derom ginds en elders eene onstuimige menigte, wier brein verhit, wier verbeelding verwilderd, wier leven verdierlijkt is, het regt van den opstand prediken, en met baldadige hand onheil en verderf verbreiden? Zal de gezegende invloed eener verstandelijke en zedelijke beschaving allengs de massaas doordringen, en regt en geregtigheid, waarheid en vrede haren zetel meer en meer vestigen onder de wereldvolken?
Eigenaardig stemt de eerste morgenstond van den aangevangen tijdkring de snaren van het menschenhart tot de welluidende toonen des gebeds, en zijn geest verheft zich op de wieken der gewijde aandacht tot den Eeuwigen Vader in de hemelen. Dan trilt de harp zijns gemoeds, en allengs lossen de wanklanken dezes tijds en des aardschen levens zich op in de bekoorlijkste harmoniën, die het oor zijns geestes uit hooger sferen verneemt. De loeijende stormwind, die zich dreigend scheen te verheffen, wordt tot een zacht en liefelijk suizen; de angstwekkende kreten tot hartverheffende jubelzangen, en de bloedige vaandels tot banieren des vredes. Hij aanschouwt orde in den chaos, en eenheid in de verwarring. Zijn vertrouwen op Hem, die alles beschikt, is versterkt, zijne hoop op Hem, die alles vermag, is verlevendigd, en een lichtstraal uit de hoogte verheldert wat in dikke duisternissen en opeengestapelde neveldampen gehuld lag.
Eerste morgen van een nieuw jaar, nieuwe gave des Algoeden, dringt gij den mensch niet tot vernieuwing en bevestiging van goede, edele, vrome, christelijke voornemens en besluiten, die te vaak naar den achtergrond geschoven, uitgesteld en verdaagd werden, maar dàt nu, zijn geweten zegt het hem luide, niet langer mogen worden? Ja! de traan van ongeveinsd, opregt berouw glinstert op dezen morgen in zijn oog, zoo als de dauwdruppel parelt in den bloemkelk, en bij hem ontluikt eene bloem voor het hoogere leven, die te zijner tijd vrucht zal dragen. Met opgeheven hoofd en verruimd hart gaat hij voorwaarts, gedachtig aan het naderend eind van den aardschen togt, aan het doel van dien togt, aan het vaderland, dat hem wacht.
Welkom dan eerste morgen van den nieuw ontsloten tijdkring, ook gij roept ons immers weder om tot Hem te gaan, in Wien alleen het heil der menschheid en des menschen is, Die verkwikking heeft en rust en vrede voor allen!