bladzijde van het levensboek (den eersten dag des jaars) zich tot profeet der toekomst te verheffen; hij wil, naar het woord des dichters, een woord, te vaak misbruikt, en misduid:
In het nu wat worden zal.
reeds vooruit zich den waarschijnlijken of vermoedelijken inhoud van het nieuwe hoofdstuk (het geheele jaar) voorstellen?
En is het niet verkondigd, en ligt daar geen diepe zin en groote beteekenis in, mits het regt verstaan worde, dat de toekomst den Christen, den geloovigen, den vertrouwenden, den hopenden toebehoort?
Wèl hem, bij wien deze overtuiging vast geworteld is in de ziel.
Kind des stofs en des oogenbliks! Wilt gij nu reeds uw oordeel uitspreken over het afgesloten jaar, en den evenaar houden, of het der menschheid gewin dan verlies heeft aangebragt? Vermeet het u niet, waag het niet dat hooge standpunt in te nemen, dat beslissend vonnis u aan te matigen. De stift der geschiedenis zal de daden en de feiten opteekenen in hare gedenkrollen, de opgewonden geestdrift en de hartstogtelijke verguizing zullen verdwijnen, gelijk de neveldampen voor het zonlicht wegtrekken, waar de onpartijdige geschiedvorscher tot de roerselen van der menschen daden doordringt, en den schijn van het wezen leert onderscheiden; - een later geslacht zal regtvaardiger vierschaar spannen dan gij: - de geschiedenis der wereld is het oordeel der wereld.
Kind des stofs en des oogenbliks! Waagt gij thans reeds te voorspellen, wat de ingetreden tijdkring zal baren, nu gij naauwelijks de eerste shreden hebt gezet op de nieuwe baan? Som dan slechts ettelijke der hoofdgebeurtenissen en merkwaardigste verschijnselen op, die gij u aan den laatsten avond van het verstreken jaar kondet te binnen brengen, en vergelijk ze met de verwachtingen, die aan zijnen eersten morgen u de ziel vervulden. Bepaal wat er geworden is van de berekeningen des staatsmans, 't zij hij die gebouwd had op de lessen der geschiedenis, gerigt op het heil des volks, 't zij hij een doemwaardig verbond had gesloten met baat- en heerschzucht, en een juk van slavernij gesmeed voor den hals van vrije burgers. Bepaal wat er geworden is van de bespiegelingen des wijsgeers, die het kunstig opgetrokken gebouw zijner streng ineenpassende stellingen en gevolgtrekkingen niet als het ijdele spinneweb verbroken, maar getoetst, bewonderd en aangenomen zag. Bepaal wat er geworden is van de droomen van den menschenvriend, - den waren, en den schijnbaren, - die de armoede wilde wegnemen, de gevangenissen ontvolken, de straf afschaffen, de misdaad uitroeijen, de ongelijkheden gelijk maken, de menschheid hervormen, de wereld herscheppen, de aarde in een Eden verkeeren. Bepaal eindelijk wat er, bij de ginds en elders toenemende lichtschuwende en -uitblusschende magt des bijgeloofs, bij de mokerslagen van het ongeloof tegen de tempeldeuren der Christelijke waarheid, bij den afgrond door de ligtzinnigheid gedolven, bij de onchristelijke en tegenchristelijke rigting van veel, wat verderfelijk op den tijdgeest werkt, - bepaal wat er geworden is van het biddend uitzigt des Christens op de komst van zijnen Heer en de uitbreiding van Diens rijk?
Kind des stofs en des oogenbliks! Breek niet te spoedig en te ligtvaardig den staf over uwen tijd! Waan niet, dat