| |
| |
| |
Boekbesprekingen
ERRATUM: In het voorgaande nummer verscheen een bespreking over het boek van HENRIETTE ROLAND HOLST: ‘Herman Gorter’. Als auteur was daar aangeduid: A.R. HOLST. Daar dit erratum verwarring zou kunnen stichten bij belangwekkende lezers, plaatsen we hier deze korreksie. De naam van de ware auteur zegt hier inderdaad wat.
| |
Peter Mendelssohn: Paris uber mir. - Verlag van Philipp Reclam, jun. Leipzig.
Deze roman, verschenen in de reeks ‘Junge Deutsche’, is uiterst behendig ineen gestoken. Vijf, zes onderscheiden handelingen loopen nu naast dan door elkaar en vormen toch een hecht geheel. Ook de uiterlijke atmosfeer der stad Parijs lijkt goed weergegeven. Verder is het boek onderhoudend, zelfs boeiend. Een eigenlijk kunstwerk is het nochtans niet. Daarvoor is er te veel onwaarschijnlijkheid in de gebeurtenissen of, juister, in het samentreffen der gebeurtenissen. Ook de karakters en de gesprekken blijken niet altijd levensecht.
Afgezien van zijn twijfelachtige literaire waarde, is het boek in cultuurhistorisch opzicht zeer merkwaardig. Vóór de nationaalsocialistische omwenteling verschenen, is het karakteristiek voor den geest of liever voor den ongeest van een groot deel der toonaangevende kringen van de Weimarer republiek, voor haar zoogenaamd ‘Europeesch’ beschavingsideaal, haar cosmopolitisme en internationalisme. Het is vooral op die bladzijden belangwekkend waar de schrijver Duitschers laat optreden en praten over Parijs. Frankrijk en Duitschland. Voor den schrijver - naar zijn naam te oordeelen een zoon Israëls - is Parijs blijkbaar de hoofdstad van de wereld, het Mekka der beschaving. ‘Niet meer naar Lourdes gaat de gekwelde menschheid ter beêvaart, ze komt per slaapwagen naar Parijs’. En dat is geen critiek, geen ironie, maar heilige ernst. De zeer onduitsche Berlijner ‘Duitschers’ die hij Parijs laat bezoeken of er enkele jaren wonen houden veel meer van het moderne Babel dan van hun eigen vaderland. Zij hooren tot de parasitische, internationaalvoelende, zichzelf een élite wanende kliek voor wie Frankrijks hoofdstad de zelfgekozen ‘heimat’ is. Ze meenen:
Qu'on ne vit qu'à Paris et qu'on végète ailleurs. Het wordt een echte dweperij. De ‘Duitscher’ Manfred getuigt: ‘Ik voel dat men noodgedrongen hier (d.i. te Parijs) altijd weer landt. Men komt altijd weer te Parijs aan. Alle wegen schijnen hierheen te leiden. Altijd weer Parijs. Altijd weer Frankrijk. En ge weet niet eens: gaat ge achteruit of voorwaarts? Maar ge voelt dat ge moet’. Op een andere plaats luidt het: ‘In Frankrijk leeft iedereen als een edelman, als een wezen, voor hetwelk roode wijn en wit brood nog altijd de zinnebeelden zijn van het recht te leven, van de persoonlijke vrijheid en van het onaantastbaar individualisme’.
Heimwee naar Duitschland kennen die ‘Duitschers’ natuurlijk niet, als ze teruggaan naar hun vaderland is het hoofdzakelijk om daar Frankrijk te gaan verdedigen, Frankrijk en alles wat Frankrijk voor hen verzinnebeeldt. Ze vernemen dat de grond van onder de voeten van hunsgelijken in Duitschland hoe langer hoe meer wegzakt, dat ze noch tegen het communisme, noch tegen het Duitsch nationaalsocialisme op den duur opgewassen blijken. Ze willen beproeven Frankrijk en hun ‘Europeesche beschaving’ te Berlijn te redden...
J.D.
| |
| |
| |
Willem de Merode. De lichtstreep. - 2e druk. - N.M. Holland, Amsterdam.
Deze dichter, leeftijdgenoot van Weremeus Buning, Nijhoff, van Eyck, Verwey e.a., heeft een zeer eigen ontwikkeling doorgemaakt.
Hij is van huize uit kalvinist, maar in zijn werk heeft hij steeds een trek naar katolieke mystiek gemanifesteerd. Zo ook in deze bundel; het derde deel ‘de zachte fluit’ is geïnspireerd door de Krönungsmesse van Mozart en is het zuiverste van deze bundel, die nog twee andere delen bevat, nl. ‘de Rouwtoorts’ en ‘de gedroomde zoon’. Toch blijkt zijn religieuze aanleg ook hier. In zijn vorige bundels heeft hij de strijd getekend, om hem geleverd door God en de wereld. Reeds in de laatste bundel ‘De donkere Bloei’ scheen hij tot rust gekomen te zijn en die rust duurt in deze niewe bundel voort.
Zijn poëzie is zeer sober en altijd komt zijn geloof aan de goddelike goedheid terug. Zij is helder als glas en in haar soberheid pregnant. Soms struikelt ze over een fragmentaire retoriek, maar meestal heeft ze een bekoring, waaran de lezer niet ontkomt. Niet alle gedichten zijn zuiver als geheel, maar toch werden ze ieder zo strak gehouden, dat ze de strengheid suggereren van zijn geloof. Zoo waar is het, dat zelfs de vorm door de levensbeschouwing van de ware dichter wordt geboetseerd.
Behalve in zijn zeer persoonlijk werk, ligt de betekenis van Willem de Merode hierin, dat de jongste protestanten hem als geestelik leider beschouwen.
J.V.
| |
Comtesse de la Bouëre. La guerre de vendee. - Préface par le marquis Costa de Beauregard. - Bibliothèque Historique Plon. - 15 Ffr.
De ‘Bibliothèque Historique’ is hiermede aan haar twaalfde deel, en reeds nu is haar belang niet te onderschatten.
De herinneringen van de gravin de la Bouëre, roepen opnieuw de Vendese oorlog op van 1793 tot 1796, bizonderlik in de streek tussen Angers, Cholet en Nantes. De schrijfster heeft het Bocage niet verlaten gedurende de burgeroorlog, en haar man was een der bizonderste hoofdmannen der Vendejers. In de eenvoud der verhalen, in de schildering der ontelbare smarten gedurende drie jaren door de bevolking geleden, heeft de schijfster zo diep een aksent kunnen leggen, als maar weinig bij mémoires als die gevonden wordt.
J.M.
| |
Philippe Lamour, Joe Bousquet, Carlo Suarès: Voie libre. - Au Sanspareil, Rue Froidevaux, 17, Paris. - 15 Ffr.
Een neo-kommunisties manifest, gebaseerd op volkomen godsdienstloosheid en een naïeve verafgoding van het heden. Er zijn wel gezonde gedachten in dit boek, maar ze liggen zodanig verloren tussen allerlei larie en retoriek zonder grond, dat ze er niet toe komen dit boek enige waarde te verlenen.
Zelfs voor zogenaamde neo-kommunisten zal dit boek zijn belofte niet houden, want het is voor de stellers moeilik uit hun individualisme los te komen. Ze zouden hun talent voor andere dingen moeten gebruiken dan voor deze volkomen negatie van het kunstwerk.
Naïef is het woord dat past, ofwel: Grootdoenerij. Om bedrog te zijn is het misschien toch te eerlik, maar zeker niet gevaarlik genoeg.
J.M.
| |
Frédéric Drach: Un siecle de scandales. - 200 photographies et documents recueillis par - Témoignages de notre temps - nr. 5 ‘Les Illustrées Français’ av. des Champs Elysées 65-67, Paris. 12 Ffr.
De directie van de serie ‘Témoignages de notre Temps’ liet het ijzer niet koud
| |
| |
worden. Nauw heeft de zaak Stavinsky in een woeling van schandaal de algemene niewsgierigheid en de altijd gerede verbeelding opgewekt, of ziehier: een retrospektieve verzameling van foto's en dokumenten over de schandalen der laatste eeuw; laten we enkele namen noemen: Panama, Rochelle, Kreuger, Stavisky. En heel wat meer mindere komen insgeliks onder de dubbele belichting van beeld en woord.
Een enige kolleksie voor niewsgierigen, en zoals we dat in deze serie gewoon zijn, een schattig album terzelvertijd.
W.v.W.
| |
François Mauriac: De adderkluwen. - Vert. door Gerard Wijdeveld. ‘Ceuling's U.M.’ 's-Hertogenbosch. Ing. 39 fr.
Over dit boek zegt een kritikus dat het is de verwerkeliking van de haast volmaakte literaire schoonheid. Zonder tot op die hoogte met zijn bewondering in te stemmen, bekennen we toch zelden literair-mooier boek gelezen, laat ik zeggen, verslonden te hebben. Passe pour le lieu-commun. Zoveel te meer dan, dat ‘Le Noeud de Vipères’ tot de diepste verborgenheden van de waarheid afdaalt om ze bloot te leggen voor het oog van de lezer, die er onweerstaanbaar toe gedrongen wordt in zichzelf af te dalen en parallelen te trekken.
Hier is een levend mens ontleed, zoals we het nog nergens hebben gezien. De scherpte van deze zelf-beschuldiging baart echter meteen een mededogen, omdat ze tevens die goedheid toont, die in iedere misdadiger woont, de liefde, die in elke liefdeloze schreit om het licht. Licht en schaduw: werkelikheid.
Gerard Wijdeveld gaf ons van dit heerlike boek en heerlike vertaling. We voelen niet eens de vertaling, zo zorgelik en schoon volgt hij de schrijver, de grootste Franse romancier, op de voet.
J.V.
| |
Paule Régnier: l'Abbaye d'Evolayne. - Libraire Plon, Paris. 13,50 Ffr.
Onder het motto van Paul Claudel ‘Les choses grandes et inouïes, notre coeur est tel qu'il ne peut y résister’, gaat hier het verhaal van een echtpaar, dat gescheiden wordt, doordat de man zijn priesterroeping bewust wordt, en de vrouw meent ook in haar de roep naar het klooster gehoord te hebben. Maar ze leert beseffen, dat het slechts zelfbedrog was, omdat ze haar man niet wilde beroven van de vervulling van zijn droom. Ze verlaat het klooster, ondermijnd naar ziel en lichaam, ze doolt rond, en komt eindelik terug naar Evolayne, waar haar man als Benediktijner monnik leeft. Ten gevolge van een paar kleine feiten, die echter de maat van haar uithoudingsvermogen eindelik geheel uitputten, vergifigt ze zich, en hij vindt haar stervende.
Een machtig onderwerp, dat wel eens tè machtig bleek voor de hand van de schrijfster, en welks ontwikkeling weleens een verzet in ons wakker roept om de behandeling van het konflikt. Maar toch is Paule Régnier er in gelukt ons hier een goede brok menselike psykologie te schenken, niettegenstaande een paar hiaten. Opzet? Onmacht? Om het even. Het is toch een schoon en goed boek geworden, dat met ere reeds meerdere herdrukken heeft beleefd.
J.M.
| |
Paul de Vree: Over den roman. - N.V. Vonksteen, Langemark.
Een inderdaad merkwaardige studie van een jongere, kursus gehouden aan de Volksuniversiteit Herman Van den Reeck.
De algemene beschouwingen over de roman staan in het teken van de juiste maar enigszins algemene uitspraak van Jean Maxence: ‘Ce qui est éternel, permanent, dans l'histoire des hommes, voilà la voie toujours ouverte aux romanciers’. De roman voldoet aan de behoefte een mens zichzelf in anderen terug te laten vinden. Hij is geen werkelikheid, hij is immers ‘bien plus que la vie’. Ieder romanschrijver heeft als het ware
| |
| |
zijn doelstelling voor het werk dat uit hem komt. Deze doelstellingen worden hier ieder op zichzelf beschouwd.
Daarna wordt de Vlaamse roman gesituëerd en zijn algemene ontwikkelingsgang aangegeven. Niet vergeten zijn de invloeden van de buitenlandse literatuur.
Het interessantste deel van deze studie is de Vlaamse roman beschouwd tegenover de algemene menselikheid, waarvan de kennis zijn doelwit is. Niet zodanig als tegenstellingen, dan als typiese standpunten beschouwt Paul de Vree hier in verschillende Vlaamse romans de problemen van het leven en van de dood, van de liefde en van de askeze, van het intellekt en van de religiositeit, van de eenling en van de massa, van de natuur en van de grootstad, van het binnenhuis en van het avontuur.
Het is niet nodig met de keuze der typen akkoord te gaan noch altijd met de interpretatie. Want zelfs dan blijft de vizie niettemin telkens interessant en diepgaand, evenals de begeleidende beschouwingen.
Paul de Vree is een jongere, die we in ‘De Tijdstroom’ hartelik welkom heten.
J.V.
| |
Anton van Duinkerken: De beweging der jongeren. - nr. 1 van de Credo-Vivo-reeks. - 12,50 fr. Bij inschrijv. op de volled. reeks 10 fr. - ‘N.V. Standaard-Boekhandel’ Antwerpen.
Hier weer treft ons die klare blik, die we bij van Duinkerken gewoon zijn. Want het was niet genoeg, de feiten mee beleefd te hebben, om er over te schrijven met het indringend begrip, dat dit boekje zo interessant maakt. Alhoewel hij een zekere objektiviteit betracht, blijkt toch duidelik de geestdrift, waarmede hij de beweging zoniet animeert, dan toch medevolgt, in de aktieve zin van het woord. Zijn overige publikasies duiden zijn deel in de strijd duideliker aan. We moeten het meteen waarderen, dat hij niet blind was voor de tekortkomingen en de gevaren der beweging. Eerlikheid kan geen strijd schaden.
De inhoud van dit boekje is te rijk om hier weergegeven te worden. Maar wie klaar wenst te zien in de zaak (en ik geloof, dat hier de begrippen daarovervaak niet juist zijn) heeft aan van Duinkerken's brosjure een heldere en betrouwbare gids.
J.V.
| |
Dom Jozef Kreps: Het orgel in Tongerloo. - Met 25 kunstplaten. ‘Sint Norbertus Boekhandel’, Tongerloo. 45 fr.
Dom Jozef Kreps, geholpen door fr. H.J. Meeûs, de orgelist van de abdij, hebben door deze uitgave een daad gesteld, die, hopen we, weerklank zal vinden in de Vlaamse kultuur van vandaag en morgen. En wel om een dubbele reden. Eerstens vult deze publikatie een grote leemte aan, want inzake studie van oude orgels, waar Vlaanderen nochtans zo rijk aan was (is?) is er ten onzent nog bijna alles te beginnen. Deze inzet van Dom Kreps is er een om voort op te bouwen. Wat dit boek klaar laat blijken is, dat de orgelbouwers met evenveel recht als hun gezellen, de grote schilders, op de erenaam van kunstenaar aanspraak konden maken.
Tweedens: de arbeid, te Tongerloo geleverd, is in de hoogste mate opbouwend, daar de Belgiese orgel-‘makers’ een halve eew ten achter staan en hun vak niet in de loop van de tijd hebben gehouden. Hier ook geldt: wie stil blijft staan, gaat achteruit.
Orgelbouwers- orgelmakers: in deze titulatuur ligt het hele verschil tussen de vroegere meesters en de hedendaagse leveransiers.
Om nu even bij de blote inhoud van het boek stil te staan: we krijgen achtereenvolgens de door dokumenten gestaafde geschiedenis en beschrijving der verschillende orgels die elkaar in de abdijkerk hebben opgevolgd, nl.: Het Goties orgel van Mr. Albertus (1436), het Renaissance groot orgel van Mr. Jan van Lier (1535), het Barok groot orgel van Mr. Hans
| |
| |
Goltfus (1642), het Renaissance klein orgel van Mrs. Hendrik Nyeuwhoff en Jaspar Johansz (1543), het Barok klein orgel van Mr. Jan Jansz, van Wert (1616) het Romantiek klein orgel van Mr. Jozef Merklin (184..), het Romantiek groot orgel van Mr. Johannes Klais Sr. (1902), het Kultuurshistories orgel van Mr. Johannes Klais Jr. (1933).
Ook op wetenschappelik gebied is dit boek merkwaardig. Het is trouwens prachtig uitgegeven in album-formaat en de platen maken het mede tot een kostelik bezit. Het vinde de lezers die het hebben moet.
J.V.
| |
Concordia Merrel: ‘Le collier brise’. - trad. de l'Anglais par E. de Saint Segond. ‘Ed. Plon’. Paris 1933.
Een boeiende Engelsche roman, die voor de letterkunde zonder beteekenis is en gelukkiglijk dan ook op geen kunstpretenties boogt. Verveelde lieden zullen met spanning lezen, hoe de held van het verhaal in het huwelijk treedt om zich te wreken op den vader en den verloofde van zijn vrouw. Doch haar genegenheid overwint die gevoelens in hem en verandert ze in een liefde, die alle wrok kan laten varen.
A.D.
| |
José Ortéga y Gasset: ‘De opstand der horden’. - Geautoriseerde vertaling van Dr. J. Brouwer. ‘A. Mauteau’, Arenbergstr. 34. Brussel.
Het belangrijke boek van den Spaanschen denker verdient een uitvoeriger bespreking, dan wij hier kunnen geven. José Ortéga y Gasset is één der geestelijke leiders van het moderne Spanje, waar hij behalve een zetel in de volksvertegenwoordiging, den leerstoel in de wijsbegeerte aan de universiteit van Madrid bekleedt. In ‘De Opstand der Horden’ wijst hij op de mentaliteit van den heerschenden massamensch en op de groote gevaren die daardoor de Westersche kultuur bedreigen. Zijn ontleding van den hordemensch en zijn inzicht in geschiedenis en zielkunde, zijn niet alleenlijk om hun knapheid, doch ook om hun durf en oorspronkelijkheid te loven.
Ortéga y Gasset houdt een pleidooi voor het individualisme, voor datgene wat den mensch verantwoordelijkheid geeft en den plicht om boven zich zelf uit te stijgen. Een verdediging der vrijheid en der democratie, alsook van de Europeesche gezindheid, werd tot hiertoe niet voorgedragen van uit het oogpunt waar hij zich bevindt, en ook niet dikwijls met de intellektueele bevoegdheid, waar Ortéga blijk van geeft.
A.D.
|
|