voet, dan eens op het goedwillige muildier, aan de voeten van den heer en meester van Savoyen - maar slechts zeer laag bij den grond, ootmoedig genoeg, om dezen ‘Heiligen vader der natuur Gods,’ den voet- en pantoffelkus te brengen. - Om meer dan ééne reden hebben we afgezien van de gewone kleine of grootere heirtogten naar den Montanvert en de Mer de glace, of naar de overbuurvrouw van den monarch, de Breven - of wederom naar de Flegère. - Wij zien van uur tot uur talrijke groepen tijdelijke Chamouny-bewoners, op de sierlijk gezadelde muildieren, links en regts heendraven, met de vlugge gidsen voorop, de lange witte Alpenstokken, met zwarte punten, in de hand, als speren en lansen, waardoor menige deftige en magere whimsical Engelschman, on horseback, in het zonderling reiskostuum, ons aan den waardigen Don Quijote herinnert. - Wij vergenoegen ons, om, achter het stille en nederige kerkje, de Prieuré, den ontzaggelijken steenklomp te bespieden en met het ‘oog’ te beklimmen - daarbij bewijst de groote zeekijker van onzen vriend K - ons treffelijke dienst. - Weet nu dat de Montblanc, welligt boven de meesten der wereldberoemde bergen, het voorregt bezit om zich geheel van top tot teen, volstrekt ‘ten voeten uit,’ zonder eenig beletsel te laten beschouwen; - dat hij als een keizer, in den groenen boschmantel, het borstharnas van graniet, met den diadeem van schitterende sneeuw, in levensgrootte voor u staat - tenzij zijne majesteit het hoofd en het bovenlijf in eene graauwe nevelkap hult, en zich met vorstelijke grilligheid aan de blikken der heen en weder zwevende pygmeën, daar diep beneden in het dal, onttrekt. - Wij waren onder de gelukkigen; want na het prachtig en zuiverend onweder, dat we eergisteren te Servoz boven onze hoofden hoorden woeden, is de lucht helder, doorzigtig als kristal, en slechts zeer zelden golven
de donzige wolkvlokjes om en over de sommité van den Montblanc. - Ja, hij staat daar voor ons in ongekende, onbeschrevene, grootsche pracht, nu in het zonlicht gehuld, dan ligtelijk overschaduwd. - Zoodra men hier eenigzins te regt komt met de afstanden, en de kunst heeft geleerd om bij duizend voeten, en nog eens duizend voeten, te tellen en te meten - begint men te begrijpen wat het voor den kleinen mensch beteekent, om dezen berg - te beklimmen - om werkelijk over en langs die breede gletscher, met zijne crevassen en ijskegels, te klimmen, te springen, dan dat uren lange, hellend sneeuwvlak - over te glijden en te worstelen, dan tegen dien ijsmuur, bijna loodregt, als een gems te klauteren, en eindelijk de sommité, den gebogen sneeuwkoepel te bereiken, van waar het oog meer dan 60 mijlen in de rondte omvat. - De gedachte aan zulk eene opstijging, jaagt ons en elk, u mede, als uwe verbeelding behoorlijk is opgewekt, eene rilling door het gebeente - en toch, vreemd en onverklaarbaar, vele reizenden verklaarden, dat zij hier eene onoverwinnelijke aandrift gevoelden om ook ‘daar boven’ te zijn, dáár zoo hoog, zoo ongemeen hoog, nevens en boven de adelaars in de wolken, alsof zij tot het geslacht der Titans, hemelbestormers, behoorden. - Ook in dezen geweldigen prikkel ligt iets meer dan eene nietige eerzucht, of de roem om onder de waaghalzen van den leeftijd te behooren - zelfs hier in zinne- | |
| |
lijken vorm, een drang naar het oneindige, onbereikbare, verhevene, aangrijpende, waarbij de geest, die vonk Gods, zijne onvervreemdbare regten geheimzinnig laat gelden. - Nabij de kleine kerk, op weinig schreden afstands van ons hôtel, werden wij door een zeer keurig relief van den ganschen bergketen onthaald: Wallis en Savoyen ligt voor u, in den vorm van een uitgestrekt landschap, waar de hoogere bergruggen, de gehuchten en de wegen, door roode strepen, met overgroote
aanschouwelijkheid, zijn afgeteekend - dáár behoort men zich eerst met de noodige inspanning te orienteren, en den geheelen bergweg naar de sommité regt op te vangen, - en dan het oog gevestigd op den heerlijken berg zelven daar buiten, - weldra is men daar te huis. - Zoo beschouwden wij, na deze eerste inlichting door de nabootsende kunst, den eindeloos hoog opwaarts slingerenden weg, welken de moedige beklimmers thans nemen. - Reeds heeft de verdienstelijke de Saussure (zijn afbeeldsel is hier alom, als dat van den ‘heilige des lands,’ in zaal en portaal aanwezig), in 1787 den berg beklommen, meermalen door sneeuw, wind en storm afgewezen, overwon hij eindelijk de dreigende natuurkrachten, en stond werkelijk op den hoogsten top, terwijl daar beneden, in het als weggezonken dal, de zijnen, die hem lief waren, en honderden nevens hen, de verwijderde gestalten der onverschrokken mannen, als zwarte, beweegbare punten aanschouwden - meer dan 10000 voeten boven hunne hoofden!! - Later is de berg van zomer tot zomer beklommen, thans begint het waagstuk, door de talrijkheid dergenen die ook naar ‘boven willen’ - minder indrukmakend te worden, zoo als dit met alle waagstukken pleegt te geschieden. - In een der kleine geschriften over den Montblanc, door een beroemden gids, Joseph Marie Couttêt uitgegeven, die zich als ‘Capitaine du Montblanc’ betitelt, vinden we een opgave der stoutmoedige Adamskinderen die den togt waagden en volbragten, en daaronder - ééne Eva - ja eene vrouw, eene Fransche, Mad.lle Dangeville, 4 September 1838 - zij beheerscht in den cataloog de mannen; hoewel onze waarde vriend van Senden aanteekent, dat deze heldin grootendeels is ‘opgedragen.’ Dit intusschen is voor hen, die eenigzins naauwkeurig met den togt bekend zijn, eene blijkbare onmogelijkheid; welligt dat de onverschrokken vrouw zoo ver is gebragt als men haar heeft kunnen
optillen - en dat men hier het ‘gedeelte voor het geheel heeft genomen,’ zoo als de redenaars zeggen - ‘pars pro toto’ - Zoo hebben wij den slingerenden bergweg, met het oog, beklommen, terwijl de voeten veilig en gerust op het malsche gras stonden - dáár, dáár zagen we de gidsen en reizenden - (voor onze verbeelding wel te verstaan), langzaam de benedenste glooijing opklimmen - waarbij het kostelijke muildier nog groote diensten bewijst. - Weldra neemt de noodzakelijke voetreize een aanvang, ruim 5000 voeten hoog wordt de bedreigende Glacier des Bossons overdwars overwonnen, en hier, hier begint een onafgebroken sneeuwtogt - de plantengroei is verdwenen - alleenlijk nog de Alpenroos, de bekende rhododendrum - hooger stijgende, bereikt het altoos zigtbare gezelschap de zoogenaamde Grands-Mulets, rotskegels, die ter halver lijve boven het sneeuwveld uitsteken, en alwaar een nachtverblijf voor de moedige bergbeklimmers is gevestigd - en nu
| |
| |
stijgt het pad, van het Grand plateau, hooger en hooger, een ijsmuur, ruim 300 voeten hoog, moet schier loodregt opgeklauterd - spoedig staan de helden op de Sommité, den gebogen sneeuwkoepel, die in sierlijke golving het toppunt uitmaakt, - voor den geheelen togt wordt, onder de gunstigste omstandigheden, 17 uren berekend. - Hooger kan en mag de mensch niet meer - de blik reikt tot in het noordelijk Zwitserland, zuidelijk naar Milaan, en zoude, stond er geen belemmerende bergketen in den weg, het ver verwijderde blaauw der Middellandsche zee kunnen bereiken - en die gansche togt, waarde vriend! kan hier met het oog en de verbeelding geschieden - zoo ongemeen indrukmakend, zoo diep aangrijpend is deze blik, zoo volstrekt eenig, - dat de pen volstrekt weigert u alles te beschrijven, wat hier telkens, met verrassende pracht, den reiziger van alle zijden overweldigt. - Daar, ja daar in de eerste plaats de te regt beroemde Mer de glace, de vastgestolde en onbewegelijke ijszee, ter linkerhand, op den weg naar Argentière, inderdaad een der grootsche gletschers, die zich in ontzaggelijke breedte als over het dal opheft, en zich verliest in de hoog gelegene heldere en blinkende sneeuwvelden. - Ginds, ter regterhand, op den ons bekenden weg naar Servoz, de Glacier des Bossons, die het diepst in het dal van Chamouny doordrong, en als met eene zwaarte van honderdduizend centenaars op het groene, malsche gras is neder- en ingezonken, - dáár zijne reusachtige, wild en woest gevormde ijskegels en piramiden, 100 en meer voeten hoog, heeft geplant, - een eeuwigdurende winter omkranst door eene lagchende lente - en daar achter, naar den hemel opstijgend, de Montblanc, die zijne vijf gletschers, als de breede plooijen van eene hagelwitte, hoogepriesterlijke stola, naar beneden ontrolt, en op al die pracht en luister - een onsterfelijke grijsaard, met de eerwaardige sneeuwkruin, welligt zestig eeuwen dragende - plegtig
nederziet! - Alles vereenigd roert, en treft, en brengt eene gewaarwording te weeg, waarbij de pen ons uit de bevende vingers valt, en wij u en allen in geestvervoering toeroepen -: ‘Kom en zie!’ - Om die reden, waarde vriend! zullen we ons, al waren we ook werkelijk dichters, wel wachten dergelijke natuurtooneelen op rijm en maat te brengen: om hier met leenspreuk en kadans te durven spreken, is schier heiligschennis aan deze schepping - zoo als zij hier verschijnt - gepleegd - zelfs een Byron of Lamartine zouden hier gezwegen hebben! - Intusschen kunnen wij u, om nogmaals op de bergbeklimming terug te komen, naar eene even uitmuntende, als getrouwe beschrijving heenwijzen, die zelfs eenige letterkundige vermaardheid heeft verkregen. - Gij vindt die in het Leesmuseum van den jare 1851 (het welbekende Tijdschrift, uitgegeven door K. Fuhri, blz. 191-209), overgenomen uit de Révue Britannique, door Albert Smith. - Deze voortreffelijke, levendige, aangrijpende beschrijving van den Montblanc, ontheft ons van vele uitvoerige berigten, en zal u in meer dan ééne beteekenis des woords, regt op de hoogte van den berg der majesteit en verhevene pracht brengen. - Vergelijk daarmede de zoo naauwkeurige, en op de plaats zelve opgewassene aanteekening van onzen vriend van Senden, - Alpenrozen, IIde deel, XVIII. Chamouny XIX. De Montblanc en Saus- | |
| |
sure - en gij zijt goed en behoorlijk ingespannen.
Ook hier, waarde vriend, hebben wij, in de groote spanning van natuur-bewondering, het oude probleem wederom trachten op te lossen: waarom juist dit verhevene schouwspel zulk een magtigen invloed op den mensch te weeg brengt - eene analyse of ontleding van dit vreemde en zonderlinge gevoel voor het verhevene zoude uit meer dan één oogpunt belangrijk kunnen worden. - Heeft Lichtenberg, de wijsgeerige en geestige denker, ergens gezegd: ‘dat de hooge bergen, waardoor de menschen in verrukking geraken, eigenlijk niets anders zijn dan groote wratten op het gelaat van den aardbol, en niets meer’ - dan is dit ijskoud prozawoord hier schier ondragelijk - en toch, reeds vroeger deden wij u dit opmerken, als men de natuurverschijnselen op haarzelve beschouwt, en los maakt van den indruk, welken zij op den zinnelijken en gevoeligen mensch voortbrengen, - houden wij niet anders over - dan - dan: eenige zeer hooge steenklompen, met bosch en sneeuw bedekt. - Ware de Montblanc de helft minder hoog, zonder sneeuw, zonder zijne verbazend stoute gletschers - Chamouny en de omstreken zouden der vergetelheid zijn prijs gegeven; - maar thans, omdat hier de hoogste hoogte in Europa is, thans heeft dit dal en het armoedige Savoyen gedurende meer dan eene eeuw ongemeene vermaardheid verkregen - en rees, achter of nabij den Montblanc, weder een Chimborazo of een deel van het Himmalayagebergte, - de reus zoude wederom verkleind worden en verzinken. - Alzoo ligt in de ‘betrekkelijke’ grootte van den zich altoos krachtiger ontwikkelenden vorm der natuurverschijnselen, de grond, waarom de sterveling voor het verhevene zoo bijzonder vatbaar is - juist het gevoel zijner eigene, physieke geringheid en krachteloosheid, stelt den prachtigen berg, de gewelfde breede ijszee, het onafzienbare sneeuwveld, dat als in de wolken hangt, voor zijn zielsoog in een vergrootspiegel voor; hij
neemt en maakt zichzelven tot maatstaf, en daardoor wordt datgene, wat hem in kolossale vormen omringt, grooter dan het inderdaad is; waren wij, zoo als de Talmud van stamvader Adam verzekert, eenige honderd ellen lang, - hier de Montblanc zoude ons vrij wat minder aangrijpen en treffen - en toch is het met deze en dergelijke, eenigzins abstracte, zielkundige experimenten, wederom onmogelijk, om zich van het diepaangrijpende gevoel der verhevene natuurschoonheid los te worstelen -: de mensch, als een zinnelijk wezen, staat in den tempel der natuur, als het kind in de heerlijk en prachtig gewelfde Katholieke kerk, hij moge zich daar tot stille, heiligende gewaarwordingen laten wegslepen, maar als denkend en geestelijk wezen, als mensch, vergete hij niet dat er boven deze altaren, en bloemenkransen, en schilderstukken, en beelden, nog iets anders ligt, dat meer, beter, grooter is - van dat grootere en hoogere is altaar en kerkornament - zinnebeeld - symbool. - Zoo vinde de mensch, waar hij, zoo als wij, aan de bergaltaren staat, waar de sneeuwkoepel van den Montblanc met den blaauwen hemelkoepel schijnt te wedijveren, waar de schepping hare laatste, hoogste reuzenkracht schijnt ontwikkeld te hebben - daar vinde de mensch ook symbool en zinnebeeld van een leven, van een zijn, van een genieten, dat ‘boven’ de bergen
| |
| |
ligt, en waarheen de Oneindige Bouwmeester dezer wonderen ons allen als met geheimzinnige stem, voorbereidend en aanmoedigend, heenvoert -: eene eerste openbaring in stof en vorm voor eene tweede, waar de geest, - in het rijk van waarheid, licht en liefde, - zijne eigenlijke woning zal vinden!
't Zal thans billijk en verstandig zijn, dat wij van die hoogte, welke wij mede in onzen brief bereikten, met u afdalen, en nog iets laten volgen van het eigenaardige zomerleven in dit verwijderd dal -: ongeloofelijk contrast -: een zestal moderne, groote hôtels, met al wat deze vereischen: ruime remisen, eetsalons, balkons, en tal van Kellner, te midden van eenige zwarte, bouwvallige hutten, - alles op elkaâr gestapeld, peperdure modewinkels, waar voor de Alpenreizigers alles te vinden is om zich te kostumeren, tot zelfs de wollen sokken ten behoeve der gletschers. - Tusschen deze hôtels bruischt en kookt en schuimt de Arve onophoudelijk, - een stevige brug vereenigt de moderne gebouwen met elkaâr, die gedurende de zomermaanden behoorlijk belegerd en bestormd worden. - Hoe dikwerf hoorden wij niet, meer in het Noorden van Zwitserland, onze Britsche reisgezellen elkaâr vragen, op stoomboot of aan de open tafels: ‘Sir, have you been at Chamouny?’ ‘Have you seen the Mountblanc?’ Onze overburen aan gene zijde van het kanaal schijnen voor het meer stoute en geweldige in de Zwitsersche natuur eene bepaalde voorliefde (verschoon den Duitschen overlooper) te bezitten. - Hier althans komen bijna van uur tot uur de reiswagens aan, met Lords en Myladys opgevuld, slanke, deftige, of wederom zeer vrolijke dames, heeren van het krijtgebergte, met een imposant voorkomen en vuurroode aangezigten. - Gelukkig, wie nog eene kamer met bed en toebehooren kan vinden - en daar, om en voor die hôtels, het kleine legioen van gidsen, de guides en goede geniussen, die onophoudelijk met hunne muildieren op en af komen draven, met de grootste beleefdheid de dames in den zadel beuren, allen perfect weten te behandelen, - waarlijk een krachtig, degelijk, en zeer welopgevoed menschensoort, echte bergzonen, die, 't zij hun van harte gegund, de aanstroomende touristen op zeer gevoelbare contributie plaatsen,
en zich voor de zorg, aan de onmisbare muildieren besteed, zeer hoog laten betalen - en - zoo dachten wij, die ons mede gereed maken over eenige uren dit onvergetelijk dal te verlaten, als nu de zomer voorbij is, en de winter hier een tweeden winter in het dal opent, en hier de stormen loeijen, de lawinen donderen, en de stortvloeden van de bergkruin nederklateren, en de reus met vreesselijke kracht een sneeuwmantel tot aan de voeten en over het gansche dal laat nederglijden - hoe zal het hier dan zijn? - dan is de bevolking uit den vreemde verdwenen - dan heerscht hier welligt de stilte des doods - onder de menschenwereld namelijk - maar de heerlijkheid der schepping blijft - ja zij blijft - zij blijft! - en ook ons, waarde vriend, zal zij blijven - wat hier gezien, en diep in de ziel is gegriffeld, verdwijnt nooit, nooit meer; het beeld van den Montblanc staat ons, benevens zoo veel ander natuurschoon, in den geest als geëtst - en wij nemen dit tooneel der aardsche heerlijkheid mede naar het lage en vreedzame va- | |
| |
derland, voor u en de onzen. - Dáár, dáár zullen we nog dikwerf naar Chamouny teruggaan, en ook naar het meir van Genève, en ook naar Lauterbrunnen, en ons tegenover de Jungfrau plaatsen, of het meir van Thun bezoeken - dáár zullen we het natuurleven doen herboren worden, en de reize tallooze malen herdrukken. - En nu, vaarwel, hartelijk vaarwel! - Over weinige dagen zijn we Zwitserland en Duitschland weder doorgevlogen, en hebben voor u den warmen handdruk gereed. - Onder het geleide van alle goede geesten spoedig weder naar huis en haard, en ook naar u, - en hiermede nog eens en voor het laatst de heilgroet u gebragt van
Uwe vrienden,
Spiritus Asper en Lenis.
|
|