26 Juli 1951.
Open brief aan W.F. Hermans
Sympathie is verraad. Wanneer ik echter een krantenbericht over een justitieactie lees en ik wil mijn mening geven, is dat sympathie en medeleven ten opzichte van W.-F.H. Tegelijkertijd besef ik natuurlijk dat deze W.-F.H. aan sympathie niets heeft, dat hij evenmin hulp behoeft (hij staat, als iedereen, alleen) maar dat er toch een soort gemeenschappelijke daad zal moeten worden gesteld tegenover de dictatuur van de Katholieke Kerk in Nederland. Wat kan ik dan voor W.-F.H. doen? Priesters beledigen, ze in vervoersmiddelen tot homosexuele daden trachten te overreden of snachts aan de bel van de laatste Sacramenten trekken? Of moet ik uit moorden gaan, de voetreis naar Rome ondernemen en de Paus met vitriool kennis laten maken?
Religie, en in de Westelijke Beschaving het Christendom zijn tot een einde gekomen. Het heeft waarschijnlijk alleen een bestaansreden gehad (zeer kort en tijdelijk) toen het een bange middeleeuwse bijgelovige mensheid een z.g. steun in de rug verleende. Dat het Christendom dan ook uit onze gewoonten zal verdwijnen is zeker, de seniele degeneratie-verschijnselen wijzen daar trouwens al op. In een inquisitie-land als Nederland op het ogenblik is ligt het grote gevaar echter bij de Katholieken die, met de sanctie en op instigatie van de clericale overheden kinderen verwekken uit zelfbehoud en het meest pleizierige aller spelen verlagen tot een daad uit utiliteit, door er een aantal spelregels en verboden aan mee te geven. Wat van de incestieve aanwas der katholieke middeleeuwers in Nederland moet worden, is mij niet duidelijk. Wij zullen ons echter kunnen ophangen of in ballingschap gaan, zodra 51% imbecielen regelmatig hun analphabetisch kruisje in het stemcirkeltje weten te plaatsen, hun hand zorgvuldig geleid door het zoetriekende zwarte ras der rokkendragers.
Eens te meer wil ik hierbij verklaren dat in het jaar 1951 elke creatieve mogelijkheid in Nederland verloren is gegaan. Een schrijver die toch in Holland wil blijven werken, zal er rekening mee moeten houden dat hij zijn persoonlijk belang, plezier en creatief vermogen achter zal moeten stellen bij het gevecht om het schandaal tegen o.a. de kerkdienaars.
Daarom niet mijn sympathie maar de verklaring dat ik - als er