[Tijd en Mens 1949]
[Nummer 1]
[Inleiding]
DIT TIJDSCHRIFT IS DE VRUCHT VAN VEEL tasten en lang zoeken. De lezer zal oordelen of de vrucht thans rijp is, maar waar mag het heten dat vier jaar hunkeren naar een eigen en vrij tijdschrift verscheidene jongeren tot elkander heeft gebracht, hun vriendschap heeft opgewekt, hun accoord heeft uitgelokt over enkele esthetische en talrijke wijsgerige standpunten. Thans steken deze jongeren van wal met de beweging ‘Tijd en Mens’, waarvan deze uitgave de voornaamste maar niet de enige uiting zal zijn.
Het is er ons in de eerste plaats om te doen de jeugd aan het woord te laten, die in 1940 twintig jaar was en niet door professoren maar door de oorlog opgevoed werd. ‘Tijd en Mens’ wordt dus het spiegelbeeld van een reactie, het antwoord van een generatie op de kleinburgerlijkheid, de corruptie en de wreedheid, die de voorgaande generatie's haar niet hebben bespaard.
Wij willen terug naar de mens in zijn concrete en reële verschijning en gedaan maken met de uniformen en de systemen die de eenheid van de mens verminken. Wij keuren de theorieën af, die de mens onthechten van de tijdsinvloed, maar willen ingrijpen én op de tijd én op het individu. Ten slotte wijzen wij niet alleen het dogma maar ook het rationalisme af, daar beide slechts de uitdrukking zijn van de onmacht om de mens als een vrij en transcendentaal wezen te beschouwen.
Wat onze opvattingen over de kunst betreft, zullen wij onverpoosd het kruispunt opzoeken waar het moderne esthetisch streven - zoals het zich openbaart in de abstracte plastische kunsten, de simultanëistische, existentialistische, magisch-realistische en lettristische literatuur, de atonale muziek en de bouwkunst van Le Corbusier en Wright - het Vlaams temperament ontmoeten kan. In ons verhalend en essayistisch proza zullen wij streven naar een onvervalste en totale voorstelling van de mens en van de realiteit die hem omringt. Van de poëzie zullen wij opnieuw de intuïtieve kenmerken opzoeken, met uitsluiting van het huidig Vlaams geknutsel, dat men als neo-classicisme wil doen doorgaan.
Dit alles klinkt tamelijk programmatisch. Ten onrechte. Al de punten, die hier aangehaald werden, zijn slechts de themata waarmee wij onze sonate willen opbouwen. En dit woord vooraf is dan ook niets meer dan een preludium.
TIJD EN MENS