| |
| |
| |
Godgeleerdheid. - Wijsbegeerte. - Staatkunde. - Opvoeding en onderwijs
Een woord over de zoogenaamde stichtelijke, godsdienstige lectuur, onzer dagen, in ons vaderland.
Wenn jemand in der Welt sich eine Sittenlehre mit Hülfe von Nadelstechen und Schieszpulver auf die Hand wollte ätzen lassen, so wollte ich wohl die dazu vorschlagen, die ich in irgend einem Stücke des Zuschauers einmal gelesen habe. ‘The whole man must move together.’ Die Vergehungen dagegen sind unzählbar, und der Schaden, der daraus entsteht, grosz und öfters unersetzlich. Zum Menschen rechne ich Kopf und Herz, Mund und Hände; es ist eine Meisterkunst, diese durch Wind und Wetter unzertrennt bis an das Ende zu treiben, wo alle Bewegung aufhört.
g.c. lichtenberg,
Moralische Bemerkungen.
Eene eigenaardige soort van stichtelijke lectuur wordt in onzen leeftijd het godsdienstig publiek ruimschoots aangeboden: de korte vertoogen, de bespiegelingen, de overdenkingen, bij maandelijksche of wekelijksche afleveringen uitgegeven, en voornamelijk geschikt, om de huiselijke, de tamelijk verwaarloosde huiselijke godsdienst te verlevendigen, te ondersteunen. Men erkent ligtelijk, dat hierin een kenmerkende trek van den godsdienstigen zin onzes vaderlands loffelijk ontdekt wordt, en de begeerte om het Woord en den Geest Gods, in verschillenden vorm, in de huisgezinnen te brengen, en dáár het oude, schier verjaarde burgerregt weder te doen verkrijgen. Die poging is allezins verdienstelijk, en de bewerkers van, de medewerkers in de Albums, Stichtelijke Uren, of met welke opschriften deze bijdragen mogen gedoopt zijn, hebben een goed, een uitmuntend doel voor oogen, maar, zooals het met alle wereldsche zaken gaat, men kan een zeer prijzenswaardig doel voor oogen hebben, zonder het steeds te bereiken, of zóó te bereiken, als wijzelven en anderen dit billijkerwijze verlangen. Het is toch niet voldoende, om die stichtelijke lectuur te vervaardigen, bij wijze van een vlugtig uittreksel uit de laatst gehoudene leerrede, om dadelijk gereed te zijn, als men het ‘aandachtige Hoorders’ in ‘welwillende Lezers’ heeft herschapen, en wat den kanselvorm eigenaardig behoort heeft weggesneden, zoodat vele der zoogenaam de Stichtelijke Overdenkingen of Uren of Vertoogen niet anders zijn dan besnoeide en ingekorte preken, waarvan de vleugels wat gekortwiekt zijn, om ze nu voor de tweede maal te laten uitvliegen. De aandachtige lezer wordt zeer spoedig deze, meestal verongelukte, gedaanteverwisseling gewaar, en ontmaskert den kanselredenaar onder het kleed der stichtelijke huis-lectuur. Er zijn vele zaken, godsdienstige en zedelijke, die bepaaldelijk meer vreemd aan
den populairen kansel, meer eigen aan het stichtelijk uur-week- | |
| |
of maandwerk zijn, en men vergunne ons de aanmerking: de respectieve medewerkers aan dergelijke geschriften maken zich de taak wel wat te gemakkelijk, door een preekje, bij gebrek van iets beters, den uitgever in de hand te stoppen. Zekerlijk, wanneer men altijd herboren leerredenen vond, zooals zij gedacht en geschreven waren, door een' Fransen van Eck, door van der Palm, door Borger, door de beide van der Hoeven's, vader en zoon, - dan was er altijd veel goeds te verwachten. - Wij zouden daarom wenschen, dat men bij het vervaardigen der stichtelijke lectuur bijzondere zorg aanwendde, om niet altijd besteld, afgeleverd en geëmeriteerd kanselwerk, maar, bepaald verschen, huiselijken, voedenden kost op te disschen.
Als onze lezers de bovenstaande woorden van den scherpzinnigen Lichtenberg hebben gelieven in te zien, en de juistheid daarvan begrijpen, ligt daarin eene bedekte grieve tegen sommige geschriften, die bij voorkeur tot de ascetische, tot de erbauende, tot de stichtelijke wenschen te behooren. Wij bedoelen het gebrek aan veelzijdige toepassing voor en in het leven; het bewerken en stichten van den geheelen mensch, ‘the whole man must move together.’ Wij willen het toegeven, dat het leerstellige, dogmatische clement niet mag vergeten worden, dat men de vaste hoofdbegrippen des Christendoms mag en moet terugvinden, naast de toepassing in en voor het gewone leven, maar als hier, ten koste van de levenswijsheid, alleenlijk de leerstelling wordt medegedeeld, wordt het doel ongetwijfeld voor drie vierde deelen gemist. Wat is de askese, de stichting, het dikwijls aangeroerde erbauen, opbouwen? Men gelieve dat eens te onderzoeken, Zal dat bestaan, om de eigendommelijke kerkkleuren eerst vingerdik hier of daar op te leggen, dan met de aanwending te komen, als de vergulde lijst om het schilderstuk? Kan men danspreken van bepaalde Roomsch-Katholieke, oud- of nieuw- Gereformeerde, Evangeliesch-, of hersteld-Luthersche stichting? Moet altoos de geloofsmeening voorop in het eerste gelid, als het korps sappeurs, met bijl en houweel, om voor het aanrukkend leger, dat volgt, ruim baan te maken? Zoude bij stichtelijke geschriften eene groote onzijdigheid, wat betreft de eens aangenomen of bestreden leerstellingen, niet zeer noodig zijn? Komt, laat ons voorbeelden nemen. Men geeft ons zulk een stichtend maandberigt in de handen, wij willen in het goede bevestigd worden, ons met den Vader, door het woord des Zoons, in gemeenschap stellen, wij willen verbeterd, onderwezen worden, erbaut, nu komt er dadelijk
eene uitvoerige voorstelling van 's menschen volslagen onmagt ten goede, van zijne verdorvenheid en ellende, reeds vóór de geboorte, van zijne vloekwaardigheid, eer hij als geboren en bestaand wezen nog kon weten wat de zonde is. Zoude dat de weg der stichting zijn? Zekerlijk, er volgt dan altijd, als palliatief en surrogaat, de rijke en heerlijke leer der genade Gods, maar als het daarbij blijft, en de aanwijzingen ontbreken, om de zonde te overwinnen, en de genade te mogen verwachten, dan zult ge toch wel bekennen, dat de eenzijdigheid hier zeer groot is; of, men neemt een ander vertoog, en vindt dáár het geloof aan de oude strenge leerstellige bepalingen, gekneld als tusschen eenige geliefkoosde Bijbel-teksten, die, uit het verband gerukt, als met het pistool in de hand u aanvallen, zeggende: ‘geeft u over en weêrstreeft ons niet’, gij vindt in deze aaneenschakeling van geloofsmee- | |
| |
ningen niet, waartoe dat geloof u brengt en brengen kan, en wat er door dat geloof bij u gewerkt kan worden, is dàt dan stichting? Of, om verder te gaan, wij vooronderstellen, dat de echt oud-Calvinistische praedestinatie-leer u wordt aanbevolen, en daarin, daarin alleen, uw heil, uwe zaligheid wordt gevonden, of de oud- Luthersche consubstantiatie-leer, met de inwendige tegenstrijdigheid van het in, met en onder u bedreigend wordt voorgelegd, als de volstrekte voorwaarde van de zaligheid uwer zielen; - zoude dat inderdaad de gewenschte stichting bevorderen? Wij laten u, onpartijdige lezers, zelven oordeelen. Over het algemeen is het op verre na gemakkelijker, de zoogenaamde stichting uit een bloot leerstellig oogpunt voor te stellen: men neme slechts het kerkelijk leerstelsel, ontdoe het van de meer onverstaanbare, omslagtige, geleerde terminologie, en perse het steile stelsel dapper in elkaâr - dat
werk is voor menigeen niet boven de krachten; doch om juist het werkelijke, het practische, het huiselijke, het burgerlijke leven, het leven zooals het is, daarheen vloeit, of bruist, of gist, of stoomt, te regelen, te heiligen, te teugelen, om den vloed niet binnen de dijken van kerkelijke leerbegrippen te dwingen, maar te leiden, en te omringen door overtuiging en liefde, opdat de levensstroom het dorre veld, waar de zonde onkruid tusschen de goede tarwe zaait, vruchtbaar make voor den toekomenden oogst, - dat, voorwaar, is minder gemakkelijk, en zekerlijk meer nuttig; welligt minder treffend, opzienbarend en frappant, maar des te krachtiger terugwerkend op het werkelijke leven en de zedelijke verbetering. Zedelijke verbetering! zoudt gij het gelooven, mijn vriend, dat zelfs die twee woorden bij menigeen, in onze dagen, in een kwaad gerucht staan, dat men de zedelijkheid, de inwendige veredeling, naar Christus woord, in den kleinen ban heeft gedaan, en als het steile kerkbegrip niet vooraan gaat, met ontplooid vaandel, uwe zedelijkheid gaarne op nonactiviteit plaatste, als het slechts mogelijk ware? Zoudet gij het gelooven, dat men den Christelijken prediker van geheime onregtzinnigheid beschuldigt, waar hij twee- of driemaal het woord deugd in zijne leerrede waagt uit te spreken, en er niet dadelijk bijvoegt: ‘de roeping door den Heiligen Geest’ of: ‘de wedergeboorte?’ Ja, dat valt zwaar om te gelooven, en toch is het waarheid. De stichtelijke lectuur onzer dagen lijdt meestal aan het gebrek van eenzijdigheid. Lichtenberg heeft gezegd: ‘ik reken en begrijp dat tot den mensch hoofd en hart, mond en hand behoort;’ als wij enkele stichtelijke vertoogen inzien, zouden wij tot de gedachte komen, dat de mensch alleenlijk een leerstellig wezen was, een verstands-wezen, dat blootelijk aannemen, aannemen moet. - Maar hoe hij met mond en hand, met hoofd en hart, van al die
aangenomen of opgedrongen stellingen een goed en krachtig gebruik kan maken, dat wordt den geneigden lezer zelf ter beslissing overgelaten, hier heet het weder ‘vervolg hierna’ maar dat ververvolg komt niet. Wij gaan eene schrede verder: als de stichtelijke lectuur, bij voorkeur, eene kerkelijke, confessionele kleur moet dragen, en zich beijvert, niet den Christelijken mensch in zijn bestemming te veredelen, maar het Kerkgenootschap te handhaven en aan te bevelen, dan zoude hier meer schade dan nut uit voortvloeijen, dan zoude ligtelijk een onpartijdige en onbevooroordeelde lezer zich beleedigd gevoelden, en de kleingeestige beperktheid van den onverdraagzamen voorstander eener afgeslotene
| |
| |
kerkleer beklagen, maar, in geen de allerminste mate, de gewenschte en beloofde stichting gevoelen. Welnu, zegt ge, dat is juist goed en gewenscht, dat willen wij, men moet voor ieder, naar zijne geestelijke behoefte, datgeen gereed maken en voorzetten wat hem smaakt, voor dezen Calvinistische, voor genen Luthersche, voor anderen Zwingliaansche, of wel Remonstrantsche schotels, als ze maar wel gekruid en gesausd zijn, en vele koopers vinden. Wij zijn geene patronen van deze methode, om uit verschillende vaatjes te tappen, hier zwaar, en daar dun bier, hier helder, daar troebel vocht te geven. Wanneer wij onze vergelijking (het beige u niet) mogen voortzetten, zien wij liever voor ons een enkel, groot en stevig gekuipt Heidelberger vat, met zuiver versterkend levensvocht, waarin allen hunne kranen kunnen steken, en de schismatische aftappings-methode, bij gestrenge wetten, verboden blijft.
De stichtelijke lectuur moet den geheelen mensch, den geloovigen, den zedelijken, den huiselijken, den burgerlijken, den grooten, den geringen mensch omvatten, bewerken, zijn hoofd en zijn hart tevens vereenigen en verlichten, verwarmen - bovenal den wil, den wil, zeggen wij, in gestadige beweging houden om te willen wat God wil, en wat Christus, in den naam Gods, mede wilde. In hoeverre de menschelijke wil door afgetrokkene of bestreden leerstukken zal verlevendigd en geheiligd worden, laten wij in het midden. Men neme er de proef van, ‘the whole man must move together,’ en als de wil, de overtuiging, eens in beweging is, zal the whole man volgen. Men neme onze opmerkingen, en tevens onze grieven in bedenking, als ze niet door den beugel kunnen, wederlegge men, maar op gronden, en toone ons aan, dat wij verkeerd gezien hebben. - Elke bijdrage om den kranken tijd te helpen genezen, is immers ten minste aannemenswaardig? Welligt lokt het gestelde hier of daar een pro of contra uit, dat schaadt niet, maar kan enkel goeds werken, en zelfs stichten.
Spiritus Asper en Lenis.
|
|