is het ook op verren afstand, de oorlog heeft de velden vernield en met bloed gedrenkt! Wat al kiemen van godsdienstige en burgerlijke verdeeldheid gestrooid, gevoed, mogt het zijn, nu voor immer uitgeroeid! Eene verdelgende en snel doodende krankheid, geene vreemdelinge meer binnen onze landpalen, zocht en vond er hare offers! De orkaan, die de wateren der zee beroerde, die het geboomte des wouds ontwortelde, die met duizendmaal duizend stemmen de magt van den Heer der natuur en de nietigheid van den zwakken mensch verkondigde! En als gij dan de belangrijke hoofdstukken, die het boek der natuur en het boek des levens u ter lezing boden, nog eens met ernst hebt nageslagen, dan is het alweder de groote, de altijd terugkeerende vraag: Waarheen?
En waarheen in uwe kleine wereld, in den kring, dien gij met één oogopslag kunt overzien? Wat zal u wedervaren in de eigen woning, in den schoot des gezins? Welke verwachtingen en uitzigten zult gij dáár verwezenlijkt zien? Welke teleurstellingen toeven u daar? Welke tranen zult gij dáár te plengen hebben, òf van innig zielsgenoegen, òf van bitter grievend, harteknagend boezemleed? Waarheen?
Waarheen vooral in de nog kleinere wereld binnen u? Zal dáár de opstand der booze hartstogten, de omwenteling der onstuimige driften, de dolle vrijheidskreet der onbeteugelde neigingen voortduren? Of zal het gezag der door godsvrucht en christelijk geloof bestuurde rede geëerbiedigd worden, opdat het vrede in u zij en rondom u? Waarheen?
Alleen de Christen neemt, aan den eersten morgen van den pas begonnen tijdkring, die vraag zonder vrees of huivering op de lippen; want hij kent, bij alle onzekerheid der toekomst, en bij alle ongewisheid zijner toekomst, het antwoord op die vraag. Het luidt alzoo: Als wij ons door Gods hand geleiden, en door den Geest des Heeren laten besturen, gaan wij, na de jaren des wisselvalligen en onzekeren aardschen levens volbragt te hebben, naar het Huis des Vaders, waar de schitterende gesternten des lichts en des vredes, der liefde en der geregtigheid met eeuwigen, onuitdoofbaren luister vonkelen.
1 Januarij 1854.