De Tijdstroom. Jaargang 4(1933-1934)– [tijdschrift] Tijdstroom. Tijdschrift voor kunst en letteren, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 337] [p. 337] [De Tijdstroom 1934 nr. 8] De Vrouw René Verbeeck AAN JAN VERCAMMEN EN ZIJN VROUW U brengen de mannen brood vuur en zout uit het veld de mijn en van het strand zij bouwen u een huis uit hout en steen en geven u een naam een vaderland uit het smeden en vijlen van iedre dag de toverglans van een verre werelddeel uit uren van waterklaar geluk hangen ze aan uw hals een klein juweel zij luistren in den avond als gij zingt gij wordt in uw lied onvatbaar voor hen een vluchtig wezen en zij denken bang zij gij een vogel of een dolende stem? en gij voert hen over land en zee gij zijt van wondere klank en geur vervuld herinneringen flitsen over een tuin gij staat - de oeroude mensendroom - onthuld gij zijt het witte wezen dat het bloed herkent, de witte vlam die zonder smet kon branden, de witte engel die het bloed bevrijden kon uit doods geduchte wet en zij worden zeer zacht en sterk aan u en stil als knapen aan het wonder van uw schoot - tot de nacht van wee en angst doorbréekt een kleine smalle kreet: het kind de blijde ster die aan den morgen hangt. Vorige Volgende