rijke wenk ook voor de predikers onder de Christenen - om de waarde van de indrukken, door hunne redenen verwekt, niet al te hoog aan te schrijven? Is het niet een bijtende satyre op hen, die er steeds hun werk van maken, om door allerlei kunstmiddeltjes een traan op de wangen te lokken, en eene tentoonstelling te doen plaats grijpen van - geborduurde zakdoeken?
Bilderdijk schreef beneden aan de inhoudsopgave van ‘Mijn verlustiging’ deze merkwaardige woorden: ‘Kundigen zullen uit de oorsprongklijke stukken, in dezen bondel vervat, de vertalingen en verre navolgingen kennen: voor vreemdelingen in de oude en nieuwere letterkunde zou men ze nutloos onderscheiden.’ Zou men het eenig hedendaagsch dichter met grond euvel kunnen afnemen, als hij hierin het voorbeeld van den grooten ‘Maëstro’ navolgde, en soortgelijken vrijgeleidebrief aan zijne bundels medegaf, als een grooten afleider voor alle beschuldigingen van gemakkelijker of moeijelijker te ontdekken plagiaat? Maar - de navolgers overdrijven gewoonlijk. Als er verdachte stukken in de bundels voorkomen, wordt er niet alleen geen certificaat van oorsprong bijgevoegd, maar ook de waarschuwing van Bilderdijk weggelaten, waardoor deze elke beschuldiging deed verstommen!