| |
| |
[pagina 184/264]
[p. 184/264] | |
[Gerit Achterberg]
Autisme
Morgens staan dood in huis, zonder begin.
Het opstaan is een kruis. Ik kleed mij aan
en blijf me zelf nauwlettend gadeslaan,
anders verval ik tot vertwijfeling.
Overgeleverd aan dwanghandeling,
moet ik het streng autisme ondergaan
elk manuaal nauwkeurig na te gaan.
En de minuten hebben slot noch zin.
Terwijl ik u verzuim, die verder sterft,
geen kleed meer hebt, geen huid, geen ogenblik
om op u te betrekken zoals ik
en elk aangrijpingspunt of doelwit derft
waarmee de ziel zich aan het lichaam hecht
om te bestaan. En buiten lacht de specht.
g. achterberg
| |
| |
[pagina 185/265]
[p. 185/265] | |
Telex
Bomen die buiten zijn, een nacht vol blad
dat aan elkander grenst, houden u bij.
Gij kunt zo ver niet gaan of aan weerszij
verzellen u de stammen langs het pad.
En in de steden doen de huizen dat;
nemen u over van de laatste rij.
Water en wolk geleiden enerlei.
Al wat natuur is heeft u ingevat.
Wij volgen u over het wereldrond.
Ik krijg bericht uit onbekende streken,
dat daar van uw voorbijgaan is gebleken.
Het was te merken aan de morgenstond,
stiller dan ooit. Een bovengrondse lijn
doet van uw gangen op de hoogte zijn.
g. achterberg
| |
| |
[pagina 186/266]
[p. 186/266] | |
Cumuli
Binnen de engelen, een wolk aaneen,
die altijd zonder einde is gebleven,
zijt gij nu opgenomen uit het leven.
Soms, aan de onderkant, bengelt een been.
Het zal cumuli zijn, over mij heen.
Dan heb ik dit natuurlijk niet geschreven.
Misschien ook wel. Ik werd er toe gedreven
omdat het zo aannemelijk verscheen.
Wat is de werkelijkheid zonder een beeld,
waarmee ze uit zichzelve treedt en krijgt
verbinding met bewustzijn en het wordt
iets anders dan het is, zonder tekort,
terwijl de tijd, die alle wonden heelt,
illusie en verlies tesamenrijgt.
g. achterberg
| |
| |
[pagina 187/267]
[p. 187/267] | |
Planimetrie
Uw aanzijnskromme heeft zich uitgerekt.
Rondte verliet uw dijen en uw wangen,
Zonder het leven lachend te omprangen.
Uw lichaam ligt in plano uitgestrekt.
Waterpas houdt de steen u toegedekt.
Uw oog verloor de bolvorm van verlangen.
Geen holte kan bevrediging ontvangen
binnen de rechte lijnen die gij trekt.
Gij zijt geheel te achterhalen met
planimetrie, de leer van 't platte vlak,
waarop gij nu in elke richting past.
Maar als ik een paar hoeken heb gezet
worden het wegen, staat de wereld strak
in perspectief, een diepte die u tast.
g. achterberg
| |
| |
[pagina 188/268]
[p. 188/268] | |
Weerkunde
Gij hebt alleen gemiddelde gehouden.
Uw termen werden onberekenbaar.
Tussen mij en de absolute koude
schommelt gij heen en weer met hangend haar,
dat zich over het wit papier ontvouwde;
een net van isotherm en isobaar,
waarin gevangen bleven al de oude
data gelijk geluk van jaar op jaar.
Ik sla de kaarten op en volg het spoor
tussen de plaatsen van depressie door.
De Bilt weet u nauwkeurig te voorspellen
op basis van wat is geregistreerd.
Het schijnt een kwestie van meten en tellen
waar of gij in mijn leven wederkeert.
g. achterberg.
| |
| |
[pagina 189/269]
[p. 189/269] | |
Tuinbeeld
Mijn leven tussen deze misten in -
bosrand en weide die hetzelfde blijven,
de zon, de maan, eendere dode schijven
achter mij om, bijna met tegenzin,
het licht verschoten en de ruit van tin -
mijn leven moet voor dit decor verstijven.
Vanbuiten gaat de hand zelfstandig schrijven
dat ik een stenen beeld aan 't worden ben.
Wanneer het aan de oppervlakte komt
houden mijn vingers op en staan gekromd
over het woord uitlopend op een streep.
Een tuinbeeld in een tijdperk naderhand
hurkt ongezien en urenlang in 't zand
en heeft genoeg aan deze lettergreep.
g. achterberg
|
|