| |
| |
| |
Kronijk van den dag.
November. - December.
Binnenland. - Op het tot stand komen van den Overijsselschen spoorweg is thans geen uitzigt meer. Het langgerekte dralen moede hebben de buitenlandsche aandeelhouders aangedrongen op het houden eener algemeene vergadering van deelhebbers. De hoofdreden der voor alle daarbij betrokkenen zoo schadelijke vertraging bleek geene andere te zijn dan de achterlijkheid der regering in het nemen van die besluiten en maatregelen, welke noodig waren om de werkzaamheden met goed gevolg te kunnen beginnen. In het door de vergadering genomen besluit, hetwelk met eene ontbinding der maatschappij gelijk staat, is deze reden ook uitdrukkelijk aangewezen. Dit besluit was van den volgenden inhoud: 1o. dat vermits het gebleken is, dat ten gevolge van de door het hooge bestuur veroorzaakte vertragingen, nog geen begin is gemaakt met de werken van den Overijsselschen spoorweg, en aangezien bij art. 8 der concessie uitdrukkelijk bepaald is, dat de concessie van zelf zal zijn vervallen indien de werken bij het einde van het derde jaar niet tot de helft mogten gevorderd zijn, en vermits dit derde jaar den 12den April aanst. zal zijn verstreken, en er alzoo nu reeds de volkomene zekerheid is verkregen, dat op gezegd tijdstip de maatschappij van regtswege zal zijn geëindigd, - er eene commissie zal worden benoemd, ten einde de maatregelen te beramen, die door dezen staat van zaken worden vereischt; 2o dat de vergadering op nieuw hier (te Amsterdam) bijeen zal komen den 26sten Januarij aanstaande, om het rapport der commissie aan te hooren; 3o. dat, uit aanmerking van de zekerheid dat de maatschappij den 12den April aanstaande van regtswege geëindigd zal zijn, geene verdere uitgaven hoegenaamd tot voorbereiding of daarstelling der geconcessioneerde werken gedaan mogen worden, en dat elke vraag of aanvaarding van eenige verlenging, wijziging
of verandering der concessie zal zijn willekeurig, nietig en onwettig, en komen voor rekening en ten laste van hen, die zich zoodanige aanvraag of aanvaarding mogten hebben veroorloofd. - Weinige dagen na deze vergadering, die op den 2den December gehouden werd, is wel een koninklijk besluit afgekondigd, van reeds vroegere dagteekening, waarbij de onteigening van eenige gronden ten behoeve van bedoelden spoorweg wordt gelast, maar dit zal wel van weinig invloed zijn op de handelingen der aan- | |
| |
staande vergadering van deelhebbers, zoodat de definitive ontbinding der Overijsselsche spoorweg-maatschappij op den 26sten Januarij 1848 als zeker te gemoet gezien mag worden. Een treurige afloop voor eene onderneming, waarvan velen hoopten dat zij den bloei van een belangrijk gedeelte des lands zou ondersteunen en bevorderen.
In de nieuwe of vernieuwde ontwerpen van het tweede en derde Boek van het Wetboek van strafregt door de regering aan de Tweede Kamer gezonden, is alles bij het oude gebleven, wanneer men de invoeging van het artikel betreffende het placet uitzondert, waarmede de Kamer gezind schijnt genoegen te nemen. Waarmede zij echter in de afdeelingen geen genoegen schijnt te nemen en, het is te hopen, ook nooit genoegen nemen zal, zijn de onveranderd weder aangebodene bepalingen wegens drukpers-overtredingen. Indien die bepalingen aldus werden aangenomen zou de vrijheid der drukpers geheel en al afhangen van de uitlegging, welke de regering, of zoo men wil de regters, verkozen te geven aan bewoordingen, die ja in eenen redelijkerwijs beperkten zin kunnen en zouden moeten opgevat worden, maar die ook zoo ver zouden uitgestrekt kunnen worden, dat elke afkeuring van eenigen regeringsmaatregel onder het bereik der strafwet zou vallen; want wat zou niet kunnen gebragt worden onder de bepaling van aan de minachting van anderen prijs geven. Voor het overige hebben zich, toen de bedoelde artikelen voor de eerste maal in beraadslaging zouden komen, zoo vele stemmen verheven om de onaannemelijkheid van zulke wetsbepalingen in eenen constitutionelen staat aan te toonen, dat het onderwerp inderdaad is uitgeput, en men hopen mag, dat, al mogten geene nieuwe stemmen daartegen opgaan, de Tweede Kamer deze ontwerpen liever nogmaals zal verwerpen, dan de vrijheid der drukpers, door de Grondwet gewaarborgd, zoodanig in de waagschaal te stellen.
Zwitserland. - De binnenlandsche oorlog is geëindigd. Geheel Europa had de oogen gevestigd op het kleine land, waar het tot eenen openbaren strijd zou komen tusschen de twee beginselen, welke bijna in alle staten vijandig tegen elkander overstaan. Aan de eene zijde zag men de afzonderlijk verbondene kantons, Lucern, Schwyz, Uri, Unterwalden, Zug, Freiburg en Wallis, verdedigers van verouderde begrippen en vormen, aan de andere den Landdag met de magt der overige kantons, vertegenwoordigers der partij van vooruitgang. Men zag eene hardnekkige verdediging van het afzonderlijke verbond te gemoet. De Jezuïten, de geheime aanleggers en aanstokers van het twistvuur, schenen echter niet gerust aangaande den afloop te zijn; velen van hen namen nog voor het uitbarsten der vijandelijkheden de wijk, hoewel in Freiburg, hun hoofdzetel, de kantonnale regering gezind scheen te zijn om tot het uiterste tegenweer te bieden. Nadat de Landdag, met eene gematigdheid, waaraan zelfs de Fransche Jezuïten-vrienden regt laten wedervaren, nog eene laatste poging had aangewend om tot eene vreedzame schikking te komen, trok zijne krijgsmagt op onder het opperbevel van den generaal Dufour; deze begaf zich den 11den November naar het leger, en reeds den 14den had Freiburg gekapituleerd. Te gelijker tijd hadden op verschillende
| |
[pagina t.o. 74]
[p. t.o. 74] | |
de zwitsersche generaal dufour.
| |
| |
punten schermutselingen en gevechten tusschen de troepen van den Landdag en het afzonderlijke verbond plaats, die echter meestal ten nadeele van het laatste afliepen, zoodat, toen den 19den eene kolonne der eedgenootschappelijke troepen Zug naderde, ook deze stad terstond kapituleerde. Dufour rigtte zich toen op Lucern. Hier was de tegenstand inderdaad ernstig, en eerst nadat de bondstroepen de toegangen tot de stad met geweld van wapenen hadden overmeesterd, werd er door de kantonnale regering eene kapitulatie voorgeslagen. Dufour wees dezelve nu echter van de hand, en den 24sten gaf de stad zich onvoorwaardelijk over. Tusschen den 25sten en 27sten onderwierpen zich Schwyz, Unterwalden en Uri; Wallis volgde den 29sten dit voorbeeld, en hiermede was het afzonderlijke verbond geheel vernietigd. Het bondsleger had in de verschillende gevechten, waarvan dat bij Gisicon in de nabijheid van Lucern het bloedigste is geweest, 48 gesneuvelden en 222 gekwetsten verloren. Het verlies, dat de troepen van het afzonderlijke verbond hebben ondergaan, is tot nog toe onbekend.
De overwinnaars hebben zich met eene lofwaardige gematigdheid gedragen. Wel hadden na de inneming van Freiburg eenige ongeregeldheden plaats, maar het is onzeker aan welke partij de schuld daarvan is toe te schrijven. Zij werden dadelijk door generaal Dufour tegengegaan, die in het algemeen zich hoogst verdienstelijk heeft gemaakt door zijne ondergeschikten in ernstige vermaningen en waarschuwingen onder het oog te brengen, dat zij hen, die thans als vijanden tegen hen overstonden, als misleide broeders behoorden te beschouwen en zich van alle noodelooze gewelddadigheden onthouden.
Weldra werden in alle onderworpene kantons provisioneele regeringen benoemd, en het was wel te verwachten dat de eerste maatregelen dezer nieuwe besturen tegen de Jezuïten en de leden der vorige regeringen gerigt zouden zijn. De Jezuïten zijn verbannen, en men is voornemens de kosten van den oorlog, welke door de afzonderlijke kantons vergoed moeten worden, op hunne bezittingen te verhalen. Ook de goederen van eenige hoofden van het vorige bestuur werden met beslag belegd. Deze hoofden hadden terstond de wijk naar buiten 's lands genomen, en de openbare kassen medegevoerd, welke echter later, hoezeer niet ongeminderd, te Lucern zijn teruggekomen. De zachtheid der overwinnaars schijnt zelfs de anti-liberale partij reeds wederom eenigen moed in te boezemen om hare zaak nog niet als geheel verloren te beschouwen, hetgeen echter wel vooreerst het geval zal zijn, daar ook de kwestie met Neufchatel gelukkig ten einde gebragt is.
Dit kanton, dat te gelijk als vorstendom onder het gezag van den koning van Pruissen staat, had geweigerd zijn contingent aan geld en troepen te leveren. Later had hetzelve het eerste wel ingezonden, maar deszelfs ongehoorzaamheid aan den Landdag, bleef ook na het einde van den strijd een punt, dat tot nieuwe verwikkelingen, ook met den koning van Pruissen, aanleiding kon geven. Deze vorst had het kanton tegen den Landdag in zijne bescherming genomen, en de Landdag daarentegen zijne tusschenkomst op eenen vasten toon afgewezen, daar hij alleen een kanton, geen vorstendom Neufchatel erkende. In de zitting van den Landdag van den 11den December, is de zaak op deze wijze geschikt, dat Neufchatel als boete voor deszelfs ongehoorzaamheid eene som van 300,000 franken zal be- | |
| |
talen; en hiermede mag men hopen dat verdere verwikkelingen, die tot onberekenbare gevolgen zouden kunnen leiden, zullen zijn voorgekomen.
De diplomatie heeft in deze geheele aangelegenheid eene erbarmelijke rol gespeeld. Terwijl de groote mogendheden over eene tusschenkomst onderhandelden, en het afzonderlijke verbond hoogst waarschijnlijk op zulk eene tusschenkomst rekende, tastte de Landdag door, zoodat eerst na de beslissing van den strijd eene nota van het Fransche ministerie werd ingezonden, welke blijkbaar reeds eenigen tijd vroeger was gesteld. Het afzonderlijke verbond werd daarin als nog bestaande en als eene partij beschouwd, over welker regten tegenover den Landdag door bemiddeling van vreemde magten zou beslist moeten worden. De geheele toon dezer nota, die het voorstel bevatte om de vijandelijkheden te staken, en de punten in geschil over te laten aan de beslissing eener conferentie van vertegenwoordigers der groote mogendheden, waartoe de Landdag en het afzonderlijke verbond beide eenen afgevaardigde zouden zenden, gaf duidelijk eene gezindheid te kennen, om de partij, van welke het afzonderlijke verbond het werktuig mogt heeten, in bescherming te nemen. Nog sterker straalde deze gezindheid door in de taal, welke het Fransche ministeriële dagblad voerde. De Landdag beantwoordde deze nota door het punt, van waar dezelve uitging, geheel en al te ontkennen. Volgens zijne beschouwing was de gevoerde strijd geen burgeroorlog, maar een gewapender hand ten uitvoer leggen van de wettige besluiten van den Landdag tegen eene oproerige minderheid, en kon daarom de Zwitsersche overheid geene tusschenkomst van vreemde mogendheden dulden. De later ingezondene en met de Fransche bijna eensluidende nota's van Oostenrijk en Pruissen, werden op dezelfde wijs beantwoord. Het bleek derhalve, dat Zwitserland niet gezind was om zich de Jezuïten, die het met de wapenen had verdreven, weder door protocollen te laten opdringen. Wel bleef het Fransche ministeriële blad beweren, dat het afzonderlijke verbond, hoewel door geweld onderdrukt, nog regtens bleef bestaan; maar toen het Engelsche
ministerie ronduit verklaarde, dat er in den tegenwoordigen staat der zaken geene gronden voor eene tusschenkomst meer bestonden, veranderde het van toon, en wilde deszelfs vroeger geschrijf doen voorkomen als niets meer dan theoretische beschouwingen, niet bestemd om in het werk gesteld te worden. Over het geheel heeft het Fransche ministerie zich in de Zwitsersche aangelegenheden zeer ongelukkig bloot gegeven, en deszelfs tegenstanders hebben niet verzuimd van deze gelegenheid gebruik te maken om Guizot aan te vallen. Blijkbaar wenschten de diplomaten de Zwitsersche zaak slepende te houden, en de liberale partij in dat land door de gedurige tegenwerking der Jezuïtenvrienden de handen te binden. Het vermoeden dat Frankrijk in het geheim het afzonderlijke verbond begunstigde en door beloften van ondersteuning stijfde, is zeer waarschijnlijk gemaakt door de handelwijs van den Franschen gezant Bois le Comte, die, terwijl het bondsleger tegen Lucern optrok, zijnen onder-secretaris daarheen wilde zenden, en toen de Landdag dezen vrijgeleide weigerde, zeer verbolgen van Bern naar Bazel vertrok, terwijl het Fransche bewind, anders gretig genoeg om eene beleediging op te vatten, dit voorval onopgemerkt heeft gelaten.
| |
| |
Duitsche staten. - Het treurige Polenproces is eindelijk afgeloopen. Acht der beschuldigden zijn ter dood veroordeeld, 56 tot levenslange gevangenis of eene vestingstraf van 15 tot 25 jaren, 26 tot 8 of 10 en 27 tot 2 jaren gevangenisstraf. Tevens zijn de goederen der ter dood veroordeelden en van drie der tot 25 jaren vestingstraf verwezenen verbeurd verklaard, eene straf welke hunne betrekkingen treft, en waarvan de stuitende indruk in dit geval nog vergroot wordt door het gerucht, dat eenige speculanten daarop reeds lang te voren eene winstberekening hadden gevestigd, vooruitziende dat de verbeurd verklaarde goederen waarschijnlijk voor spotprijzen te koop zouden zijn, ja dat zelfs de regering van Pruissen zich met deze speculatie zou hebben ingelaten, om namelijk de uitdenkers daarvan een voorschot te doen, ten einde aldus gelegenheid te hebben om Posen, dat nog te veel eene Poolsche kleur heeft, door den invloed van Duitschers meer te germaniseren.
In verschillende streken van Duitschland, doen zich de gevolgen van twee jaren van misgewas nog op de treurigste wijs gevoelen. Vooral is dit het geval in Gallicië en Oostenrijksch Silezië, waar ten gevolge van nieuwe rampen armoede en nood even hoog geklommen zijn als in het vorige jaar, zoodat geheele benden uitgehongerde bergbewoners het land doorkruisen. De regering zal verschilllende maatregelen nemen om dien nood zoo veel mogelijk te lenigen. Er zullen openbare werken op eene groote schaal worden aangelegd, aan zieken en gebrekkigen zal voedsel uitgereikt worden, terwijl aan de landlieden koorn zal worden gegeven ter bezaaijing van hun land, dat anders onbebouwd zou blijven liggen. Verder hoopt men door groote toevoeren van granen, de marktprijzen op eene matige hoogte te houden. De oprigting van een fonds tot leniging van den algemeenen nood, is door de Stenden-vergadering van Hongarije met bijna algemeene stemmen goedgekeurd, en tevens is met eene groote meerderheid besloten om den adel, even als de andere standen, in de zoogenaamde domestikaal-belasting te doen dragen.
De groot-hertog van Baden heeft, den 9den December, de zitting der Stendenvergadering in persoon geopend met eene aanspraak, welke in meer dan een opzigt merkwaardig is. Onder anderen gaf hij daarbij de ontwerpen van wet op, welke aan de vergadering zouden worden voorgedragen. Het opnoemen dezer ontwerpen alleen gaf een blijk van eene lofwaardige zucht tot staatkundigen vooruitgang, want daaronder bevonden zich voordragten tot verbetering van het belastingstelsel en de regterlijke instellingen, en tot opheffing van eenige feudale regten. Het laatste ontwerp betrof de drukpers. Ik ben, zeide de groot-hertog, volgens den wensch mijner getrouwe Stenden, bedacht geweest op eene strafwet voor de drukpers, met ter zijde stelling der censuur. Gelijk andere regeringen van het Duitsche Verbond, heb ik in dit opzigt, volgens de verordeningen van dat Verbond, stappen gedaan, en ik wensch dat het gelukken moge, deze moeijelijke gemeenschappelijke taak op eene voldoende wijs te volbrengen, zoodat noch de vrijheid, noch de orde en goede zeden daarbij lijden.
Italiaansche staten. - In de meesten derzelve heerscht eene gisting en spanning, welke zich ieder oogenblik in oproerige bewegingen dreigt lucht te geven
| |
| |
en bij de minste aanleiding op een of ander punt werkelijk uitbarst. De hertog van Modena spreekt niet meer zoo stout van zijne 300,000 Oostenrijksche bajonetten, het schijnt hem zelfs te spijten dat hij deze geheime gedachte heeft verraden. Ten minste verklaart het officiële blad van Modena, dat deze uitdrukking slechts in eenen vertrouwelijken brief is gebezigd en ook door de dagbladen niet geheel juist is medegedeeld.
De tijdingen uit Napels zijn zeer tegenstrijdig, en de gebeurtenissen zijn zulks insgelijks. Bij het bewegelijke karakter en de ligt ontvlambare driften der Italianen doet de minste aanleiding hen van het eene uiterste tot het andere overslaan. Een gerucht van ophanden hervormingen in het bestuur en eenige geringe blijken eener meer vrijzinnige rigting bij de regering gaven aanleiding tot zulke uitbundige betooningen van blijdschap, dat de koning het noodig achtte er zijn ongenoegen over te doen blijken. De teleurstelling der opgevatte hoop deed daarop weder aanstonds oproerige volksbewegingen volgen. Geruchten van eenen algemeenen opstand op Sicilië worden telkens vernieuwd en telkens gelogenstraft. De demonstratiën der liberale partij, door de zigtbaar aarzelende houding der regering aangemoedigd, worden stouter; de uitbarsting der overal, maar vooral op Sicilië, smeulende ontevredenheid, kan bezwaarlijk lang meer uitblijven en de volksbeweging zal even moeijelijk te bedwingen als te leiden zijn.
De paus begint te vreezen, dat zijne onderdanen stouter stappen op den weg der staatkundige ontwikkeling van hem zullen verlangen, dan waartoe hij genegen is. De gezindheid der consulta heeft hem in het begin ongerustheid ingeboezemd. Tot nog toe blijft dit ligchaam echter in de onderschikte houding, die hetzelve is aangewezen. Deszelfs leden laten het zich welgevallen raadslieden der regering, geene vertegenwoordigers des volks, te wezen, en behandelen met gematigdheid de hun voorgelegde onderwerpen. De ongunstige toestand der schatkist is vooral ter sprake gekomen, maar men schijnt goede gedachten te hebben van de voorstellen, welke de tresorier Morechini ter verbetering van dien toestand heeft gedaan. - Terwijl de paus de Jezuïten in zijne bescherming neemt, heeft de bevolking van Rome luidruchtig hare blijdschap betoond over den val der jezuïtische partij in Zwitserland.
In Sardinië wordt de hervorming van wetgeving en staatsbestuur van stap tot stap voortgezet. Met den eersten Mei des volgenden jaars zal het nieuwe wetboek van strafvordering worden ingevoerd, waarin openbaarheid en mondelinge behandeling der regtszaken als beginselen zijn aangenomen. Een koninklijk besluit heeft eene nieuwe verdeeling van de provinciën des rijks in gemeenten en districten voorgeschreven en de administratie in eenen vrijzinnigen geest geregeld, terwijl de koning ook bij de toelichtende memorie zijne liberale denkwijs op nieuw aan den dag legt.
Rusland. - De keizer heeft een besluit genomen, waarbij de vestiging van vreemde handwerkslieden en personen van minderen rang in het rijk geheel verboden wordt. Evenwel zullen fabriekanten arbeiders van buitenslands kunnen laten komen, mits met verlof van de overheid van hun district, en zich borg stellende voor de gezindheid en handelingen der vreemden. Engelschen zijn van dezen maatregel uitgesloten. Daar deze gunstige
| |
| |
uitzondering bezwaarlijk een gevolg van 's keizers vertrouwen op de monarchale gezindheid der Engelsche werklieden kan zijn, mag men het er voor houden dat alleen de vrees voor het ongenoegen van het Engelsche kabinet hun dezelve heeft verschaft. Het wantrouwen, waarmede Rusland de ontwikkeling van den volksgeest in het overige Europa gadeslaat, en de angstvallige zorg, waarmede het zijne grenzen bewaakt, blijkt ook uit de wijziging, welke onlangs gebragt is in het verlof voor de Pruissische grensbewoners om zonder pas, alleen voorzien van zoogenaamde legitimatie-kaarten, door het bestuur hunner woonplaats afgegeven, acht dagen in Polen te mogen vertoeven. Sedert de opening van den spoorweg in Polen was deze tijd des noods toereikend om een togtje naar Warschau te doen, en om deze reden heeft de Russische regering bepaald, dat diegenen, die met zulke legitimatie-kaarten over de grenzen komen, zich niet verder dan drie mijlen in het land zullen mogen begeven. Keizer Nicolaas zet op alle mogelijke wijzen zijn voornemen door om het westelijke gedeelte van zijn gebied aan het oostelijke gelijkvorming en geheel Russisch te maken. Daartoe zal ook moeten strekken een besluit, op het koningrijk Polen toepasselijk, waarbij eene belasting is gelegd op alle joodsche boeken. Ook de Joden moeten er toe gebragt worden, hunne onderscheidende eigenaardigheden af te leggen, en de Russische taal moet, zoo al niet de alleen gebezigde, toch de heerschende worden. Reeds lang is bepaald dat niemand in Polen tot ambtenaar kan worden aangesteld, die niet het Russisch volkomen magtig is, en op de geringste scholen zelfs moeten de leerlingen in het Russisch worden onderwezen. Alles wijst heen op het bepaalde plan om Polen in den kortsten tijd tot niets anders te maken dan eene historische herinnering, en zelfs deze herinnering zoo veel mogelijk uit te wisschen.
Engeland. - De treurige toestand van Ierland heeft het parlement en de dagbladen bezig gehouden. Of de thans aangenomen wet daarin eene gunstige verandering zal brengen, wordt echter zeer twijfelachtig geacht. Daarbij doen de gevolgen der geldcrisis zich nog gevoelen, en het naar buiten zoo magtige Britsche rijk lijdt inwendig aan gevaarlijke kwalen, waarvoor slechts verzachtende, geene afdoende geneesmiddelen schijnen te vinden te zijn. De toestand der West-Indische koloniën wordt als allerongunstigst afgeschilderd. Gebrek aan arbeiders doet de plantaadjes alle waarde verliezen. Om de planters bij te staan heeft de regering den overvoer van vrije negers uit Afrika bewilligd; wat zal dit echter anders wezen dan slavenhandel onder eenen anderen naam?
Frankrijk. - De partijen verzamelen en berekenen hunne krachten voor den strijd in de zitting der kamers. Gelijk gewoonlijk wordt aan de eene zijde de val van het ministerie voorspeld, terwijl men aan de andere beweert, dat het zich zal kunnen staande houden.
Belgie. - De ministers en afgevaardigden zoeken tot nog toe vruchteloos naar een middel tot herstel van den ongunstigen toestand der financiën. Buiten de gewone begrooting zal er voor een en ander eene som van 70 millioenen noodig zijn. Een regt van successie in de regte lijn is ter sprake gebragt, maar ontmoet veel tegenstand.
| |
| |
Ook is in eene geslotene vergadering der gedeputeerden het voorstel opgeworpen om in de tegenwoordige drukkende omstandigheden hunne maandelijksche vergoeding van f200 in te trekken; maar tot zoo iets bleken de leden zeer ongenegen te zijn. Ondertusschen beginnen de clericale en liberale partijen eene gedurig meer vijandelijke houding tegen elkander aan te nemen. België schijnt thans het brandpunt der Jezuïtenpartij te zullen worden; een aantal leden van die orde, uit Zwitserland gevlugt, heeft daarheen de wijk genomen. Volgens officiële opgaven bestaan thans in België 550 geestelijke broederschappen, dat is bijna 100 meer dan toen Jozef II aan de regering kwam.
Vereenigde staten. - De oorlog in Mexico kan nog lang niet als geëindigd worden beschouwd. Wel handhaaft generaal Scott zich in de hoofdstad, en worden er expeditiën in het binnenland ondernomen, maar bij den ingewortelden haat der Mexicanen tegen de Vereenigde Staten, is aan eene vereeniging wel niet te denken. Een verdrag van vrede wordt in de Vereenigde Staten gehoopt en gewenscht, maar het is de vraag of er in Mexico nog eene autoriteit bestaat, met welke zulk een verdrag kan gesloten worden. De rol van Santa Anna, reeds zoo dikwijls beurtelings met het hoogste gezag bekleed, en als balling vlugtende, zal nu wel uitgespeeld zijn. Door zijne troepen verlaten, heeft hij eene poos met eene kleine bende huzaren rondgezworven, en men wist niet regt wat er van hem geworden was. Het waarschijnlijkste is dat hij zich te Tampico aan boord van eene Engelsche stoomboot heeft begeven en naar Engeland oversteekt.
|
|