| |
| |
| |
Sluikslachting
Eerste bedrijf
Het Bois de Boulogne. (Voor zover ik mij kan herinneren heeft dit spel zich in het Bois de Boulogne afgespeeld. Toen Nelly dit manuscript las, vroeg zij mij of ik mij niet vergiste en of het niet Passy, Meudon of Auteuil was. Het heeft weinig belang. Het is één van de vier geweest. Het meest suggestieve bos is dit van Boulogne.) Rechts, in het struikgewas, een zwarte piano. Links, tussen de boomstammen, een gele en een paarse piano. De zwarte piano speelt, tijdens het eerste bedrijf, in sordino iets van Schönberg, om 't even wat. De gele en de paarse piano blijven al de tijd onbeweeglijk. Dat de bomen van het bos een zekere rol in dit spel hebben gespeeld staat vast. Maar van de waarde van hun rol ben ik niet meer zo zeker. Ik laat ze dan ook aan hun lot, een grandioos lot voorwaar, over. Karel. De vergadering is geopend. Cogito, ergo sum! Kameraden!...
Bij ons zegt men vrienden!
Tot Nelly: En bij jullie?
Stinkt het dan bij jullie?
Nee. Integendeel. Het ruikt er lekker.
Kameraden, kan ik beginnen, of niet?
Naar de varkensstal? Verrek nou! Vertel ons dat eens.
Luister, kameraden, als we willen opschieten...
Hou je smoel! Nelly heeft interessanter dingen te vertellen. Nel, doe ons eens het leuke verhaaltje van die stinkende varkens die zo lekker ruiken.
Dat is niet te vertellen. En bovendien je zou het niet geloven.
| |
| |
Nelletje lief, toe nou, wij beloven plechtig je te geloven.
En als wij het niet geloven, kun je ons nog altijd wat anders wijs maken.
Zie je wel! Jullie beginnen al te spotten nog vóór ik één woord heb gezegd.
Hugo en Filip, in duo op de muziek van Schönberg. Wij - zullen - niet - meer - spotten.
O.K. dan. Het is eigenlijk de historie van de varkens van Kirkè.
O jee! Weg er mee! Dat luchtje zijn we moe geroken.
Kameraden! Bene qui latuit, bene vixit.
Juist! Laten wij het liever over de varkens van Descartes hebben.
Dat zijn wij toch allen. Gesublimeerde varkens.
Goed. Maar van dat cogito moet ik geen hondje hebben.
Dat zal de Heer Cartesius leed doen.
Men kan zeggen dat een marketenster het gewoonlijk niet eens is met de sergeant-majoor, maar dit bewijst nog niet dat de marketenster per se ongelijk moet hebben.
Mooi, Nelly. En gelijk heb je ook. Ik neem aan dat men al denkende is, maar niet dat men denkt, dus is. Want waar Descartes in het denken ook het waarnemen en het willen heeft begrepen...
Maar Karel toch. Zelfs als Descartes dat niet zou hebben gezegd...
Maar hij hééft het gezegd!
... spreekt het toch vanzelf dat het denken alleen, in zijn enge betekenis genomen, niet het zijn is...
En dat het zijn niet afhankelijk is van het denken...
En dat het onbetwijfelbare niet ligt in het denken. Wij zijn het er dus over eens, dat het op zijn minst voorbarig is, om niet te zeggen onzinnig, uit het denken de conclusie te trekken dat men is. Men kan eenvoudig niet zeggen: ik wil,
| |
| |
of ik zie, of ik hoor, of ik voel, dus ik ben, omdat zij die geen wil hebben, of geen gezicht enz. dan niet zouden zijn.
Dames en Heren!... of mag ik mij soms niet bij de dames rekenen?
Als varkenshoedster mag je dat zeker.
In ieder geval heb ik de varkens van Kirkè gehoed, en niet die van Descartes.
De caïd van de bordeelkelders van Saint-Germain-des-Près.
Nou, dan mag ik hem wel. Maar hij is ook de zoon van Descartes, stel je voor.
Nelly, Filip, Hugo, in koor:
Nee!
Ja! Want Sartre beweert dat er geen andere waarheid bij het vertrekpunt kan zijn dan het cogito.
Maar, verdomme, Karel, dit betekent, als woorden nog een zin hebben, dat de essentie (het denken) de existentie (het zijn) voorafgaat, terwijl de grondstelling van Sartre is: l'existence précède l'essence. Alors?
Alors? Sartre vertrekt van de geboren mens, niet van de schepping van de mens.
En nochtans beweert Sartre dat de mens zichzelf niet heeft geschapen.
Wie dan wel, als God, volgens Sartre, de mens niet heeft geschapen? Vertrekken van een hypothese dat God niet bestaat en op deze hypothese een philosofie bouwen, is van deze philosofie zelf een hypothese maken. Mij goed! Maar laat Sartre dan niet spreken van: il ne peut y avoir de vérité autre que enz. En vertrekken van het cogito? Goed en wel! Maar het brengt het bestaan van God niet in 't gedrang en dan heeft Sartre...
... niet het recht het bestaan van God te loochenen, zomin als Gabriel Marcel...
| |
| |
... het recht heeft te beweren dat God wèl bestaat.
Er zijn hier ontelbare wijsgerige praemissen geponeerd.
Laten wij zoeken naar de enige praemisse die zou kunnen bewezen worden.
Namelijk, het bestaan van de stinkende varkens van Nelly, die zo lekker ruiken.
De drie piano's juichen hardhandig toe. Zij willen samen een boogie-woogie spelen, maar brengen het niet verder dan een rumba, die na enkele ogenblikken ontaardt in een vulgaire, zij het ook subliem-sentimentele, fox-trott. Als Nelly nog iets wil zeggen, sterven met haar stem de laatste accoorden van een wijsgerige valse-lente uit. Karel, Hugo en Filip denken er ernstig over na het spel der onmogelijke, maar lang niet onschuldige, begrensdheden verder te spelen. Waarom niet?
| |
Tweede bedrijf
Een salon Louis-Philippe. Links een paarse zetel waarin een varken zit. Rechts een gele zetel met een ander varken.
Heb je gehoord wat die jongelui over ons hebben verteld?
Wat is het nou? Nee of ja?
Ik heb niet gehoord wat ze verteld hebben, maar wel wat ze niet verteld hebben.
Ken jij het verschil tussen een varken zoals de mensen het zich voorstellen en een varken zoals een varken is.
| |
| |
Het verschil tussen een kraamvrouw en een piano.
Is daar dan een verschil tussen?
Dat ga je direct merken.
Snijdt zich een oor af.
Verdommese van Gogh!
Snijdt zich een stukje buik open, haalt een stukje darm te voorschijn, hakt het oor van het Tweede varken fijn en maakt een worst. Snijdt daarna de worst in schijfjes en overhandigd ze aan het Tweede varken.
Hier! Nu ben je betaald, en in gouden dollars nog wel!
Laat de goudstukken tussen zijn voorpoten rinkelen:
Ik zie het ongeveer zo: jij denkt, of je probeert te denken, dus je bent of je probeert te bennen, en je betaalt. Ik denk niet, en ik word betaald. Moraal: niet denken en niet betalen. Hoor je die muziek?
Men hoort pianomuziek in sordino.
Een menuet van Mozart.
Lul niet! Wat ken jij van muziek?
Zal ik je vertellen. Als die varkens uit I - nomen est omen - niet zo'n liederlijke onomatopeeën hadden gebruikt, dan hadden zij geweten dat zij, als varkens van Descartes...
Van Descartes, verdomme! Zij zijn geen volgelingen van Odysseus. Het cogito is een lapsus calami, waarde collega; bedoeld is cóito. Cogitare, coïtare, begrijp je, die g is er te veel. Want, zegt Descartes, ‘remarquant que cette vérité, je pense, donc je suis, était si ferme et si assurée, que toutes les plus extravagantes suppositions des sceptiques n'étaient pas capables de l'ébranler (weer een lapsus, want het moet zijn de le branler)...
Als ik goed begrijp is het b.v. mogelijk met een vrouw naar bed te gaan en even zo vrolijk zich in te beelden dat het met een ledepop is.
| |
| |
Juist. Maar luister verder ‘... considérant que toutes les mêmes pensees que nous avons étant éveillés, nous peuvent aussi venir quand nous dormons...’
Nou, van liegen kent die meneer ook wat. Het rationele, bewuste denken in wakende toestand is in strijd met de intuïtieve, onderbewuste waarnemingen in slapende toestand zou ik denken.
En dan nog ‘... en sorte que ce moi, c'est à dire l'âme, par laquelle je suis ce que je suis, est entièrement distincte du corps, et même qu'elle est plus aisée à connaitre que lui...’
Om waar te zijn zou eerst de onsterfelijkheid van de ziel moeten worden bewezen en niet verondersteld. En dat wij onze ziel beter zouden kennen dan ons lichaam? Waarom bewijst hij het niet? Je reinste sophisterij, om niet te zeggen zwijnerij.
Jouw redenering is ook sophisterij, maar van de betere soort.
Maar zijn wij niet al te oneerbiedig tegenover de geniale grondlegger van de moderne wijsbegeerte?
Natuurlijk zijn wij oneerbiedig. Om niet oneerbiedig te zijn moet men eerbied hebben voor een wijsbegeerte van mijn dinges. Als je denkt dat wij, varkens, en niet eens gesublimeerde, niet zijn omdat wij niet denken, al voelen wij als men ons de keel oversnijdt...
Als wij straks zullen geslacht worden, zal mijn laatste gedachte...
Niet kwaad voor iemand die niet denkt.
... voor de stier zijn, die óók niet dacht maar daardoor misschien beter voelde - en die Ignacio, de vriend van Lorca,, je weet wel... Ignacio dacht de stier te krijgen, maar het was de stier die, zonder te denken, Ignacio kreeg, zodat meteen was bewezen dat Ignacio tegelijkertijd was en niet was. Men hoort in de verte de stem van Nelly die de treurzang van Federico Garcia Lorca op Ignacio pathetisch voordraagt.
| |
| |
Ongeveer tijdens de helft van de dialoog zijn varken I en II uit hun zetel opgestaan en hebben langzaam, met de voorste poten op hun rug, over het toneel gewandeld. De gele en de paarse zetel zijn, naar het einde toe van het bedrijf, langzamerhand tot een gele en een paarse piano gemetamorfoseerd. De derde, zwarte, piano uit I komt thans uit de achtergrond te voorschijn, eerst licht grijs om daarna, binnen enkele seconden, langs de volledige gamma van het licht- tot donker-grijs in zijn volle glorie van diep-zwart te prijken. Achter de piano's zijn intussen de schaduwbeelden van de vier personages uit I, gewapend met vorken en messen, verschenen en voeren een soort scalpendans uit. De gele piano zingt coloratuur terwijl de paarse piano begeleidt. De zwarte piano luistert gespannen.
| |
Derde bedrijf
(Wordt in pantomime gespeeld)
Scenario: Volle zon op het terras van het Café du Commerce. Een krantenjochie huppelt tussen de stoelen en de tafels heen en terug en maakt met onhoorbare kreten en wijde gebaren bekend dat een wereldschokkend nieuws in de krant wordt beschreven. Men kan duidelijk de reuzentitels op de bladen lezen:
In Mexico Varken met Mensengezicht geboren.
Wonderdier tentoongesteld in het Museum van Archeologie.
In het midden van het terras, aan een ronde, gedekte tafel, zitten Karel, Nelly, Filip en Hugo. Uit hun mimiek en gebaren kan men afleiden dat het nieuws in de krant hen erg treft. Blijkbaar brengen zij het voorval in verband met hun discussies uit I. Het was wel juist gezien van mij, blijkt het nu, dat de drie
| |
| |
jonge mannen aan het einde van I ernstig waren blijven nadenken over denken en zijn of wezen. Alleen Nelly schijnt van het nadenken geen last te hebben, want zij heeft in een hoek van het terras een jonge athleet met spannend zwembroekje en flink behaarde borst ontdekt, die haar van alle zijn of wezen schijnt te hebben verlost. Voor iemand die bedreven is in het liplezen, blijkt het dat zij onbewust het werkwoord cogitare vervoegt. Alleen voor de toeschouwer is het niet erg duidelijk of zij rekening houdt met de lapsus van Descartes. Terwijl haar drie compagnons met borden en messen aan het schermen zijn, worden door zes kellners in rok twee bruingebraden varkens op reusachtige zilveren schotels aangebracht, het Eerste Varken met een citroen in zijn mond en peterselie in zijn oren, het Tweede Varken met een monocle in een oog en in zijn aars een stukje spiegel waar de zon in schijnt. Het blijft een open vraag of de vier gezellen de varkens met huid en haar, peterselie en citroen, monocle en spiegel zullen verslinden. Open vraag voor de toeschouwer. Niet voor mij. Voor mij is het duidelijk dat zij alle vier, trots hun grote appetijt, het gerecht onaangeroerd zullen laten. En dat is maar goed ook. Want waar het eten niet in het denken is begrepen, spreekt het vanzelf dat het zijn in de naaste toekomst zijn laatste rol nog niet heeft gespeeld, m.a.w. dat het wezensvraagstuk alleen zijn beslag zal krijgen wanneer éénmaal de theorie der denkende varkens, zo dierlijke als gesublimeerde, geïncorporeerd zal worden - met huid en haar dan - in de toekomstige practische verwezenlijkingen van de allesomvattende cybernetica. En tenslotte is een monocle niet zo licht verteerbaar als het cogito, opgediend met jonge erwten en gesmolten levenswijsheid.
Van piano's is er thans geen sprake, en dus ook niet van muziek. Waar geen muziek is, is geen stemming. Waar geen stemming is, is alles troosteloos-zat. Het stuk eindigt dus in een troosteloze-zatte stemming.
gaston burssens
|
|