van het aftrekkend onweder zich nog zoo laten vernemen, dat men soms zou meenen, dat het terugkeert om andermaal met verdubbelde verbolgenheid los te barsten.
De heer Engelen ondernam het en gaf een relaas van hetgeen allen heugt, aller hart nog vervult, aller opmerkzaamheid nog gespannen houdt. Hij deed het met vrijmoedige bezadigdheid en toch met warmte, met onpartijdigheid en toch met deelnemend gevoel, niet als een Gibbon, die waar hij hartdoorvlijmende tafereelen schetst, ook dat kan met de ijzingwekkende koude van een verhard operateur. Zijne schetsen van den toestand van de onderscheidene volken vóór de katastrophe is over het algemeen juist en waar; hoewel wij, vooral in die van den staat van zaken in Duitschland, Spanje, Italië, enkele trekken misten, waarmede wij ook de verstandelijke en zedelijke gesteldheid dier volken gaarne ten minste gedacht hadden willen zien. Hij heeft in den drang van voorvallen eene geleidelijke orde weten te bewaren, eene waarlijk groote verdienste! goede trouw en waarheidsliefde hebben zijne pen bestuurd. Diep indringen deed hij niet. Wij misten wenken die ons, b.v. bij een' Schlosser, tot een zoo helder begrip brengen van den eigenlijken gang der dingen, van de karakters der handelenden. Daarom zou misschien ‘Herinneringen’ een betere titel zijn geweest. Waar de aard der zaak zulks medebragt, is zijne voorstelling schilderachtig schoon en soms dichterlijk levendig, zoodat wij zijn werk, ofschoon niet onvoorwaardelijk, toch van vele zijden mogen aanprijzen. Wij lazen het met veel meer genoegen dan de apologie van Lamartine, die nooit den dichter verzaakt en wiens eigenliefde of wroeging zich, als de toon van een' geklemden toets, door zijn geheele werk laat vernemen.
Veel wat bij de uitgave dezer eerste aflevering nog in den schoot der toekomst verborgen lag, is ten minste tot gedeeltelijke onthulling gekomen, en daaronder veel op zúlk eene wijze, als geen geschiedschrijver, geen diplomaat zal hebben vermoed. Zijn er donkere, verwoesting dreigende wolken overgedreven, er pakten zich andere zamen; maar toch nemen wij dankbaar waar, dat de gezigteinder naar onderscheidene zijden helderder werd. Of zich geene nieuwe buijen vertoonen en ontlasten zullen, welke verwoestingen zij zullen baren? wie zal zulks beantwoorden? - Moge slechts de reactie niet worden overdreven! Dat is eene leering welke wij in zoo menig kabinet, in het hart van zoo menig grooten zouden willen gegrift zien. Maar hoe noode worden de menschen wijs, ook door de krachtigste lessen! Fouten afleggen is gewis veel zeldzamer dan fouten boeten. Dat leert de geschiedenis der volken en mogelijk onze eigene. Indien ooit, dan is thans de σωφϱοσύνη noodig. God geve haar den vorsten en den volken, volken en vorsten mogen haar zich toeeigenen! Het goede zal triomferen; dat hopen wij, omdat het de zaak Gods en die der menschheid is; maar tot welken prijs het zulks zal, na hoeveel of hoe weinig strijd en lijden, dat ligt meer aan de menschen en wat die in hunnen tijd zullen weten te zijn.
Onze aankondiging komt laat; zij is kort en onvolledig. Wij wachtten op de toezending der volgende afleveringen, doch tot hiertoe vruchteloos. Komen zij ons onder de oogen, wij hopen ons dan te zetten tot eene geregelde meer gedetailleerde beschouwing van een werk, dat, op dezelfde wijze voortgezet als het werd begonnen, de aandacht en belangstelling verdient.