De Tijdspiegel. Jaargang 9
(1852)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De– Auteursrechtvrij
[pagina 321]
| |
Godgeleerdheid. - Wijsbegeerte. - Staatkunde. - Opvoeding en onderwijs.De schaduwzijde der protestantsche kerk. Aphorismen en theses. (Vervolg. Zie Tijdspiegel 1852, II, blz. 241-246.)Wee hunner, die het kwade goed heeten, en het goede kwaad; die de duisternis tot licht maken, en het licht tot duisternis, die het bitter tot zoet, en het zoet tot bitter maken. | |
22.De Protestantsche kerk heeft, sedert hare mondigverklaring, slechts twee verschillende wegen kunnen inslaan: òf, zich geheel te vereenzelvigen met het woord Gods, en dáár alleenlijk hare grondvesten en bouwstoffen te vinden, òf, zich wederom onder het een of ander kerkelijk gezag te stellen, en naar een meer bepaalden, uitwendigen vorm te zoeken. - Jakob en de Engel worstelende, - de autoriteit en de vrijheid tegenover elkaâr. - Zij heeft niet lang geaarzeld, en zich onderworpen aan de keur en den stempel van meesters en heeren. | |
23.De oude kerkelijke symbolen, de geloofsbelijdenissen, de bepaalde geloofsvormen, in hoofdstukken en artikelen, later in leerstukken gesplitst, ontloken, om en nevens de frissche, geurige plant, die ruim drie eeuwen geleden door de aardkorst heenboorde, - daardoor, meende men, zoude het teedere gewas voor de stormen des tijds beveiligd worden, - hier en daar zag men in de afgeperkte geloofsbelijdenis de ondoordringbare Aegide, -jammer intusschen, dat de godin Minerva er niet steeds aanwezig was, en menigeen het geloofsschild wilde aanbieden, zoo als het nog heet uit de eigene smidse te voorschijn kwam. | |
24.Men heeft de Protestantsche kerk van inwendige armoede, van beginselloosheid, van toenemende zwakheid beschuldigd, juist omdat ze reeds zoo vroeg naar geloofsvormen greep, die, hoewel uit de Heilige Schrift afgeleid, evenwel eene vergoeding moesten zijn voor de Heilige Schrift zelve, - een surrogaat, een kruk- | |
[pagina 322]
| |
kenpaar, om de arme, wankelende en wseifelende op de been te houden. - Voldoet, zoo beschuldigde men, voldoet deze herborene, vrije, rijk bloeijende kerk, werkelijk aan den eisch der waarheid, en den eisch der godsdienstige menschheid, - welnu, zij trede op, geheel en alleenlijk geheiligd en bevestigd door het oorspronkelijke woord Gods, - zij taste niet, bij hare eerste verschijning op aarde, naar hulpmiddelen; zij binde zich niet, waar ze zoo even is losgebonden; zij neme geene menschelijke vormen aan, waar ze de vormen van een vijftiental bijgeloovige eeuwen verbrak en verwierp. - Zij heeft zich door die geloofsvormen dadelijk als ontoereikend zelve veroordeeld. - De Protestantsche kerk? Eene mislukte poging van kloeke mannen, die thans, na genomene proefneming van drie eeuwen, als onhoudbaar en verwerpelijk verschijnt, - voor den eenigen vleeschen paus te Rome, een tal parkementen en papieren paussen in de plaats - die ruilhandel is niet gelukkig en voordeelig te noemen! | |
25.Uit dat oogpunt beschouwd, hebben zoowel Katholieke als Protestantsche schrijvers, denkers, en godgeleerden de Protestantsche kerk, zoo als zij zich tot op den huidigen dag vertoont, beschuldigd en veroordeeld: - zij staat weder in ketens geklonken; zij wordt hier en daar in het stelsel gekeurslijfd; zij heeft hare oorspronkelijke vrijheid prijs gegeven, - of- zie hier het bedreigende alternatief: is dan de Christelijke godsdienst en kerk, uit haren aard en volstrekt gedwongen, om telkens, bij elke hernieuwde openbaring in het leven des menschen en der geslachten, van menschelijke vormen, geloofsbelijdenissen, stelsels en leerstukken afhankelijk te zijn en te blijven? Kan zij dan nimmer rein, zelfstandig, zuiver door de stervelingen aangenomen en genoten worden? Is dan elke hervorming slechts eene verwisseling van menschelijke inkleedsels, eene onafgebrokene opvolging van opvattingen, voorstellingen? - Moet de oorspronkelijk Evangeliesche kracht en geest, volstrekt in de verschillende, meer of min Gothische of moderne vormen van geloofsbelijdenis verschijnen? Hier Nicea, Trente, Augsburg, Heidelberg, enz. enz., altijd oude en nieuwere vazen en vaten, gereedschappen, waarin de oorspronkelijke geestkracht moet, wij zeggen: moet besloten liggen? - Wat zal de Protestantsche kerk hierop antwoorden? | |
26.Welnu, zij herneemt: - ‘ik deed derhalve wat ik doen kon en niet meer, - ik was een kind der eeuw, waarin ik geboren ben, en heb mij niet kunnen verheffen boven den schoolschen afgeperkten vorm - ik moest op die wijze geleid, opgevoed, ontwikkeld en hersteld worden, - ik moest’... Wij vallen haar in de rede en vragen hier: ‘Zijn uwe verschillende symbolen, geloofsbelijdenissen, met het aanhangsel der verschillende formulieren van Eenigheid, - (eigenlijk formulieren van wederkeerige on-eenigheid), - zijn deze werkelijk middelen geweest ter opvoeding, ontwikkeling, herstelling - of veeleer - lees uwe eigene geschiedenis, - middelen ter scheuring, verwarring, oplossing en ontaarding? - Kan de Protestantsche kerk, zoo als ze geschiedkundig is opgetreden, deze schaduwzijde ontkennen, loochenen, - of, wat het ergste is - met gebondene oogen - ignoreren? | |
[pagina 323]
| |
27.Onpartijdige, onbevooroordeelde lieden, ook uit dezen tijd, hebben uit die beschuldiging de gevolgtrekking afgeleid, dat de geëmancipeerde kerk alleenlijk eene voorbereiding, eene inleiding, eene voorproef was op eene andere, betere, toekomende, en meer heilige, waar meer licht en minder duister te vinden is, - zij hebben zelfs het ontoereikende der groote algemeene Hervormde kerk, in al hare deelen en onderdeden, erkend. - Wij noemen hier slechts, om geene wolk van getuigen aan te halen: E. de Pressensé, Conférences sur le Christianisme. - (ook in het Nederduitsch vertaald) - (Paris 1849) alwaar ge een zeer krachtig hoofdstuk kunt lezen, onder den titel: Insuffisance du Protestantisme. - Hoort den Protestantschen geestelijke (blz. 191): ‘Et d'abord, ou irons nous chercher le dogme Protestant? Qu'entendons nous par la? Il ne faut pas, qu'on puisse nous accuser, soit pour le peindre en beau, soit pour le denigrer, de ne pas nous en tenir au vrai dogme Protestant. On me refusera peut-etre d'emblée le droit de le definir, en me disant: le principe même du Protestantisme vous interdit de presenter une doctrine qui soit la doctrine Protestante: vous ne devez nous parler que du libre examen.’ | |
28.Welaan, wij zullen, omschanst en belegerd door de Protestantsche geloofsbelijdenissen, naar het groote, allesbevattende dogma, naar den grond en de kern en inwendige waarde der betrekkelijk jeugdige kerk zoeken. Wij zullen ons in gestadige opvolging de leerstukken der Augustijnsch-Luthersche kerk laten voorleggen - der latere Saksische twistende kerk; der Zwitsersche kerk; wij zullen de afwijking en toenadering en botsingen der partijen beschouwen, - hier de hoofdleiders Luther, Zwingli, Melanchthon, Oecolampadius, Calvijn, Beza, Calovius, Quenstedt - daal de eeuw af: - dat de Hernhutters, de Kwakers, de Methodisten zich aanmelden; de Baptisten, als Doopsgezinden; de dissenters alom en alom, en rust eindelijk vermoeid en ademloos uit, hier nevens de Schleiermacheriaansche, of daar bij de Hengstenbergsche school, en beken uwe magteloosheid, als ge u thans ten onzent tusschen de Oud-Dordsche en de Groninger school geklemd ziet; terwijl professor Scholten, te Leiden, met geweldige hand, het oude gebouw, al herstellende, toch afbreekt, en zelfs eene hel flikkerende Morgenster u de oogen verblindt, waar de regtzinnige Nederlander nu de boetbazuin des oordeels steekt, dan den klaagzang aanheft. Welk een tafereel ‘vol grouwel en ellende!’ | |
29.Men duide het ons niet ten kwade, dat we hier, zoo als men zegt, ‘man en paard’ hebben genoemd, en tegenover de Protestantsche kerk geene laffe en onwaardige pligtplegingen maakten. 't Verwekt ons ten minste walging, om de altoosdurende afgoderij te aanschouwen, waarmede men haar benevelt, en zichzelven bedriegt. Wij aanbidden en vereeren geenszins eene alleen zaligmakende Protestantsche kerk, zoo als zij daar werkelijk als onloochenbare geschiedenis tusschen de zestiende en negentiende eeuw voor ons staat-maar wij beminnen, handhaven, en vertrouwen des te meer het protestantsche onverdelgelijke beginsel: dat der vrijheid van hoofd en geweten, het be- | |
[pagina 324]
| |
ginsel der Evangeliesche vrijheid, ons en ieder gewaarborgd - niet door paus of concilie - ook niet door hervormers of geloofsbelijdenissen - maar door den Heer der kerk zelven reeds door dit allesbeteekenend en volledig woord: ‘Indien gij blijven zult bij mijn woord zoo zijt gij mijne ware jongeren - en gij zult de waarheid erkennen en de waarheid zal u vrij maken.’ - In deze woorden ligt het wezen, de kracht, de waarborg, ja de geheele Protestantsche kerk en tevens - 't is onze heilige overtuiging - hare toekomst, in de diepte der nog ongeborene eeuwen die slechts aan God bekend zijn. | |
30.Hare toekomst alzoo? en zal die dan volmaakt licht, helder, en zonder de tegenwoordige schaduwzijde zijn? Zal eens de kerkelijke strijdleus zwijgen? Het kerkelijk zwaard - de pen - ter zijde gelegd worden, en de geesten der menschen zich vereenigen om de oude apostelkerk te vestigen op de bouwvallen van verbrokkelde en ingezonkene scholen, sekten en geloofsbelijdenissen? Wij antwoorden op deze kardinale vraag nogmaals met het woord des Heeren: ‘Gij zult eerst de waarheid erkennen!’ | |
31.Welke waarheid dan? die van Arius, Athanasius, van Augustinus en Pelagius? van Luther of Zwingli - van Kalvijn? van Zinzendorff of Pusey? van Bilderdijk of Hofstede de Groot? Welke waarheid dan? Wij zullen onze lezers toch niet met vele woorden behoeven te overtuigen, dat de waarheid, welke de Heer der Kerk bedoelde, dikwerf eene geheel andere is, dan die dezer heeren en meesters, en dat het Evangelie der genade en der behoudenis niet eerst te Augsburg, te Genève, te Oxford, bij de Sorbonne, te Berlijn, te Groningen, Leiden of Utrecht, of zelfs te Arnhem aan zeker seminarium behoeft geregistreerd en gehomologeerd te worden. | |
32.Er is hier geen uitweg of middel: de Protestantsche kerk moet hare waarheid wederom bij Christus en Zijn woord, en dáár alleenlijk zoeken, of zij loopt gevaar, in het geheel geene waarheid, maar een heirleger van vermengde waar- en onwaarheden, vreesselijk door elkaâr geschud, en dikwerf onkenbaar, te behouden - zij moet wederom beginnen - en wel van voren af aan beginnen - om die waarheid te zoeken, en zoo als er staat: ‘te erkennen’ - ja, te erkennen. | |
33.Zeer zekerlijk zal eene onderlinge, onpartijdige, naauwkeuriger vergelijking der kerkelijke symbolen, geloofsbelijdenissen en zoogenaamde formulieren van Eenigheid veel kunnen bijdragen als voorbereiding om tot die noodzakelijke Evangeliesche kennis te geraken. Men zal in gemoede verpligt worden, om al deze kerkelijke geloofsbrieven te openen, te lezen, te doorgronden, en alsdan het besluit opmaken, waarin zij, al dan niet, met de Evangeliesche waarheid, zoo als de Heer die openbaarde, overeenkomen. Men zal ook een gezag, eene autoriteit, laten gelden: het gezag van Christus, en dáár, en dáár alleen, zal het hangende vraagstuk opgelost kunnen, moeten worden: - eerst de waarheid zoeken en erkennen. | |
[pagina 325]
| |
34.Hebben dan, vraagt ge, de Hervormers en stellers der kerkelijke geloofsbelijdenissen dat niet juist gewild en gewenscht? Was het niet hun doel en voornemen, om die Evangeliesche Christus-waarheid te vinden, vast te houden, als vast te bannen binnen het paal- en metselwerk van artikelen des geloofs, en den ringmuur der formulieren? Buiten allen twijfel! - maar juist omdat hun werk zoo gewigtig en veelomvattend was, zullen wij van onze zijde, met uw verlof, de betamelijke vrijheid nemen, om met en nevens hen, alles nog eens te onderzoeken en na te zien, wat zij onderzocht en nagezien hebben; - zij, die goede, edele, geleerde, maar daarom niet onfeilbare mannen. - Als men ons eene drukproeve aanbiedt, waarin de mogelijkheid bestaat van drukfeilen (hoe ligtelijk kan de knapste mensch zich vergissen, of eene fout over het hoofd zien!), - dan ware het onbillijk en onverdragelijk, om ons de revisie, altijd nog eene revisie, te willen onthouden - de corrector zoude dan te regt met zijne grieven kunnen optreden en zich openlijk beklagen. | |
35.Alzoo, eene revisie en eene correctie der bestaande geloofsbelijdenissen? - Zeer zekerlijk, waarom niet? mits ge u de moeite geeft, om u aan het zuivere, verstaanbare, reine, heldere Evangeliesche Christuswoord te houden, en u niet te plaatsen dadelijk nevens of onder de voogdijschap van die kerkelijke oirkonden, maar iets hooger, ja, veel hooger, zoo hoog gij kunt en moogt: - dat is - nevens den Heer en zijne jongeren, zijne leerlingen. - Paulus? Jakobus? ook zij zullen, als de Heer eerst gesproken, geoordeeld en aangenomen of verworpen heeft, gehoord mogen worden, - maar toch steeds eene regtbank ‘ter tweeder instantie’ - en wilt ge dan later uwe vrienden, patronen, of Protestantsche beschermheiligen ook mede laten spreken: - de hervormers, de kerkleeraars, - ook zij zullen gehoord worden, maar, onder de billijke en onverzettelijke voorwaarde, om zich te schikken en te onderwerpen, aan en onder den eenigen Heer en Meester, die hier en alom, alleenlijk als magthebbende kan optreden. | |
36.Wij gelooven, door deze wijze van beschouwing, het Evangeliesch beginsel, ook het ware en eenig duurzame beginsel der Protestantsche kerk: - dat der waarheid en vrijheid - eenvoudig en verstaanbaar genoeg te hebben aangetoond. - Wij gelooven, dat elk verstandig Christen die overtuiging met ons deelt, dat, dien ten gevolge, alle mogelijke formulieren geloofsdwang stellig anti-Christelijk is, en vroeg of laat zal moeten wegvallen, - ja, wij gelooven, dat de Protestantsche kerk, hoe deerlijk misvormd en Ontaard ook, in haarzelve de levenskiem besloten houdt eener betere, reinere en meer Apostoliesche, groote, algemeene gemeente - dat is gewisselijk waar. | |
37.Nog gedurende jaar en dag en eeuw, zal er gestreden moeten worden over het onschatbaar heilgoed der waarheid en der vrijheid in de kerk. - Gelukkig zelfs voor de ontwikkeling en handhaving der Protestantsche kerk, dat de oudere Katholieke zuster haar blijft | |
[pagina 326]
| |
gadeslaan, aanklagen, ontleden, beschuldigen, en niet al te zusterlijk - tergen, - dat houdt haar levend en levendig. - Voor de kracht der Protestantsche kerk waren Von Haller, de graaf von Stolberg, Le Sage Ten Broek, en ook al mede de gravin Hahn-Hahn, nuttig en welkom. - De vijand openbaart meer waarheid, dan de vleijer. - Wee, wee der Protestantsche kerk, als zij nu reeds geloofde, in tegenspraak met den Apostel Paulus, dat zij het reeds bereikt had, maar zij jage en streve daarnaar, ook in onze gistende negentiende eeuw, of zij het eens bereiken moge, en werpe hare kluisters af, en keere terug tot de groote, tot de laatste Eenheid - deze is Christus in zijne openbaring. | |
38.Wij eindigen onze opmerkingen met eene welgemeende bede aan den lezer onzer stellingen. - Wanneer hij ze niet kan toestemmen of beamen - levere hij, zelfs in den Tijdspiegel, betere en meer volledige - maar onderzoeke intusschen, of hij welligt ook zelf de schaduwzijde der Protestantsche kerk helpt vermeerderen; in dat geval, wenschen wij hem het noodige licht en de noodige waarheid, opdat het rijk Gods tot, en onder allen kome! Spiritus Asper en Lenis. |
|