De Tijdstroom. Jaargang 2(1931-1932)– [tijdschrift] Tijdstroom. Tijdschrift voor kunst en letteren, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 538] [p. 538] Rococo Jan H. Eekhout Vòòr 't meer, vermodderd tot moeras, en tusschen krom geboomt' verdoken en duister, woest vergroeid gewas, rijst 't oud paleis, half afgebroken - de muring, wankel en verweerd, de ramen, blinde wrange gaten, de boogpoort scheef verzakt, verkleurd 't bordes gescheurd en vréémd verlaten. Nog liggen, machtloos van gebaar, vlakbij 't gestorven water, geknot, gekneusd, een godenpaar, een grieksch held en een sater; iets verder grijnst een tijgerbek nabij een glazen kogel - en alles is met mos bedekt en vuil van rot en vogel. Doch als 't te nacht twaalf uren slaat uit rondomme gehuchten, de hemel blank van sterren staat, de maan blinkt in de luchten - dan komen ruischend als het riet er schimmen aangegleden - van waar? van waar? - men weet het niet - en spelen hun verleden. Dan klinkt 't onzichtbaar clavecijn, trilt herdersfluit en vedel - De schimmen aan het dansen zijn met passen fijn en edel - Dan dansen 't sierlijk menuet hertog en hertoginne, jonkvrouw en statig baronet, markies en markiezinne. [pagina 539] [p. 539] Zij schuiven op elkander toe en buigen gracieuslijk - De rilde jonkvrouw glimlacht moe, heur heer doet amoureuslijk - Zij dansen tot waar 't wild gekruifde groen begint, en struiken - dààr wenden zij, en even stuift het poeder uit hun pruiken - Zoo dansen zij zacht ruischend voort door 't zilvren maneschijnen, tot, plots, het volgend uur hen stoort - zij huivren en verdwijnen - waarheen? waarheen? - men weet het niet - Zij zweefden licht en edel en dissoneerend stokte 't lied van clave, fluit en vedel - Vóór 't meer, vermodderd tot moeras, en tusschen krom geboomt' verdoken en duister, woest vergroeid gewas, rijst 't oud paleis, half afgebroken - de muring, wankel en verweerd, de ramen, blinde wrange gaten, de boogpoort scheef verzakt, verkleurd, 't bordes gescheurd en vréémd verlaten. Vorige Volgende