| |
| |
| |
Marc De Kock
Utopia der vrijheid
ERGENS IN ‘DE IDIOOT’ VAN DOSTOJEVSKI LEZEN we dat er een grens staat aan de wanhoop, die de mens overhoudt uit het bewustzijn van zijn eigen niets en zijn onmacht en dat aan gene zijde van die grens dit bewustzijn drager wordt van een uitzonderlijk genot.
Malaparte schrijft over de wrede vrolijkheid, de grote ondervinding opgedaan door het spectakel dat Europa bood tijdens de oorlogsjaren. In ‘Monsieur Verdoux’ is die vrolijkheid vlees geworden en is onder ons komen wonen. Ze gaat door de wereld gelijk een lachende straatwals.
Vrolijkheid die niet doet glimlachen - die doet huilen van verbijstering over het onherroepelijke van de zich voltrekkende of reeds voltrokken ondergang. Zo is de vrolijkheid aan de andere zijde van de wanhoop om het niets.
Toen L.-P. Boon zijn ‘Vergeten Straat’ schreef was hij tot daar nog niet gekomen. Zijn droom - ja hij kon nog dromen - ging ten onder vergezeld van zijn vertedering. De ‘Vergeten Straat’ verdween in een gevoelscrisis van de auteur; om in een crisis van vrolijkheid te verdwijnen waren zijn zenuwen waarschijnlijk nog te ongeschonden.
| |
Utopia
L.-P. Boon behoort misschien tot dezen die een ideaal beeld van de maatschappij vormen uit een gekrenkt gevoel. Hij draagt in zich de eeuwenoude droom van een samenleving - let wel: een samenleving en geen staat - die de reeds zo lang ontmunte waarden: vrijheid en gelijkheid in zich zou verenigen.
Hij heeft de overtuiging dat de mensen - let wel: de mensen en niet de Mens - een doel op zichzelf zijn. Volgens hem zijn gij en ik L.-P. Boon en Koelie, de bezitters en verbruikers der ideeën. Wanneer zij vrij handelen, d.i. volgens hun persoonlijke voorkeur, bestaat er vrijheid. Wanneer zij gelijkgerechtigd zijn en die gelijkgerechtigheid een reële basis bezit, bestaat er gelijkheid. Indien zij leven tout court zijn ze mens.
Zijn droom vindt hij echter niet terug in de wereld rondom zich. De vrije samenleving bestaat niet. De mensen vormen geen doel op zichzelf. Ze zijn alleen een middel. Ze hebben de Godsidee, ze hebben de ideale orde der rechtvaardigheid, ze hebben de ideale mens te verwezenlijken. Ze zijn noch werkelijk vrij, noch werke- | |
| |
lijk gelijk. Ze verbruiken hun leven niet tot het laten opengroeien van hun eigen persoonlijkheid: ze zijn geen meesters van hun lotsbestemming. Ze zijn afhankelijk. Ze leven onder een driedubbele dwang: deze der absolute idee, deze van het gezag en deze van het bezit.
Bovendien ziet L.-P. Boon de mensheid met overtuiging opmarcheren naar een nog niet te omschrijven katastroof. Hij ziet zeven blinden in ganzepas naar de afgrond lopen.
Aan de ene zijde: de revolutie zonder inhoud - de motorische revolutie van het louter geweld - de losbarsting van het primitieve moordinstinct der machtsbegeerte.
Aan de andere zijde: de onderdrukking ter wille van het dogma - het onderwerpen van alle leven en alle groei aan het keurslijf vn een vooropgestelde idee - het uitroeien van mensen om de overwinning van een leer te verzekeren.
Tussen die twee polen van nihilistische revolutie en dogmatische overheersing is er onze wereld van vandaag: de meer en meer om zich grijpende macht van het geld - de abstrahering van het leven tot formules en techniek - het scheppen van een vervlakt mensentype zonder persoonlijke stuwingen, zonder eigen leven.
En door heen alles die lach van de haat, de lach der vrolijke wreedheid, de lach van de naïve wreedheid, de lach van de geraffineerde wreedheid: ‘La barbarie commence seulement.’
Daartegenover staat Boon, de kleine mens, de speelbal in het gebeuren, de bewust geworden onmacht - en in zijn angst, in zijn vertwijfeling grijpt hij naar de utopie.
| |
De theoretische Bepaling
Volgens V. Dupont in zijn ‘L'Utopie et le Roman Utopique dans la Littérature anglaise’ moet een utopische roman om een werkelijke utopie te zijn aan zekere eisen beantwoorden. Eerst en vooral drukt ze geen individueel geval uit. Het verhaal van één persoon levend in individuele volmaaktheid - volmaakt deugdzaam, volmaakt goed, volmaakt volmaakt - is niet geschikt voor een utopie. Sint Genoveva en Thijs Glorieus geven geen ontstaan aan utopische romans.
Blijft dus nog over: de schildering van een gemeenschap.
De verschillende godsdiensten stellen ons voor een volmaakte gemeenschap, een leven hiernamaals als een onwezenlijk visioen - de katholieken hebben de hemel, de germanen het walhalla -. Het verhaal van zulk een gelukzalige transcendente gemeenschap geeft echter al evenmin aanleiding tot een utopische roman, omdat de beschrijvers van deze visioenen aan hun bestaan naast of boven onze onvolmaakte wereld met zekerheid geloven. Daarenboven zijn ze zelden of nooit bedoeld als een voorbeeld, maar wel als een beeld van de beloning, die ons in het hiernamaals weggelegd werd.
| |
| |
Nadat het transcendente en het individuele uitgeschakeld werden blijft ons nog slechts de aardse gemeenschap.
‘De Utopia is dus de schildering van een ideale aardse gemeenschap, een organisatie van mensen die allen tezamen streven naar de gezamenlijke verovering van aardse goederen, geesteshoedanigheden en geluk.’
De echte utopia is dus essentieel sociaal en steeds beschrijft ze de tegenvoeter van de maatschappij, die de afkeer van de schrijver gewekt heeft. Het spookbeeld van die maatschappij ligt verborgen onder het ideaal dat hij ons voorhoudt, omdat het ideaal ontstaat uit de botsing van een persoon met de hem omringende werkelijkheid.
| |
Het Levende.
Indien het waar is dat een Utopia essentieel sociaal is en een toestand weergeeft, waarvan wij nooit geloven dat hij in de practijk kan verwezenlijkt worden, is de ‘Vergeten Straat’ ongetwijfeld een utopische roman. Maar indien we hem vergelijken met andere utopieën is hij een utopie à part: een utopie met de kleuren der werkelijkheid en de voorvallen van het dagelijks leven.
De meeste utopisten plaatsen hun ideale samenleving ergens in een imaginaire wereld, op een verwijderd continent, op een onontdekt eiland en indien mogelijk op een ander planeet. Hoe verder hoe beter daar de afstand het ongelooflijke van het ideale beeld doet vervagen.
Reeds in de oudheid laat Diodoros zijn koopman Jambulos op het eiland der gelukzaligen terechtkomen. Thomas More laat alles plaats grijpen in ‘Utopia’. ‘Candide’ van Voltaire vindt zijn ideaal rijk ergens in Amerika (Eldorado). Swift's Gulliver ontdekt de samenleving uit zijn dromen op een nog vreemdere plaats: in het rijk der wijze paarden. Cyrano de Bergerac gaat het op de maan zoeken en Paul Adam op Malaisie. Kortom Utopia ligt steeds ergens anders dan hier. Het ligt buiten ons; het wordt ons voorgehouden.
Boon's Utopia ligt echter eenvoudigweg ergens aan de Noord-Zuid verbinding in een ons zeer familiair aandoende omgeving in een ons zeer vertrouwde tijd.
Voor de personages geldt hetzelfde: ik ken geen schrijver die in zijn Utopia levende personen, individualiteiten heeft gebracht. In een imaginaire wereld kunnen slechts imaginaire personen leven. In een perfecte, abstracte wereld kunnen slechts perfecte, abstracte, dus onwezenlijke wezens rondlopen. De personages van die utopia's zijn naamloos, gestalteloos, levenloos. Ze zijn de ijzeren geraamten uit de toekomstige wereld door de schrijver bestuurd en die enkel en alleen spreken om de ideeën van de schrijver te verkondigen. Psychologisch verantwoord handelen doen ze nooit. Ze zijn de tot personenschema's omgevormde
| |
| |
idealen Vrijheid, Rechtvaardigheid, Goedheid, die het ideaal volmaakte bewonen om ons te ‘leren’, door contrast, in welke ellende wij ons leven doorbrengen.
Boon's personages daarentegen hebben een naam, ze hebben een lichaam, ze leven. Ze heten Koelie en Roza, Louisken en Vieze en Madam Kaka. Ze zijn gezond of ziek en geestelijk belast. Ze zijn vleesgeworden wilskracht en vleesgeworden zwakte. Ze zijn het oersexuele der drift en het verheffende der liefde. Ze zijn. Ze leven in de Vergeten Straat ergens aan de Noord-Zuid verbinding.
| |
Het tragische
Dat Boon zijn Utopia vestigt in een ons vertrouwde omgeving, haar bevolkt met levende, ons gelijke wezens, brengt een situatie waarin de onderneming der Vergeten Straat een tragische gestalte verkrijgt.
Wie leeft bevindt zich in een onophoudende verandering. De stroom waarin ik neerdaal is niet dezelfde als de stroom waaruit ik terug opstijg. Ik ben vandaag dezelfde niet meer als gisteren. Ik verander: ik ben in groei of in verval. Mijn continuiteit is verandering.
Hetzelfde geldt voor de maatschappij. De wisselwerking van millioenen veranderende elementen houdt ze in voortdurende beweging. Een beweging die onberekenbaar schijnt door de tegenstrijdige bewegingen der enkelingen die elkander vernietigen of aanvullen en waarvan de resultante de uiteindelijke weg van de maatschappi aangeeft.
Door zijn Utopia in het alledaagse te plaatsen, is Boon verplicht geweest haar in het leven te plaatsen, d.i. in de voortdurende verandering. De gemeenschap der Vergeten Straat verbindt en ontbindt zich, ontwikkelt zich door de eensgezindheid der verschillende individuele krachten en vervalt door het uiteenscheuren er van om elk een andere richting uit te gaan en nieuwe verbindingen te vormen.
Andere Utopia's zijn statisch. Ze hebben geen begin en geen einde. Ze zijn steeds aan zichzelf gelijk, onveranderlijk, vast, onstoffelijk. Er bestaan geen conflicten, noch tussen de leden der gemeenschap, noch tussen de gemeenschap en een groter alles omvattend iets, een soort blind noodlot, een onontkoombare grijparm. Er bestaat bijgevolg geen tragiek.
De Vergeten Straat is bij mijn weten de enige tragische en tegelijkertijd utopische roman (bij mijn weten zeg ik want in de Engelse literatuur alleen bestaan er enkele honderden werken van utopische aard). Vroeger werd het tragische slechts gezien in het licht van het individuele. Kreoon uit ‘Antigone’ is tragisch door zijn koppig verziet zonder uitkomst tegen een fataliteit en zijn ondergang dóór dat verzet. De kleine mens staat tegen een onvermurwbaar, onverstoord voortgaand noodlot. Sedertdien hebben we de sociale tragiek leren kennen - een
| |
| |
mensengroep die zoals het individu tegen een allesoverheersend iets geplaatst staat en door de botsing met die macht ten onder gaat.
Zo de Vergeten Straat: ze staat voor een dubbele fataliteit in haar poging tot zelfverwezenlijking. In elkeen vreet onophoudelijk een egoisme, dat in een botsing van tegenstrijdige belangen en gevoelens elk gemeenschappelijk streven dreigt te vernietigen. Daarnaast groeit onweerstaanbaar de geregelde maatschappij, haar vangarmen om alles heenslaand en de kleine groep, die zonder haar niet kan leven, meesleurend naar een lot dat de besten aanvoelen als een ondergang.
Die tragiek is verschrikkelijk voor de aandachtige lezer. Alleen door de nieuwe groep te laten ontstaan door een vergetelheid der grote maatschappij, ze te laten leven op haar eentje met een antagonisme van verschillende personen, dat alles van binnen uit aanknaagt, door ze tenslotte te laten opslorpen door diezelfde grote maatschappij tengevolge van een stom ongeval dat de onmacht van de kleine groep bewees, kunnen we de geschiedenis er van aanvoelen als onze strijd en onze onmacht tegen het onafwendbare.
Pijnlijk is het en bitter. Waar andere utopia's ons gevoel nog onverschillig lieten en alleen tot het redenerende deel van de mens spraken, brengt deze Utopia ons het aanvoelen dat alles vergeefs is. Dat, zoals More het schreef; er geen hoop is het kwaad in goed te keren.
| |
Vrijheid
Het programma der Vergeten Straat drukt Hermine ergens als volgt uit (laten zal ze, inziend dat een Vergeten Straat niet programmatisch, maar organisch moet vorm krijgen, haar programma terug in stukjes scheuren):
1) | Wij bouwen iets nieuw |
2) | Wij hebben afgebroken met alle verouderde gedachten |
3) | Wij willen vrijheid |
4) | Koelie is niet onze leider, ieder moet zichzelf kunnen leiden |
5) | Het geluk van de enkeling vormt het geluk van de gemeenschap. |
Punt 1 en 2, die niets betekenen, weggelaten blijft ons in de volgende punten genoeg over om tot de kern van Boon's idealen door te dringen:
Het ideale regime is er één van absolute vrijheid. Het individu wordt onttrokken aan elk gezag, hetzij wereldlijk, hetzij religieus, en bestaat als doel op zichzelf. De gemeenschap heeft slechts betekenis in zover elk lid, afzonderlijk genomen, zijn eigen leven willekeurig mag leiden en op een aan zijn wezen aangepaste wijze zijn eigen geluksdrang mag volgen.
| |
| |
In de practijk komt dit neer op:
1) | de verwerping van om het even welk geestelijk gezag, dat de verplichting oplegt volgens een vooraf vastgestelde idee met absolute waarde te leven; |
2) | de verwerping van elk reeël gezag, dat wetten kan uitvaardigen en de uitvoering van deze wetten met behulp van machtsmiddelen kan afdwingen; |
3) | de uitschakeling van het privaat-bezit dat de practische verwezenlijking van de totale vrijheid in de weg staat door de ekonomische overheersing van een groep over een andere. |
| |
Het einde der idee
Ten jare 1845 - juist vier jaar voor het Communistisch Manifest - verscheen één der meest gedurfde philosophische werken uit de geschiedenis: ‘Das Einzige und sein Eigentum’ van Kaspar Schmidt, bijgenaamd Max Stirner. In dit werk troont het Ik, dat niet alleen stoffelijk vrij wil zijn, doch alle geestelijke overheersing wil afwerpen.
Het stelt het einde voorop der absolute idee. Maar wat betekent deze uitdrukking? De dood van God, deze tot gemeenplaats geworden term, drukt het einde uit van één absolute idee. Hij die God uit zijn leven heeft verwijderd, denkt vrij te zijn van geestelijke slavernij. Schijn en waan in de meeste gevallen. Meestal keren de mensen de rug naar een oude God, om te knielen voor een nieuwe, die even onverstoorbaar, een onbetwijfelbaar axioma heiligt en de geest van de knielenden naar zijn model vormt. Er grijpt geen vernietiging plaats van het absolute in het algemeen. We staan voor een wisseling van absolute ideeën.
Het verjagen van een zekere dogmatiek maakt plaats vrij voor het verschijnen van een andere.
| |
De Straat zonder Principes
Dit probleem heeft L.-P. Boon in al zijn complexiteit blootgelegd. We kunnen zelfs zeggen dat zijn Vergeten Straat voor een groot deel gedragen wordt door het verzet tegen de opvatting naar dewelke de mensen volgens een zekere abstractie zouden moeten gemodelleerd worden.
Het leven schommelt voortdurend tussen het verwerpen of aanvaarden van een dwingende norm. De oude godsidee bestaat niet meer. Ze is uit de Straat verdwenen; niet omdat het nietbestaan van God zou bewezen zijn, doch omdat God in het leven der mensen geen rol meer speelt. Hij is gestorven aan zijn eigen nutteloosheid. Het leven gaat voort zonder hem en niemand voelt nog behoefte zich tot hem te wenden.
| |
| |
Het einde van deze absolute idee, en dus van alle geestelijke onderwerping er aan brengt echter een aarzeling teweeg. De Vergeten Straat staat voor een tweesprong:
Aan de ene zijde de weg van een leven om het leven, een organisch groeien van het leven uit de geluksdrang der mensen;
Aan de andere zijde de weg van het leven in dienst van een nieuwe idee, die nieuwe normen zou stellen en nieuwe dwang uitoefenen.
In het leven en laten leven, in het zich geven of willen geven aan anderen uit een gevoel van sympathie, in een zich offeren of genieten naar gelang de aanleg van de persoon of de lust van het ogenblik, vinden Koelie, Louisken en misschien ook Hermine bevrediging. Ze theoretiseren niet over hun gemeenschap - ze beleven ze en trachten op te bouwen door ze aan de omstandigheden aan te passen op een empirische wijze. Het intellectualisme der abstracte begrippen heeft in hun geest geen wortel kunnen schieten. Zij leven geestelijk vrij. Eenieder wordt door zijn levensgevoel gedragen zonder zich een einddoel te hebben gesteld. Zij vormen de mensen der voortdurende heraanpassing, van de organische levensgroei, zoals Boon het zegt van de bestendige revolutie.
| |
Dogmatiek
Doch het leven zou aldus te eenvoudig zijn. Voortdurend drijft een mysterisch angstgevoel de mensen naar het: Mag dat? Mag dat niet? We zouden Vieze moeten kunnen verbieden met zichzelf te spelen. We zouden Roza er moeten toe brengen iets nuttigs te doen in de Vergeten Straat. Maar hoe?
Hier staat de deur open om terug het rijk der normen binnen te treden, met hun nasleep van stoffelijke dwang, vreesopwekking en eis van ontzag.
In deze sfeer leeft Gaston. Onvermoeibaar theoretiseert hij over wat het leven moet zijn in de Vergeten Straat. Wat de Vrijheid moet zijn om Vrijheid genoemd te kunnen worden. Wat de goede orde, wat de toekomstige straat, wat de liefde en de kinderopvoeding zullen zijn. Doch in zijn houding ligt nog iets dat gerust stelt: hij theoretiseert volgens de principes van het vrij onderzoek. Hij is in staat zijn gedachten in twijfel te trekken en desnoods een nieuwe waarheid te zoeken. Hij is een denker die zich ondanks alles toch nog naar de vereisten van het leven weet te plooien.
Door Gaston deze gedaante te geven is Boon echter een netelige vraag uit de weg gegaan. Wat zou er gebeurd zijn indien Gaston een dogmaticus, een fanatieker der onveranderlijke idee, geweest was? Gaston zon gepoogd hebben het leven naar die idee te vervormen, indien mogelijk de anderen te dwingen ze te aan- | |
| |
vaarden met als gevolg: geestelijke dwang, zich uitend op stoffelijk gebied. Dit zou het einde van het regime der totale vrijheid betekenen.
Jawel, de Vergeten Straat kon zich tegen dit gevaar verdedigen door er Gaston uit te sluiten. Waarom? Omdat hij het leven der Vergeten Straat zou bedreigen; d.i. omdat hij de vrijheid der bewoners van de Straat zou aantasten, hen hun persoonlijke levensdrang niet laten volgen. Indien we nu echter inzien dat de dogmaticus in zijn vasthoudendheid aan zijn idee eveneens een levensdrang volgt, de drang naar absolute zekerheid, naar waarheid, en bijgevolg naar overwinning er van, wat dan? Een mens die zijn levensdrang volgt wordt uitgesloten omdat hij met de levensdrang van anderen in botsing komt. Of: uit naam van onze levensdrang vernietigen we de uwe.
| |
Het einde van het gezag
Wie streeft naar de totale vrijheid van de mens moet logisch zijn met zichzelf. Hij moet zich niet alleen kanten tegen de spirituele dwang, tegen de onontkoombaarheid der idee. Hij moet zich eveneens verzetten tegen het gezag, dat in naam van een collectiviteit door machtsmiddelen zijn wil kan opleggen aan het individu.
In de tegenwoordige wereld is de houder van het gezag een alles omgrijpend onpersoonlijk iets, dat Hobbes reeds ‘Leviathan’ noemde: de Staat.
De konsekwente vrijheidsdromer heeft. zich dus tegen de staat te stellen als onderdrukker der totale vrijheid, als eerste Oorzaak der ontwaarding van de individuele persoonlijkheid. Hij is de voorstander der anarchie.
| |
Anarchie
Boon is één van die zeldzame schrijvers die zich niet tegen één of andere staatsvorm keren, doch radicaal de staat zelf aanvallen. Hij wil de bevrijding van het gouvernementele juk. Met die denkwijze blijft hij in het spoor van het anarchisme dat onder leiding van Pierre Kropotkine, Elisée Reclus en Bakoenin niet alleen de kapitalistische staatsvorm bekampte, maar eveneens in botsing kwam met de theorieën van het autoritair communisme, dat in het spoor van Marx en Engels - of liever door een aanpassing der ideeën van Marx en Engels aan de veroveringen van het proletariaat - niet de staat wilde omverwerpen, doch een proletarische staatsvorm invoeren.
De Vergeten Straat heeft geen leider; er is geen hoogste instantie om wetten af te kondigen en beslissingen dwingend te maken voor enkelen of allen. Er bestaat dus geen hiërarchie. Er
| |
| |
bestaat dus nag veel minder een machtsapparaat om beslissingen desnoods met geweld te doen naleven.
Daarentegen heeft iedereen het recht van initiatief en ook het recht zich terug te trekken. Vieze bakt brood wanneer hij graag bakt en - wat soms wel voorvalt - wanneer hij niet wil bakken wordt iemand anders gezocht die het wil doen - een vrijwilliger, een mens van goede wil die, omdat hij zelf moet eten, of uit verveling of uit sympathie voor de anderen de taak op zich neemt.
‘het is mogelijk hem een bepaalden dag te geven. Doch hij wil geen bepaalden, hij wil een onbepaalden, hij wil juist die dag waarin hij lust heeft (om verlof te nemen )... De beste oplossing ware, zegt Koelie, een lijst op te maken “bakken, een ruit inzetten, het closet bij Sadeleer eens nakijken, want het stroomt niet meer gelijk het moet.” en wie lust heeft, wie zich dodelijk verveelt, kan de lijst eens nakijken en er dan uitkiezen wat ham past.’
Dit is het aangezicht van de Vergeten Straat: ze stelt de mens niet gelijk met de sneltrein, die om 18 u. 06 precies over de brug voorbijdavert. Ze laat hem vrij leven volgens zijn persoonlijkheid, volgens zijn lust en afkeer. Ze is de straat der anarchie waar niemand iemands meester is, waar Koelie geen leider wordt, maar iedereen zichzelf moet leiden op de moeilijke tocht naar persoonlijk geluk. Waar de mens zijn thans in voortdurende strijd levende instincten kan verzoenen: het egoistisch instinct dat er hem toe brengt zich terug te rekken en te streven naar een nette scheiding met andere mensen, - het sociaal instinct dat hem naar de medemens drijft, om er zich mee te mengen in de strijd voor het bestaan, en om te voldoen aan de drang naar zelfweerspiegeling in anderen.
Het sociaal en egoistisch instinct leven in natuurlijk wankelbaar evenwicht, in flux en reflux, ongehinderd en ongestoord. Op het altaar der gemeenschap valt noch het bloedig, noch het onbloedig offer der persoonlijkheid die zichzelf tracht te verwezenlijken. De mensen zijn er bevrijd van het gezag.
| |
Het eiland van Robinson
De Vergeten Straat is slechts een straat, een gemeenschap van beperkte omvang. Er leven nog geen twintig personen in: Koelie, Roza, Gaston, Hermine, Louisken en haar twee kinderen, Vieze, Peu, Maria, Madam Kaka, Nonkel, Alfred, de oude en de jonge Sadeleer, blinde Esther. De behoeften zijn er eerder beperkt. Hun huizen hoefden ze zelf niet te bouwen. Ze genieten kosteloos van gas, electriciteit en waterleiding. Ze nemen hun kolen waar ze te vinden zijn, nl. op de spoorweg. Ze leven eerder gemakkelijk dank zij de fondamenten die de grote maatschappij onder hen vastgelegd heeft. Ze leven op de rand van de maatschappij zonder die maatschappij te kunnen missen. En al hebben ze de
| |
| |
indruk uit eigen krachten een nieuwe wereld op te bouwen, toch kan Koelie zich niet weerhouden op een bepaalde dag het uit te schreeuwen dat het op die manier niet moeilijk is een nieuwe maatschappij op te richten. ‘We zijn juist maar een goed ingerichte dievenbende’. Hij hoefde het niet te roepen. Een goed ingerichte dievenbende was de Vergeten Straat niet. Een goed ingerichte dievenbende heeft een leiding en een ijzeren discipline. Wie zich een individuele vrijheid veroorlooft die de bende in gevaar kan brengen wordt neergeschoten. De Vergeten Straat was van uit het standpunt van de maatschappij slechts een dievenbende die niet goed ingericht was. Want inrichting betekent ordening; ordening betekent reglement en reglementering betekent dwang. En elke groep die een bepaald doel nastreeft heeft zich te ordenen. Zelfs zij die voor vrijheid strijden, zijn verplicht in die strijd hun rangen aaneen te sluiten, het gevecht aan te gaan om tenslotte de vrijheid te kunnen organiseren. Elke wankelmoedige, elke persoonlijke denker, elke volgeling van zich zelf, wordt een verrader, een gevaar. Slechts de organisatie kan het winnen van de organisatie; slechts de ijzeren revolutie kan opwegen tegen de ijzeren overheersing. Alleen een onverzettelijk, fanatiek en aaneengsloten calvinisme kon het even onverzettelijk, fanatiek en aaneengesloten catholicisme bestrijden. Slechts de legers der Franse revolutie konden haar verdedigen. Slechts de harde dictatuur van het proletariaat kon de machten van de tzaristische dictatuur in bedwang houden.
Wanneer de strijder voor een ideaal die houding niet aanneemt is hij de utopist, de dromer, die zijn eigen werk fataal zal zien ineenstorten als een zagemeelpop.
Indien Boon zijn Vergeten Straat had laten groeien in een onverzoenlijke strijd tegen de overheersende machten, wat zou er van terecht gekomen zijn? Een organisatie berekend op actie, een stoottroep, van de nieuwe tijd weliswaar, maar toch een stoottroep, die zijn zegepraal slechts had kunnen afdwingen door een gefanatiseerde actie.
Doch de Vergeten Straat is niet geboren uit de strijd - ze bestaat door een toeval, door een vergetelheid. Verbaasd heeft ze zo goed en zo kwaad mogelijk verder geleefd, zonder leider, zonder wetten omdat ze hen niet dringend nodig had. Lijdzaam heeft ze zich weer laten opslorpen omdat ze in de strijd tegen de rampen van het leven de georganiseerde maatschappij niet aankon. Zoals hij geschreven had ‘Het Geld is een God, een Demon, een Pest. Het is de ondergang van de wereld die het niet meer ontberen kan’ had Boon het volgende kunnen neerschrijven: De discipline, de tucht zijn een God, een Demon, een Pest. Ze zijn het middel tot verslaving van de mens die hen niet meer ontberen kan.
Het is een blijvend conflict: individueel streven de mensen naar de grootst mogelijke vrijheid; collectief naar de grootst mogelijke orde. Daar het collectieve sterker is dan het individuele moet de naar totale vrijheid strevende mens het onderspit delven.
| |
| |
Alleen op het kleine eiland van Robinson Crusoë, in een beperkte groep mensen, afgesneden van de invloed van elke georganiseerde maatschappij zou een Vergeten Straat kunnen tot bloei komen en min of meer lange tijd voortbestaan. Misschien. Want ook op de ons bekende eilanden kent de primitieve bevolking haar organisatie, haar hierarchie, haar wetten.
| |
Het einde van het bezit
Het beeld dat Boon ons geeft van de maatschappij zijner dromen zou niet volledig zijn indien hij, na het omverwerpen van de absolute idee en van het gezag, zich tegelijkertijd niet keerde tegen het voortbestaan van het privaatbezit. Het communisme als ideaal van gemeenschappelijke productie en vrij verbruik, als afschaffing van elke differentiering onder de mensen op grond van min of meer grote privaateigendommen is het geliefkoosde strijdpaard van alle utopisten en radicale sociale hervormers. Van het eiland der Gelukzaligen van Jambulos, over de ideale staat van Plato, de primitieve christelijke gemeenten, de instellingen der Munsterse anabaptisten, de Utopia van Morus tot de revolutionnaire stelsels der negentiende eeuw werd de uitroeiing van het privaat bezit beschouwd als de eerste stap naar een betere maatschappij.
Doch een term afzonderlijk beschouwd, heeft op zichzelf staande geen definitieve waarde - hij bekomt deze waarde slechts wanneer hij ingeschakeld wordt in een geheel waar hij door de balancering met andere termen in een zekere sfeer opgenomen wordt. In alle sociale theorieën, die aan de communistische utopia's ten grondslag liggen, is de basis-betekenis van de term communisme de volgende: Een regime van gemeenschappelijk bezit, van gemeenschappelijke productie en vrij verbruik der door de gemeenschappelijke productie verkregen goederen. De definitieve waarde van de bepaling communisme zal dan verkregen zijn wanneer zij in verband met andere bepalingen is gesteld. Voor de enen zal het communisme een doel zijn, voor de anderen een middel. Ook het middel kan verschillen van opvatting tot opvatting, en naar gelang deze verschillende opvattingen zal de bepaling ‘communisme’ een andere kleur verkrijgen. Zo kan communisme beschouwd worden als een middel om tot gelijkheid te komen - of als een middel tot vrijheid. En hier is de reeks nog niet ten einde: betekent gelijkheid wat wij noemen uniformiteit, gelijkschakeling, nivelering, ofwel gelijkberechtigdheid, ofwel mogelijkheid tot vertrek van eenzelfde punt? Betekent vrijheid een afwezig zijn van economische onderdrukking ofwel een totale vrijheid met verwerping van gezag en absolute-moraal? Op die manier beschouwd staat de ene bepaling slechts in functie van de andere, en krijgt het hele stelsel een eindwaarde door de gevoelsappreciatie die eraan ten grondslag ligt. We kunnen dus niet meer spreken over communisme als over een zuiver abstract begrip maar als over een begrip met een dubbele waarde: een zuiver formele - en een gevoelswaarde.
| |
| |
| |
Anarcho-Communisme
Indien we het communisme van L.-P. Boon willen doorgronden, moeten we dus rekening houden met het doel dat hij zich stelt, met het wezen van zijn doel en de gevoelswaarde die door dit alles tot uiting komt. Alleen op die wijze zullen we het communistisch regime der Vergeten Straat kunnen onderscheiden van dit van b.v. Cabet (Voyage en Icarie), van Thomas More, van Karl Marx.
Het doel dat Boon zich stelt is, zoals we reeds gezegd hebben, de vrijheid. De totale vrijheid, niet alleen van denken maar ook van handelen. Die vrijheid onderstelt het vrij zijn van economische overheersing. Het vrij zijn van economische overheersing betekent het invoeren van een gemeenschaps-stelsel. Het communisme ontstaat dus slechts in functie tot de vrijheid - die determinerend werkt voor het appreciëren der andere delen van de constructie. Naar de vrijheid richt zich alles en alle ondergeschikte elementen worden betrokken in haar uitstralingsfeer. Ze giet een haar eigen licht op de term communisme die daardoor in onze ogen een andere kleur verkrijgt.
In de ‘Voyage en Icarie’ beschrijft Cabet eveneens een samenleving op communistische leest geschoeid. Maar door een verplaatsing van het zwaartepunt naar de ‘gelijkheid’ in de betekenis van uniformiteit, van volledige gelijkschakeling, krijgt de term communisme een betekenis die totaal verschillend is van deze der Vergeten Straat. Immers de gelijkheid in de zin van volledige gelijkschakeling staat regelrecht tegenover de vrijheid als bevrijding van alle banden. Het ene sluit het andere uit. En waar we in de Vergeten Straat bij het uitspreken van het woord communisme aan een ongehinderd uitleven van de persoonlijkheid denken, roept in ‘Icarie’ hetzelfde woord het beeld van een totale, maar dan ook totale onderdrukking van de persoonlijkheid, voor de geest. We staan voor een tegenstelling: vrijheidscommunisme en gelijkheidscommunisme. Anarcho-communisme en egalitair-communisme.
We zouden op dezelfde manier het communisme van de Vergeten Straat kunnen stellen tegenover dat van Karl Marx hetwelk eveneens naar vrijheid streeft. Doch Marx vereenzelvigt op een enge wijze het begrip vrijheid uitsluitend met het omverwerpen van economische overheersing. Eens zover, of zo weinig ver, ligt het voor de hand dat alle gezag kan blijven bestaan en dat zelfs een versteviging van het gezag in de richting van de dictatuur geen contradictie oplevert met het aangenomen begrip.
In dit afwegen der grote stromingen in het communisme hebben we de plaas van L.-P. Boon op een duidelijke wijze kunnen aflijnen. Zoals we reeds in de eerste hoofdstukken konden vaststellen is het ideaal van de Vergeten Straat met haar communistisch regime dat der anarchisten. Hij behoort tot de laatsten van die Mohicanen die de vrijheid, de onbeperkte vrijheid van de individuele mens in een rechtvaardige sociale wereld trachten
| |
| |
te verwezenlijken. Maar hij strijdt niet meer: hij is de verslagene. Met hem gaat de droom van generaties ten onder. De oude anarchisten kwamen om door de wrekende hand der gerechtigheid van de goede orde. Al hun kleinere ondernemingen leden schipbreuk op het onverzoenlijke van het menselijk egoïsme. Zij die er in geslaagd waren een begin tot stand te brengen, de Catalaanse anarcho-syndicalisten, werden onder de voet gelopen door de fascistische discipline en haar fanatieke machtswil.
Ook de Vergeten Straat, zij juist, de vergetene, die nooit heeft gestreden die niet moest strijden tegen de geordende maatschappij, verdwijnt niet door geweld, noch door druk van buiten uit. Aan de andere zijde van de betonmuur ligt de buitenwereld: de georganiseerde maatschappij zoals ze door een eeuwenlange evolutie tot stand is gekomen. Die evolutie is niets anders geweest dan een keten van onderdrukking en opstand tegen onderdrukking, één langzame gisting van verworpen klassen voor wie bevrijding een minimum van stoffelijke welvaart betekende gepaard met de mogelijkheid alle tot dan toe beknelde gevoelens te laten openspatten zonder beperking. Maar elke verovering droeg in zich het jong dat haar moest uitzuigen tot een graad van bloedeloosheid die alle aanwinsten deed verschrompelen tot een karikatuur van datgene waarvoor gestreden was. Door de verovering van welstand doet de angst zijn intrede. Door harde strijd werden vrijheid en welvaart veroverd, maar anderen staan klaar om dezelfde rechten op te eisen, om te strijden voor hun aandeel in het menselijk welzijn. En daardoor ontstaat bij de eersten de vrees hun aandeel te zien verminderen. En die vrees, onbewust en onberedeneerd bij de meesten brengt er de vooruitstrevenden van gisteren toe in een andere vorm terug in te voeren wat ze eens bestreden. Bijna niemand ontsnapt er aan. De mensen zijn grotendeels geconditioneerd door hun levenspeil. Met de stijging van hun welvaart hebben zich hun behoeften vermenigvuldigd op een bijna niet in te denken wijze. Een teruglopen van welvaart kunnen ze niet meer dragen, daar ze in hun uitgebreide behoeften niet meer kunnen voorzien. Voor haar behoud zijn ze bereid alles prijs te geven, zelfs de min of meer grote, relatieve vrijheid die ze door hun strijd eveneens zouden verkregen hebben.
De mensen van de Vergeten Straat waren paria's. Als verschoppelingen van de maatschappij voelden ze zich enigszins buitenstaanders. Gewend aan de noodzakelijkheid zich zelf te behelpen, was de isolering gemakkelijk zolang ze niet verplicht waren het dagelijks ritueel van eten, slapen, uitvoeren van kleine dagelijkse bezigheden te verlaten. Maar wanneer het onvoorzienbare, het niet alledaagse plots zijn intrede doet, herinneren ze zich de wereld aan de overzijde van de muur. In die wereld zijn ziekenhuizen en dokters, die het verkankerende been van Roza en de miskraam van Hermine mischien zullen kunnen behandelen. Ze weten dat de knieval voor die wereld het einde is: in ruil zal zij hun onderwerping verlangen hun terugkeer binnen de muren
| |
| |
op de vooraf aangewezen plaats. Ze weten het, maar toch doen ze de knieval.
Voor de Vergeten Straat was er geen redding mogelijk. Ze was gebonden aan de georganiseerde maatschappij door haar vroeger bestaan er in. Ze was gebonden aan behoeften die ze niet meer kon voldoen. Om terug te voorzien in de bevrediging van die behoeften offerde zij op wat ze gewonnen had door haar afzondering: haar schone, volledige vrijheid. Zo bleef het verdwijnen van Boon's Utopia in de logica der dingen. Ze deed afstand van haar ideaal omdat het voldoen van haar stoffelijke behoeften voor haar van het grootste belang bleek te zijn. Immers, het lijkt een historische wet dat het compromis en de middelmatigheid de wereld moeten leiden.
| |
De val van Icarus
De onderneming der Vergeten Straat is als de vlucht van Icarus, of liever de val van Icarus, geschilderd door Brueghel. Een plons in de zee en enkele steeds verder uitkringende en stervende cirkels. Doch daarnaast staat de boer. Hij ploegt verder, gister, vandaag en morgen, zonder zelfs op te kijken naar de vallende uit te hoge vlucht. Het leven gaat voort, blind en koppig - doch het leven van mij, van u, van de Vergeten Straat verzinkt erin. Ons kort bestaan vergaat in de continuïteit van het leven dat steeds veranderend toch hetzelfde blijft. Die verandering kan absurd zijn of gehoorzamend aan een redelijke evolutiewet; ze kan ergens of nergens leiden; ze kan zijn ‘zo maar’ of ‘daarom’. Maar haar bestaan moeten we erkennen. We zijn opgenomen in het complexe van haar wezen: wij allen afzonderlijk gaan ten onder; we verdwijnen van de aarde waar we voorbij gegaan zijn als schimmen terwijl het leven nochtans voortbestaat. De Vergeten Straat verdwijnt, de Voorstad groeit. Beter contrast is niet denkbaar.
De Vergeten Straat had ergens in de Voorstad kunnen liggen - de Voorstad zou er geen ander uitzicht door verkregen hebben. Terwijl het streven naar het hogere mislukte, gaat het gewone leven verder, door een onverklaarde, in schijn nutteloze levensdrang, die zich uit in de strijd voor het bestaan en de drang naar voortplanting. Zoals een Duitser het schreef:
‘So lang noch nicht die Welt
Philosophie in Ordnung hält
Durch Hunger und durch Liebe.’
|
|