slotte op de klippen van onzin en waanzin schipbreuk moesten lijden. Geen afdoender bewijs dat er nog een andere, overigens waardevoller en verheffender poëzie buiten de ‘allerindividuëelste expressie van de allerindividuëelste emotie’ mogelijk is dan de geestelijke lyriek der middeleeuwen. In dit opzicht is het buitengemeen leerrijk het ontstaan na te gaan van gedichten als het Dies Irae, dat een toppunt der Europeesche lyriek beteekent. Dat gedicht verwoordt geen individueele emoties, het is de uitdrukking van een algemeen religieus gevoel. Van een persoonlijke schepping in den modernen zin kan hier evenmin sprake zijn. Het is veeleer een in den loop der eeuwen totstandgekomen kristallisatie van onderscheiden bestanddeelen waarvan de oudste tekstuëel in het Oud Testament teruggevonden worden. De scheppingsdaad van den dichter bepaalt zich hier tot het samenvoegen tot een organisch geheel van de reeds voorhanden, verspreide elementen. Van oorspronkelijke vinding, van individueel voelen dus geen spoor.
Een bijzondere plaats wordt in de geschiedenis der middeleeuwsche geestelijke lyriek verder ingenomen door de Dietsche en Duitsche geestelijke volksliederen die eveneens onze volle belangstelling verdienen. ‘Zooals deze Teutoonsche volksgenooten, zoo heeft geen romaanschsprekend volk zijn eigen liederen’ schreef reeds de heilige Bernhard.
Hieronder laat ik de verdietsching volgen van twee van de voortreffelijkste gedichten die in het boek van Professor Samuel Singer aangehaald worden. Het eerste, een geestelijk volkslied is vertaald naar den oorspronkelijken, middelhoogduitschen tekst die op bl. 139 van het besproken boek te vinden is. Het daaropvolgend sonnet is vertaald naar den Duitschen tekst op bl. 94.
Daar komt een schip beladen...
Daar komt een schip beladen
Tot aan zijn hoogsten boord,
Het brengt ons den zoon des Vaders,
Het brengt ons het eeuwig Woord.
Het schip komt aangevaren
Het brengt ons een hemelsche gave: