| |
| |
| |
Boekbesprekingen
J.B. Molière: Pantouflus. - Vert. en bewerkt voor heren allen door E.J. Wilders. - Uitg. De Oogst, Antwerpen. - 15 fr.
Deze bewerking van Molière's gekend stuk (dokter tegen wil en dank) kunnen we wel geslaagd noemen. Het zal, door enige goede akteurs gedragen, vlot van stapel lopen. Want de dialoog leent zich in deze vorm uitstekend tot vloeiend spel. Door het stuk voor heren alleen te bewerken, geeft de heer Wilders onze liefhebbers hier een bizondere gelegenheid. En we hopen, dat ze er gebruik van maken.
W.V.W.
| |
P.Th. Bundtschuh: Het spel van de nar doetalwel. - Uit het Duits vertaald door Frans Dupont. Uitg. De Oogst, Antwerpen. - 17 fr.
De toneelboekerij van ‘De Oogst’ krijgt een enig uitzicht. Werkelik niets dan hoogstaand werk. In deze ook voor het toneel ongelukkige tijden hopen we dat haar waarde bij uitbreiding op dezelfde hoogte blijve. Het zou de enige zijn.
Dit lekenspel voor jeugd en volk is een heerlike brok liefhebberstoneel (gemengde rollen). En kringen die het aan kunnen, moeten er maar gauw naar grijpen.
In dit spel offert zich een jongeling voor het welzijn van zijn volk, dat getuige wordt van zijn hemelse beloning.
Er ligt iets primitief-middeleeuws in de vorm van dit ‘Stegreifspiel’. Zonder het rechtstreeks te bedoelen krijgen we hier echte gemeenschapskunst, welke benaming alleen op gebied van toneel niet loutere nonsens is.
Geen patronaat-toneel en toch hoogstaand katoliek werk, zonder preutsheid (denk eens aan: er komen hier zowaar ‘meisjes van plezier’ voor het voetlicht!) Qui mal y pense, bewijst ons toneel een slechte dienst. Gezonde mensen zullen hier trouwens zelfs niet aan aanstoot denken.
W.v.W.
| |
Henri Borel: Het speelgoed van de kleine Theresia. - Uitg. Pax, Jacques Jansenstr. 20, Brussel.
Een ontroerende belijdenis van de bekende Nederlander, die op zijn sterfbed tot de Katolieke kerk toetrad. Over dat feit is nogal geredetwist en dit lieve boekje is een overtuigend dokument in de zaak.
Het is om zo te zeggen een gedurig gebed ter ere der zo populaire heilige van Lisieux. Er komt wel eens een passus voor, die wij niet onderschrijven zouden. In een neofieten-eksaltatie heeft dat niets buitengewoons.
Kenmerkend is ook de voortdurende verwijzing naar Oosterse mystiek of Meester Eckhart. Dat tekent de grondslag van het boekje, en meteen de weg van Borel's bekering.
Heel wat dingen, die hij hier zegt, zijn ons zeer gemeenzaam. Maar het is toch goed oude vertrouwde dingen op een niewe manier gezegd en gekommenteerd te zien, en dat dan in een smijdige taal die overal de sporen draagt der ontroering, die deze belijdenis heeft ingegeven.
J.V.
| |
Jan de Schuyter: Poesje - Illustr. en teekeningen van Leo Lewi. - Uitg. ‘De Oogst’ Antwerpen.
Een siempatieke en merkwaardige bijdrage tot de vastlegging der geschiedenis van de zo gekende tak van het speciaal Antwerpse volksvermaak: de poesjenellenkelders.
Dit boekje moet heel wat moeilike opzoekingen gekost hebben. Want niet alleen bespreekt het de dode, maar ook de levende spelers, die vaak alleen zijn blijven voortleven in een bijnaam. De volksinterpretasie is trouwens van de minst betrouwbare.
| |
| |
Een werk, dat in de folkloristiese wereld zal opgemerkt worden. Leo Lewi tekende platen zoals het hier hoorde: ruw en met een zweem van geheimzinnigheid, die de poppen voor de toeschouwers toch altijd om hebben gehad. Men sla er slechts Conscience op na.
Een andere verdienste van het werk is, dat het een arbeidsveld aanwijst waar nog heel wat interessants is te oogsten.
J.V.
| |
Paul Morand: Rococo. - Edit. Bernard Grasset, Paris. 15 ffr.
Een bundel verhalen zonder enige onderlinge afhankelikheid. Ook niet van tijd. De auteur biedt ze aan als eenvoudige ornamentele fragmenten, waarvan de lijn gebroken is en waar de inkrustatie soms de tekening heeft vervangen. Het is om reden van hun barokke oppervlakte en hun rotsachtige stof dat de tietel ‘Rococo’ werd gekozen. De twee bizonderste brokken uit deze bundel zijn: ‘La mort du Cygne’ en ‘Feu!’. ‘L'Enfant de cent ans’ is een klein maar buitengewoon fijn verhaal. Door bijna al deze bladzijden waart een levensmoeheid, die echter niets heeft van de traditionele wanhoop, maar meest van een zekere aanvaarding, die misschien slechts zelfbedrog is. De personen van Morand zijn wonderlik vertrouwd met de dood. Deze is noch de verschrikking voor het Niet, noch de overgang tot een ewigheid, maar enkel een natuurlik einde of hoogstens de start voor een eksploratietocht in ongekende gebieden.
De stijl van Morand heef op sommige ogenblikken een sterke evokatiekracht waaraan zijn taal onder meer niet vreemd is. Morand kan gevaarlik zijn evenals in ‘Feu!’ Dominique gevaarlik is voor Janine: gevaarliker dan door een daad of een uitgesproken bedreiging.
J.M.
| |
Groot-Nederland. - Kalender voor het jaar 1934. Uitgave van het Alg. Ned. Verbond. Den Haag.
Een werkelik mooie wandkalender met een rijke verzameling fotos uit Nederland, Vlaanderen, Z. Afrika en Ned-Indië. Een blad voor elke week. Mooi gedrukt en gebonden. Handige schikking Er zou misschien van het A.N.V. wat anders kunnen verwacht worden dan enkel kiekjes. Maar deze zijn dan toch de moeite waard en meestal vergezeld van een min of meer interessante tekst. Warm aanbevolen.
W.v.W.
| |
Kalender voor 1934: Uitgave van de Verzekeringsgroep ‘Noordstar’ - Boerhave, Gent.
Meer publicitair opgevat dan de vorige. Maar zeker even handig en mooi geschikt, hier per maand. Op de voorpagina het mooie moderne gebouw van de maatschappij. Op de andere bladen afdrukken, (sommige in kleur) van Vlaamse schilderijen. Eveneens een sieraad voor een Vlaams interieur.
W.v.W.
| |
Geert Grub: Voor geboorteregeling. Uitg., ‘De Korenaar’ Alb. Lienartstraat, 28 Aalst. - franco 6 fr.
Niet alleen ligt Geert Grub overhoop met de kristelike leer, maar ook met de natuur. Want dit boekje is meer dan wat de tietel zegt (onder die tietel zou ook een de natuur eerbiedigend gelovige een brosjure kunnen schrijven). Maar dit is een pleidooi voor de verlossing uit de hedendaagse seksuële nood door... vrijheid inzake vruchtafdrijving. Geheel de zaak ligt hier: wie aan het bestaan van de ziel gelooft moet Grub tegenover hem vinden. En wat het natuurlik standpunt betreft, is dit boekje een gochelen met onbewezen stellingen.
Het is hier de plaats niet om verder daarover te diskussiëren. Maar de oplossing voor de hier aangehaalde schrewende feiten ligt elders. Voor huweliken in nood bevelen we de studie aan van het boek van Dr. Smulders: Periodieke onthouding.
W.v.W.
| |
Nes-cio: Dichtertje. - De Uitvreter. - Titaantjes. - Uitg. ‘Het Kompas’, Melaan, Mechelen.
De tweede druk van het boek van een
| |
| |
‘oudere’. Een merkwaardig boek, zoals het prospektus terecht zegt. Goede en goed-geschreven verhalen. Nuchter, maar toch raak proza, waaronder een warm hart klopt. Een hart, dat het leven en de mensen met liefde aanvoelt, met een voorliefde voor de zonderlingen, die begenadigden blijken. Een hart, dat de wereld liefheeft met dat tikje heidense aanhankelikheid in zijn liefde, dat zo groot een bekoorlikheid heeft. De blik van een kunstenaar, die zijn hart niet spaart. Echte humor, omdat hij geboren is in de donkere diepten waar het niet-begrijpen regeert, dat pijn is, een pijn die te diep is en te menselik om enkel pijn te zijn. En die diepte is de bron van het leven, van het werkelike leven. Want is werkelikheid niet ook een zeer betrekkelik begrip in concreto? Een boek dat een genot is, esteties en ‘gewoon’ - menselik; d.i. groot-menselik.
J.V.
| |
J.U.F. Werumeus Buning: Et in terra. - Em. Querido's Uitg. Mij. Amsterdam. - f 2,25.
In deze bundel geeft Werumeus Buning niet veel niews. Hij verwijlt meestal op de zelfkant van zijn vorig werk. Zo krijgen we een epiloog op zijn ‘In memoriam’ en een nazang op zijn heerlike ‘Maria Lecina’. Maar nog daargelaten die bepaalde herinneringen, geurt ook door de andere gedichten van deze bundel de miestiese wijding van ‘In memoriam’ (zie: De triomf van den dood) en zingt de hartstochtelike muziek van ‘Maria Lecina’.
En over elk gedicht staat de warme rust van een aanvaarden, dat geen ogenblik de strijd, waaruit het werd geboren, vergeten heeft. Sensitief, zijn deze gedichten toch vooral in het ontvankelike hart geboren. En die ontvankelikheid is bijna die van een kind. Zo is de toon van deze gedichten puur gehouden als een woud waar het herfstblaren sneewt.
Werumeus Buning geeft hier een hors-d'oeuvre zo wat. En het laat ons wachten met dat ongeduld, dat ook zij kennen, die anders met een glimlach over ‘schoonheid’ en ‘literatuur’ heenpraten.
J.V.
| |
Thit Jensen: De Koning van 't Sande. - Uitg. Boekengilde ‘Die Poorte’, Blijde Inkomststr. 77. Leuven. - Bij serie-keuze.
Een mooi nummer in de reeks. Thit Jensen, hoewel ten onzent weinig bekend, is een representatieve figuur uit de hedendaagse Deense literatuur. Ze munt uit in de z.g.z. boerenroman. Hoewel in de grond romanties, bezit ze toch een gezonde kijk op het werkelike leven.
Deze roman is de levensbiecht van een oude boer, die doorheen de nachtelike heide het lijk van zijn verlopen zoon, die zich zelfmoordde, naar huis voert. In die heide leeft de geschiedenis van gans een volk, en aan die levende legenden knoopt de opstandige vader zijn eigen leven aan, dat zich geheel, met dat van zijn zoon gedurende deze tocht ontrolt.
Als kompositie werkelik een flink boek. De vertaling is ditmaal goed.
J.V.
| |
Juliaan Haest. - De eerste reis. - Uitgave Varia, St. Amandsberg, Gent.
De één en twintig gedichten die de, blijkbaar nog zeer jonge dichter Juliaan Haest onder de tietel ‘De eerste Reis’ in het licht zond getuigen doorgaans van een frissche, doch niet altijd even persoonlike kijk op het leven. Zijn zeer schoon talent, dat hij af en toe nog verkwist door het nazingen van een paar, niet zeer illustre voorgangers, breek echter in een drietal gedichtjes zó sprekend en zó helder door, dat wij er niet aan twijfelen dat Juliaan Haest op weg is een zeer zuiver dichter te worden.
P.G.B.
| |
Victor de Meyere. - De Vlaamsche vertelschat. - Uitgave ‘De Sikkel’ Antwerpen. fr. 32,50.
In dit vierde deel van ‘De Vlaamsche Vertelschat’ verzamelde Victor de Meyere uitsluitend dieren- en plantensprookjes.
| |
| |
Wie dit boek, zooals wij, met genoegen heeft doorgelezen, staat verrast tegenover de onuitputtelike verbeelding van het Vlaamse volk dat in deze dierensprookjes nogmaals getuigenis aflegt van zijn sprankelende humor en zijn vaak fijnzinnige fantazie. De toelichingen die Victor de Meyere bij deze vertellingen voegde en voor de lezer een uitstekende gids zijn, wijzen andermaal op de belegenheid en op de onvermoeibare werkkracht van de auteur.
G.R.
| |
N.A. Drojine. - Te Brussel bij dag en nacht. - Uitgave Jos. Janssens. Antwerpen. fr. 18.
In dit boekje voert de auteur u van het land naar de stad (Brussel); van de stad naar het land in een rare mengelmoes van zeer persoonlike bevindingen. De lezer die met het stadsleven vertrouwd is zal er om glimlachen. De ‘boer’ beleeft er wellicht plezier aan. De negatieve houding die de schrijver tegenover het leven aanneemt maakt het boekje echter voor velen onleesbaar.
G.R.
| |
R. Minne. - Heineke Vos en zijn biograaf. - Uitgave Van Nygh en Ditmar, Amsterdam.
Richard Minne is de dichter van de niet onbelangrijke dichtbundel ‘In den zoeten Inval’. De levenshouding, die hij in de meeste zijner verzen aanneemt vinden wij verzwakt terug in ‘Heineke Vos en zijn biograaf’. Dit boekje, dat zeer verzorgd werd uitgegeven brengt ons naast veel onbenullige proza enkele lyriese hoogtepunten, die echter geenszins de uitgave wettigen.
G.R.
| |
Judith Gautier: Le livre de jade. ‘Les beaux textes illustrés’. Librairie Plon, Paris. - 20 fr. - Relié 55 fr.
De dochter van de dichter gaf ons hier, nog voor ze 20 jaar was, een niewe verzameling van Chinese poëzie ‘un livre parfaitement beau, dont le style resplendit d'une lumière pure’ zegt Anatole France. Het boek was tot deze herdruk onvindbaar geworden. Vermoedelik een bloemlezing, maar waarin we dan toch nog kunnen zien dat de waardebepaling soms wel eens wordt beïnvloed door het feit, dat het eksotiese poëzie geldt. Hetzelfde heeft zich voorgedaan wat het Russiese proza betreft. Men kan van een Chinomanie spreken zoals van een Russomanie. Daarvan afgezien schenkt dit boek ons een schat van schoonheid, geschapen van vijftien ewen vóór David tot op onze dagen. Het is verwonderlik, hoe die poëzie kon bewaard blijven. De verzamelaarster verklaart het ons in haar woord vooraf. Ook hoe het kwam, dat alleen het beste leven bleef.
Bizonder de verzen van Li-Tai-Pe en Thu-Fu treffen, de eerste door hun originele vorm en hun vaak ironiese oudertoon; de tweede door meer klaarheid en begaan zijn met de smarten der mensheid. De eerste is meer Chinees, de tweede meer universeel. Onder de weinige vrouwen, wier werk tot ons kwam, noemen we vooral Ly-y-Hane werkelik een superieure geest, die de pijn van zijn eenzaamheid uitzingt.
Een merkwaardig boek. De Franse vertaling, al kon ze natuurlik rietme en vorm niet behouden, heeft toch de bekoring van de Oosterse poëzie behouden. Plon gaf het boek prachtig uit en illustreerde het met zeven heliogravuren.
| |
H. Opdebeeck. Zonneboekjes. Nederlandsche gedichten voor L.O. en M.O. Nieuwe Schooluitgaven. L.J. Krijn - Brussel.
De heer H. Opdebeeck, leeraar M.O. die met smaak en opvoedkundig inzicht deze gedichten verzamelde, bewees met de uitgave ervan, aan leeraars en leerlingen een dienst die niet mag worden onderschat. Vooral dan omdat hij een zó ruime keuze deed uit het werk van Vlaamse en Hollandse modernen die in de meeste onzer ‘moderne?’ bloemlezingen stiefmoederlik worden behandeld, laat staan, genegeerd. Voor wie weten hoe de jeugd, ook NU nog, zich meestal uit een vrachtje sentimentele onzin een beeld dient te vormen der literatuur, zijn de uitgaven dezer Zonneboekjes van meer dan gewone be- | |
| |
tekenis. De taal van NU, waaruit een algemeen-beschaafde omgangstaal zich geleidelik vormen zal, interesseert in eerste instansie de jeugd van NU.
Wie herinnert zich nog de tijd dat een gedichtje eenvoudig werd opgeschreven, de hoogst-noodige woorden verklaard, om daarna haast machinaal van buiten te worden geleerd. Was het te verwonderen dat de meeste onderwijskrachten zich daartegen verzetten? Zij vergaten echter dat het gedicht, meer nog dan de prozatekst moet worden verklaard en bestudeerd. Al leent de prozatekst zich ook beter tot spraakkundige oefeningen, het gedicht daarentegen is beter geschikt om uitspraak en geheugen te vormen. Het rijm geeft in de uitspraak steun en kontrôle terwijl het rythme spontaan aanvoelen doet hoe het gedicht hoeft worden ‘gezegd’. Daarom dan ook nam de heer Opdebeeck enkele gedichten op, louter als uitspraakoefening.
Het gedicht eist tenslotte een ‘literaire’ verklaring omdat de leerlingen reeds genoeg hebben aan het beeld en aan de emosie die langs het rythme trilt, anderzijds bevordert het gedicht, juist door rijm en rytme het geheugen en biedt gelegenheid genoeg om even stil te blijven bij woordkeus en klank, bij uitdrukkingen en konstruksies.
Deze ‘Zonneboekjes’ waarmee vooral bedoeld werd de keus voor de leeraars te verbeteren zijn echter, door [hu]n prettige uitgave tevens uiterst geschikt om door de leerlingen zelf te worden gebruikt.
Een kortte studie over klank, rijm, beeldspraak gaat deze ‘Zonneboekjes’ vooraf, terwijl reeds een ‘Handboek voor de leerkracht’ werd aangekondigd.
Stippen wij nog aan dat tot op heden reeds vier bundeltjes verschenen waarin o.a. werk werd opgenomen van H. Bruning; Manix van Gavere; Gossaert; Mennekens; van Sina; Brunclair; P.G. Buckinx; Marnix Gijsen; Wies Moens; Van Ostayen; W. Rombouts; Theun de Vries, e.a.
Wij hopen van harte, dat deze uitgaven, waarvan I en II reeds werden aangenomen door den verbeteringsraad voor L.O.; voor normaal onderwijs en voor de voorbereidende klassen van M.O. een gunstig onthaal mogen vinden bij de leerkrachten, ten bate van de Vlaamse kultuur en van de jeugd van NU, wier geest, helaas, nog al te vaak met romantiese bombast wordt overladen.
Geo. ROZENBERG.
| |
Arthur van Schendel: ‘De waterman’. - Nijgh en Van Ditmar. Rotterdam 1933.
De neo-romanticus van Schendel blijft in al zijn werken bewaren, wat de grootste aantrekkelijkheiid der Zwerver-boekjes heeft uitgemaakt: het wonder van een schoon-geschreven, magische taal en de symbolische beteekenis van zijn personen, die boven hun gewoon leven uitgroeien tot een zinnebeeld en een mythe. Zoo gaat het ook weer met deze Waterman, Maarten Rossaart, iemand die zich in de maatschappij niet wennen kan en dan ook uitgestooten wordt. Zelfs zijn vrouw kan het bij hem niet uithouden. Hij is een man van schepen en water, een grenzeloos eenzaam mensch, waarover het water zich uiteindelijk ontfarmt.
De laatste honderd bladzijden zijn prachtig geschreven en doordringend van oproepingsvermogen. Het begin is eer weifelend en zwakker, doch alles samen is het een werk dat de hooge faam van Van Schendel niet beschaamt.
A.D.
| |
Dr. W. Banning: ‘Het nationaal-socialisme’. Religieus-Socialistische Vragen W. n. 3. - 4e Druk. - Van Loghum, Slaterus' Uitg. Mij. Arnhem. 1933.
Een tegenstander, die op objectieve wijze in den gedachtenwereld van het nat.-socialisme inwijdt en den groei der beweging, alsmede de persoonlijkheid van den leider, op betrouwbare wijze schetst. Alhoewel reeds lichtjes verouderd, is het een der beste studies die over de Hitlerbeweging verschenen zijn. In het kleine bestek van dit schrift, gelukt Dr. Banning erin,
| |
| |
om zonder oppervlakkigheid, zijn lezer een volledig en verantwoord overzicht te geven, over een der grootste volksbewegingen van onzen tijd.
A.D.
| |
Frans Carolina Ridwit: ‘Wereldsche menschen’. J. De Ridder. - Antwerpen 1933.
Sommige bladzijden van dezen roman zijn knap geschreven, maar het geheel, vormt, door de onmogelijkheid van onderwerp en verwikkelingen de grootste draak die ik ken.
A.D.
| |
Karel Jonckheere: ‘Proefvlucht’. Uitgave ‘Loki’ Antwerpen, Dambruggestraat, 194.
Sommige invloeden vertroebelen nog de persoonlijkheid van dezen dichter, die vooralsnog met zijn uitdrukkingsmiddelen worstelt en een zekere tweeslachtigheid niet te boven komt. Uit zijn verzen spreekt een eerlijk gemoed, een twijfelaar aan het metaphysische leven, in de laatste grond een eenzaam en zoekend mensch. Zijn geesteshouding gaat slechts een enkele maal tot de wrange bitterheid van het hiervolgend gedicht. Veel meer blijft hij in weemoed en verlangen naar bevrijding en zekerheid vragen. Bij Jonckheere, is ook in zijn taal iets van Karel Van de Woestijne aanwezig; een liefde voor de zee en die ontgoochelde wijsheid, die bij den grooten meester door haar levensechtheid zoo smartelijk was. Toch komt er in ‘Proefvlucht’ ook een andere toon naar boven, nog aarzelend en onbestemd, maar een lichter, ruischender klank, die bewijst dat de ontwikkeling van den dichter slechts ingezet is en dat wij nog van alles van hem mogen verwachten, van het oogenblik dat hij een grooter meesterschap zal bereiken over rythme en taal. In alle geval een belangwekkend en belofterijk begin.
Mijn vriend, geloof me vrij,
na 't leven blijft er niets, tenzij
alleen nog wat genegenheid,
die soms een vriend ons schimme wijdt.
Het is voor ons niet weggeleid
bewust te lijden of te smaken
wat men beloofde als vermaken
na den dood van onzen tijd.
Ik ken geen vreugd noch groot verdriet
derhalf, maar enkel spijt,
daar op den tijd dien men ons liet
de vriendschap tot geen vrucht gedijt.’
| |
Sigrid Boo: Du deilige liv. Aschehoug & Co. Oslo. 1933.
Als ik hier een onvertaald Noorsch boek bespreek, is dat niet omdat letterkundig Noorwegen ten dezen tijde een goeden naam verworven heeft, doch grootendeels omdat het mij spijt Sigrid Boo onbekend te weten in de Dietsche gewesten, en tevens om de aandacht der vertalers te vestigen op jonger Noorsch werk, hen er op te wijzen dat zij den plicht hebben niet alleen bekende schrijvers te verspreiden doch ook onbekende figuren naar voor te brengen.
Ik geef graag toe dat Sigrid Boo met ‘VI, SOM GAAR KJOKKENVEJEN’ ‘Wij, zooals wij in de keuken staan’ ons te ouderwetsch voorkwam, te zeer gewikkeld in een familiekringetje zonder thuis, en dat ‘SELV I TIDER SOM DISSE’ - ‘Zelfs in tijden als deze’ ons te zeer een vermakelijke farce geleek.
Wie echter haar laatste boek doorleest, ‘DU DEILIGE LIV’ - ‘Gij, heerlijke leven’ voelt aanstonds dat Sigrid Boo daar een segment uit het levende leven voorschotelt.
‘Du, deilige liv’ is een ernstig boek, dat zich afspeelt binnen de muren van een sanatorium en dat het gemoedsleven van een jonge vrouwelijke patiente behandelt. Het is een opwekking tot een waardig leven, ja, tot een zuiver leven.
Vreemd juist geeft schrijfster de halfkoude, schier vijandige, wat men zou kunnen noemen de officieele atmosfeer van dit
| |
| |
sanatorium, in een reeks nuchtere bedenkingen weer.
Bij middel van humoristische zinspelingen weet zij haar jong verzet tegen de stijve vormelijkheid door te zetten. Als voorbeeld moge volgende vraag volstaan, door de hoofdfiguur Signe gesteld aan een dandy die voortdurend door zijn zwarte haren kamt: ‘Er ikke lusegarasjen fjong naa?’ - ‘Is die luizengarage nu nog niet elegant genoeg?’.
Met een open blik vol liefde voor de medemenschen wijst ‘Du, deilige liv’ erop wat er kunstmatig is en wat natuurlijk bij de vrouw. Typisch Noorsch blijft Sigrid Boo met hare voorliefde voor het konflikt, dat zij centraliseert rond het gewichtige probleem van ‘Leven of Dood’.
Het zou een merkelijke aanwinst beteekenen voor onze Nederlandsche letteren, dit krachtige boek van leven en innerlijke strijd, dit diep tragische, en toch zoo heerlijke boek in vertaling te mogen toejuichen.
J.v.d.V.
|
|