De Tijdstroom. Jaargang 4
(1933-1934)– [tijdschrift] Tijdstroom. Tijdschrift voor kunst en letteren, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 400]
| |
Iets over een Spaansch sonnet en een Nederlandsche vertaling daarvan
| |
[pagina 401]
| |
zware geladenheid der ziel is wel vreemd aan de burgerlijke of klassistische (sic!) ontroeringen van de Nederlandsche dichtkunst, zij is in wezen anders dan onze gansche poëtische traditie, en ze zal dunkt ons, deze niet geheel verdringen. Maar de invloed der “Spaansche ziel” kan in het Nederlandsche dichterschap een nieuw accent brengen, waardoor de kansen der lyriek aanmerkelijk worden verhoogd. Zeer zeker kan men zeggen, dat Slauerhoff aan dichterlijke kracht heeft gewonnen door zijn kennismaking met het duister-gloeiende Spanje’. Onder het lezen van die verzen en van dat proza viel ik van de eene verbazing in de andere: het is immers moeilijk uit te maken wat ongerijmder is die zoogenaamde ‘vertaling’ dan wel de bewondering van den anoniemen criticus. Het Spaansch sonnet waarvan bovenaangehaalde regels van Slauerhoff een ‘vertaling’ heeten te zijn blijkt daarin in zijn diepste beteekenis zoodanig vervalscht dat van een vertaling geen sprake meer kan zijn. Van een verheven christelijk mystiek sonnet heeft Slauerhoff een in den tijd en het land waarin het origineel is ontstaan ondenkbare ketterij gemaakt. Hieronder laat ik, ter vergelijking, een prozavertaling volgen van bewust Spaansch sonnet dat door de eenen aan Theresia van Jezus, door anderen aan Franciscus Xaverius, door anderen weer aan Ignatius van Loyola wordt toegeschreven. (Mijn vertaling is niet sierlijk, ik heb er vooral naar getracht den zin nauwkeurig-juist weer te geven. Een dichterlijke bewerking, waaraan echter niet het origineel doch een Duitsche vertaling van F. Brentano ten grondslag ligt, is te vinden in Tijdstroom, Vierde Jaar, November 1933, bl. 53). Sonnet op den gekruisigden Christus. In het origineel wordt dus niet dat bedenkelijke onderscheid gemaakt tusschen God en Jezus dat in de navolging van Slauerhoff | |
[pagina 402]
| |
opvalt. In den Spaanschen tekst is Jezus God en God Jezus. (In 't Spaansch telkens mi Dios, het woord Jezus komt in het oorspronkelijke niet voor.) In het Spaansch zegt de dichter ook niet - hij kon zooiets onmogelijk zeggen - dat hij voor God geen liefde voelt, dat hij geloof noch hoop heeft en dat hij Jezus beminnen zou als hij werkelijk dood was. De grondgedachte van het beroemd Spaansch sonnet is eenvoudig: niet uit hoop op belooning, niet uit vrees voor straf bemin ik God, doch om Zijnzelfs-wil. Men heeft vermoed dat de ‘bron’ van het sonnet te vinden is in een werk van Juan de Avila: Audi filia (cap. 50). Daarin kan men o.m. lezen: ‘Al dreigde geen hel, al noodde geen hemel, al verplichtte geen gebod, niettemin zou de gerechte uit liefde tot God al doen wat hij doet’. Er valt echter op te merken dat er aan die opvatting niets bepaald Spaansch is. Ze is niets anders dan een gemeenplaats in de christelijke mystiek. Als zoodanig treft men ze aan in de godsdienstige literatuur van alle west- en middeneuropeesche landen, b.v. o.m. in den aanhef van een Middelhoogduitsch geestelijk lied: Enwaere noch diu helle noch daz himelrîch,
nochdanne wolt ich minnen, Got, süezer vater, dich.
d.i. Bestond noch hel noch hemelrijk,
dan nog wou ik minnen, God, lieve vader, u.
Met godslastering heeft dat, en heeft ook het Spaansch sonnet, niets gemeens; het is integendeel de uitdrukking der hoogste geestelijke ‘minne’. Het godslasterlijke, inzooverre hier daarvan sprake kan zijn, zit alleen in de Nederlandsche navolging van Slauerhoff. Aesthetisch beschouwd blijkt overigens het Spaansche sonnet veel inniger en echter, veel minder paradoxaal, meer bezonnen en bezonken dan Slauerhoffs vertaling. Het is met één woord veel beter. De anonieme bewonderaar van Slauerhoffs poëzie meent dat Slauerhoffs bewerking typisch Spaansch is. Dat is ze, maar dan in een andere, niet ongebruikelijke beteekenis van dat bijvoegelijk naamwoord. Ze is net zoo ‘spaansch’ als de aangehaalde beweringen van dien criticus ‘spaansch’ zijn. |
|