| |
| |
| |
Boekbesprekingen
Franz Herwig. - De heilige proletarier. - Met een inleiding van Cor. Hesseling en teekeningen van H. Schoonbrood. - ‘N.V. Standaard-Boekhandel’, Antwerpen. Gen. 25 fr. In linnen geb. 36 fr.
Deze legende van de H. Sebastiaan von Wedding is op zijn tijd vertaald geworden. De geestelike nood van deze tijd is groter nog dan de ekonomiese nood. Uit zijn klooster komt de Benediktijn Sebastiaan in de wereld onder de parias der samenleving en tracht overal wat vrede, wat berusting of wat vreugde te brengen, tot hij ten onder gaat in een revolutionaire volksoploop, en evenals zijn heilige Patroon gebonden en doorschoten wordt.
Het is een tendenzboek. Franz Herwig, die verleden jaar te Weimar stierf, hield zich lange tijd bij de historiese roman, die hij meesterlik beheerste. Door zijn ‘Sankt Sebastian von Wedding’ komt hij tot het volk van zijn tijd en zijn land. Hij ziet de nood en de ellende en zijn apostelziel is er bij ontvlamd.
Natuurlik is dit boek een naar het hart van wie aan de kunst de eis van uitgesproken sociale aksie stelt. We moeten bekennen dat Herwig zijn tendenz meesterlik beheerste, omdat zij vergroeid was in zijn levensdrang. Maar in dit genre zijn de gevaren groot. Zo is de ‘Kristiaan’ van Ernest van der Hallen een jammerlike mislukking geworden. Ik haal dit boek hier aan, omdat in beide werken feitelik dezelfde grondgedachte ligt.
Op een punt van belang heeft de inleider terloops gewezen. Het is inderdaad een ongelukkige keuze dat Sebastiaan een Benediktijn is. Iedere grote Orde immers heeft haar eigen roeping in het mystieke Lichaam Christi. Waar de Benediktijnen het asketies en Dominikanen het dogmaties beginsel inkarneren, vertegenwoordigen de Jezuïeten het organisatories beginsel, die ook bij de apostelen hun typiese vertegenwoordigers hadden in de personen van respektievelik Joannes, Paulus, Petrus, en die door de katoliciteit van de Roomse Kerk vanaf 't begin teruggevonden werden in Israël, Griekenland, Rome.
De lijn van het boek is overal strak gehouden. Er komt inderdaad geen inzinking in voor. Maar het is anderzijds te fragmentait. Het had er wel bij gewonnen, als het meer uitgewerkt was geworden. Het beeld van Sebastiaan's Apostel-fragmentaire. Het had er wel bijgewonschap komt u eerst na enig nadenken in volle waarde voor de geest. We hadden beter de grootse indruk onder de lezing zelf moeten ondergaan.
Maar dit is een boek dat u vasthoudt. En juist daardoor wordt het voorgaande enigszins vergoed. De schrijver is er in gelukt een legende levend te maken midden de werkelikheid van de ellende der grootstad. Dat is de grote waarde van dit boek, dat we niet anders dan een edel kunstwerk kunnen noemen.
Mochten velen het lezen, die sociale verantwoordelikheid dragen.
J.V.
| |
Justus Ehrhardt. - Straten zonder einde. - Geautorizeerde vertaling door R. Wiessing De Sterke. ‘Erven J. Bijleveld’, Utrecht, geb. f. 2,90. Ingen. f. 2,15.
Evenals het voorgaande is dit een boek over de ellende der grootstad. Maar er is een groot verschil. Beiden zijn een aanklacht. Maar, waar Herwig een oplossing te geven tracht, blijft Ehrhardt objectief bij de naakte feiten. Het is de roman van de verongelijkten des levens, die de werklozen der grootstad geworden zijn. Deze avonturen van de volksjongen Hanz Schulze, die tot vergrijpen komt uit zucht om te ontkomen aan een volkomen, zonneloos bestaan en uit nood. Het verderf der
| |
| |
eindeloze grootstadstraten omspoelt de honderden, die in dit boek langs u heentrekken. Het idealisme van de gezinsvoogd Leukel wordt machteloos weggespoeld in de vloed van kriminaliteit, die de Berlijnse jeugd meesleurt.
De stijl is knetterend en snel. Met verbetenheid stort de schrijver zijn hart uit. Hij heeft medelijden, en dat is het, dat zijn mondhoeken soms krampachtig trekken doet. Als aanklacht is dit boek gelukt, al is het waar, dat voornoemde stijlkenmerken wel eens kunstmatig aandoen en wat vermoeien. Sommige uitspinningen kunnen u het boek wel eens terzij doen leggen.
Als ge ook het boek van Herwig hebt gelezen, valt het op, hoe troosteloos en grauw het werk van Ehrhardt overal blijft. Deze beide staan ten opzichte van elkaar als b.v.b. ‘Waan Europa 1934’ van H.W. Gobsch (zie hierna) tegenover Remarque's ‘Westelik Front’. In beide gevallen laten de laatste u met uw donkere weerzin als op iets wachten, terwijl de eerste u een weg laten zien, een weg die omzeggens ledig is weliswaar, maar hij is er voor wie sociale verantwoordelikheid draagt.
We voelen hier ook telkens de kritiek op de sociale orde, die de mens niet meer voldoet, omdat ze gebouwd werd op macht en als een zielloos mekanisme de mens naar de ziel grijpen wil.
Deze ekonomiese krisis is niet alleen een kwestie van overproduksie, zooals er georakeld wordt. Ze is veel meer. Ze is de ondergang van een stelsel, het faljiet van de liberale ekonomie. Er zijn diepere krachten die de wereld regeren, dan die der masjiene.
J.V.
| |
H.W. Gobsch: Waan-Europa 1934. Een vizioen. - Vertaling van Jef De Leau. - Uitg. ‘De Torentrans N.V.’ Zeist. gen. 35 fr. In linnen band 50 fr.
De nederlandsche verhaling van dit werk beleefde reeds een tweede druk. Dat is verheugend, want deze toekomstroman is eene schreeuw om vrede, maar een schreeuw, waarin reeds de ontzetting ligt van een voorvoelde katastroof: de zelfmoord van het oude Europa. Wat als het ‘fatum der volkeren’ wordt beschouwd, wordt hier aangeklaagd als de schandelike aberratie van machthonger en nationaal egoïsme.
Een nietig grensincident tussen Zuid-Slavië en Albanië, zet op vijf dagen geheel Europa in vuur. En evenals de Franse vredesapostel Brandt denken wij aan het einde: Die laatste vijf dagen... of zijn het maanden! jaren! Verbluffend is de vasthoudendheid en de geestelike en lichamelike kracht van Brandt. Maar de misdadige kombinaties volgen elkaar op met een zekerheid, die wel iets heeft van fataliteit, en daarvoor ook graag wordt uitgekreten door politieke retorijkers, maar niettemin altijd misdadig blijft.
De ondergang stormt op Brandt aan met snelle en hevige passen. Brandt de gewezen gevechtvlieger. Nu minister van buitenlandsche zaken. Hij vertelt zijn Damascus. Hoe bij een luchtgevecht, alleen hij en een Duitser overbleven. Ze stormen op elkander los... ‘Plotseling... ik voelde het branden van de morgenzon in mijn gezicht - de hemel scheen open gescheurd - de eeuwigheid scheerde langs mij heen! Toen stak ik mijn arm loodrecht de lucht in! Jubelend! Om den Duitscher te begroeten! Als op commando ook de arm van den ander! De eene moordenaar herkent den andere...!
Wij voelden ons menschen. Naast elkaar vlogen wij, de Duitscher en ik. Langzaam gingen wij met een grooten bocht van elkaar af, maar onze ogen en handen groetten nog heel lang.’
De tragedie van Jaurès herhaalt zich ook weer op de persoon van de vredesapostel. De chauvinistiese minderheid dikteert te Parijs. Maar de revolutie breekt zich baan, beginnend bij de wereld-staking der vakbonden: het leger van de vrede de wereld-Unie, schepping van Brandt.
| |
| |
Maar revolutie wilde Brandt niet. Hij werd door eigen partijgenoten misbruikt. Als Brandt eindelijk de macht in handen krijgt is het te laat: de oorlog Italië - Frankrijk is aan gang. Een Europese revolutie ontbrandt, en over Polen marsjeren de Sowjet-legers Midden-Europa door naar het Westen.
Een ontzettend boek, dat, zoals het prospektus zegt, met een warm hart, maar een koud verstand werd gebouwd. En hoe gebouwd! Als schakels van een keten grijpen de feiten in elkaar. Alhoewel ieder hoofdstukje van dit lijvige boek van het ene hoekje van het bevende Europa naar het andere overspringt, is er nergens een breuk in de eenheid. Een enkele maal voelen we wel wat minder zekerheid in de gang, maar niet zo gauw is dat u bewust geworden, of weer wordt ge meegesleept door de razende vaart der verwikkelingen.
Een macht heeft Gobsch vergeten: de witte koning van het Vatikaan. Het is onmogelik dat zijn stem niet over de daden van Brandt zou klinken. En het ware te verhopen én voor de Kerk én voor de menschheid, dat al de leden van die andere Unie, de strijdende Kerk, op de golflengte van het Vatikaan zouden afstemmen en opstaan: een ander leger van de vrede. Al gaat die hoop wel wat tegen ons beter weten in.
Aan al mijn kameraden, die ik de eerstevolgende weken zal ontmoeten, zal ik vragen of zij ‘Waan-Europa 1934’, gelezen hebben. Het moest in nog groter oplage gaan dan Remarque. Want Remarque is verleden en Gobsch tekent ons de georganizeerde misdaad der toekomst. Daartegen gaat het!
J.V.
| |
Joris Vriamont: De exploten van Tabarijn. - Derde druk. - ‘A.A.M. Stols,’ Maastricht en Brussel. - 15 fr.
Het doet ons genoegen, dat er een gewone uitgave van dit boek verscheen.
‘Zo vertellen de Vlamingen!’ de Vlaming is een geboren verteller, Streuvels en Timmermans zijn Vlaanderen. Gelukkig niet geheel, gelukkig is er ook Roelants, W. Elsschot, Kenis, Teirlinck, van Ostayen en... Vriamont. Ik geef natuurlijk geen gesloten lijstje. Ze behoeden er ons voor in het noorden voor ‘goede vertellers...’ terzij te worden gezet. Ze verlossen ons van die verdomde ‘esprit de clocher’ die onze neus bindt over wat floklore en wat natuurbeschrijving.
Tabarijn is de verpersoonliking van moderne onrust en zoeken. De legende is werkelikheid in de ziel van velen. Tabarijn vindt God niet, die hij bespot. Maar zijn bespotting is een roep naar Hem.
In dit boek van Vriamont ligt een voornaamheid, die we al te zeer in onze Vlaamse letteren ontberen. De ironie speelt door het verhaal als een wiegende kleurige rozentros doorheen het latwerk. Steeds weer komt een onverwachte wind. Soms is de grimlach zo fijn verdoken in de tragedie, dat het uw begrijpen onzeker maakt.
Er ligt een groot charme in dit boek. Maar vooral: Tabarijn is een mens. En die willen we eerst en vooral in een kunstwerk zien.
J.V.
| |
C.J. Kelk: Jan Steen. - ‘Het Kompas’ Mechelen. - Gen, 56,50 fr. - geb. 71,00 fr.
Is Jan Steen wel een Hollander? Dan schiet onze kennis van de Hollanders hier waarachtig te kort. - Er zou aan deze roman niet veel moeten veranderd worden, opdat hij het leven zou kunnen zijn van Brueghel. Op een punt is de lichtzinnige Jan standvastig: in de liefde voor zijn vrouw. Dat is het roerende deel van dit boek, daarop valt dan ook de nadruk.
Een goed geschreven roman. Zooals Kelk het schrijft moet het ook geweest zijn. Hij weet de gegevens fijn en uitzonderlik - beeldend in te kleden, maar ook zodanig dat het verloop van dit bewogen kunstenaarsleven toch altijd om een vaste lijn beweegt: werkelik het leven van een levend mens. En daar houden we altijd
| |
| |
van en daar zouden we veel om vergeven kwestie stijl. Maar dat moeten we hier heus niet want die stijl van Kelk mogen we. En we weten niet wie ons het grootste genot heeft bezorgd: Jan Steen of Kelk.
We hadden wel meer de kunstenaar Jan Steen willen proeven, al moeten we bekennen dat op dit punt Jan Steen het zeker haalt op de Rembrandt van Theun de Vries. Maar langs de andere kant had Kelk ook een dankbaarder gegeven. En hier en daar krijgen we wel eens een bezield moment van Jan Steen te smaken.
Wie na Rembrandt en Jan Steen? Wordt de ‘biographie romancée’ ook in de Nedl. letteren modies? Zoveel is echter zeker, Kelk zal met zijn werk geen mal figuur slaan in de reeks.
J.V.
| |
Felix Timmermans: - De harp van Sint Fransiskus.
Het is al een hele tijd sedert Pallieter en Kindeke Jezus in Vlaanderen. Sindsdien kwam er ook Brueghel met de onsympathieke ondertietel. Vermeylen heeft er indertijd in ‘Vandaag’ Breughel voor uit de hemel gehaald. Het is maar goed voor Timmermans dat hij de Pieter nooit heeft ontmoet.
En nu Fransiskus! Timmermans is door Assise getroffen geweest, dat voelen we hier zeer goed. Wie zou er ook niet getroffen worden door de oude bergstad, die ook het laatste mysterieuze argument was voor de bekering van een Jörgensen? Maar om over Fransiskus te schrijven, zoals over hem moet geschreven worden, is er meer nodig, zelfs als men kunstenaar is. Er is daarvoor een zekere verwantschap nodig, die niet ligt in een zekere graad heiligheid, maar in een dieper begrijpen van de heilige met zijn eigen goddelike roeping in zijn eigen land en zijn eigen tijd.
Zeker er zijn de omstandigheden, die aan de wereld rondom Fransiskus een eigen tijds- en landsbepaling geeft. Maar toch is de Fransiskus van Timmermans tijdeloos en overal mogelik. Dat ligt dieper dan in een landschapverschil. Het kindeke Jezus kunt ge naar Vlaanderen halen, Sint Fransiskus niet. Hij heeft zijn eigen roeping gehad, die nu of in een ander land in die bepaalde vorm niet mogelik zou zijn.
En dan, Timmermans heeft geen ietsje aanleg voor mystiek, tenzij gewone natuurmystiek. Maar Fransiskus was meer: hij was de mystikus, die God ziet van in zijn sterfelik leven.
We kunnen nu nog zeggen, dat we het woord ‘roman’ niet begrijpen op het tietelblad, dat Timmermans met alle mogelike taalregeling overhoop ligt, maar het grootste tekort is, dat Timmermans ons Sint Fransiskus niet begrijpen leert.
Als Timmermans schrijft: - ‘Aan dien oorlog doe ik mee! riep Fransiskus. En hij stak zijn vuist omhoog, als of hij een zweerd vast had, en zijn donkere ogen blonken lijk de steenen van zijn ringen. Verders luisterde hij niet. Zijn gedachten trokken terug naar dien bedelaar. Hij kreeg danig spijt dat hij hem niets gegeven had’, dan geloven we dat niet: Er zijn in de psyche van een heilige veel onbegrijpelike dingen, maar het is toch ook een menselik psykies organisme, dus iets dat gehoorzaamt aan wetten. Te meer, wat Timmermans hier schrijft gebeurt vóór het heilig leven van Fransiskus. Het boek van Chesterton over de heilige van Assise geeft daar een heerlike bewijs van.
Er zijn in de letterkunde wel figuren met een alzijdig (of meerzijdig talent). Maar dat zijn genieën. Zo ver is het voorlopig met Timmermans nog niet. Ook Streuvels mislukte met zijn Alma, als daarnaast zijn ander werk wordt beschouwd.
Zeker, er komen in dit boek weer mooie plastiese Timmermanse bladzijden die oprecht kunnen genoten worden. Maar op elk van die bladzijden vinden we het dan spijtig, dat Fransiskus geen legende is, die de kunstenaar kan bewerken naar eigen aanleg en fantazie.
J.V.
| |
| |
| |
Lewis May. - John Henry Newman. - Geautoriseerde vertaling uit het Engelsch door Frans J. Wahlen, verlucht met penteekeningen van Newman naar portretten en schilderijen door Jos. Schrijnder. ‘Standaard-Boekhandel N.V.’ Antwerpen. Gen. 75 fr., geb. 90 fr.
De heer Wahlen bewees de nederlandse kultuur een dienst door het vertalen van dit boek. - Voor Engeland heeft Newman natuurlik de grootste betekenis. Maar ieder ontwikkeld mens kan zijn leven slechts schoner maken door de omgang met de geniale kardinaal.
Niemand heeft naar mijn weten, klaarder en juister Newman verklaard dan Dr. Frans de Hovré in zijn boek ‘Het Katholicisme’. Als inleiding tot Newman een kostelik dokument, dat ieder, die het werk van Lewis May leest, zou moeten doorgemaakt hebben. Lewis May is esteticus, en hij beschouwt Newman hier dan ook meer esteties, dan theologies of filosofies. Newman was niet alleen een genie maar ook een heilige, en diensvolgens een goed en schoon mens. De diepe schoonheid van zijn leven en zijn werk te belichten is de taak die Lewis May op zich nam. En hij kweet zich heerlik van die taak. Er ligt een zekere voornaamheid in zijn stijl, die schoon harmonieert met de aristokratiese gestalte van de Man der Oxford-beweging. Over deze belangrijke evolutie van de geloofszin van Engeland schreef Prof. Al. Janssens een merkwaardig boek, dat in de keurreeks van het Davidsfonds werd uitgegeven.
Een ander reden waarom we dit boek welkom heten voor de katolieken in Nederland is, dat de schrijver benevens een Oxford-man ook Anglikaan is. Zo kan hij eens de nadruk leggen op het feit, dat Newman veel heeft geleden in de Moederkerk. Tegenover de bekeringswoede der Roomse mekaniese Kongregatie werd het werk van Newman niet begrepen. Men kon het immers niet aanvaarden dat niet alleen Engeland moest voorbereid worden om Rome te ontvangen, maar dat eerst en vooral Rome moest voorbereid worden om Engeland in zijn schoot te ontvangen. Het was in de tijd, dat de dogma der pauselike onfaalbaarheid werd uitgeroepen niet alleen, maar ook tot onaanvaardbare afmetingen opgedreven. Newman maakte vijanden en hij ondervond aan zijn leven, wat het is vijanden te hebben in Rome.
Newman is iemand om mee te dweepen. Dat heeft Dr. De Hovre begonnen ons te leren. Maar naast zijn werk, dat de estetiese zijde omzeggens geheel in de schaduw laat, en naast het wetenschappelike werk van Prof. Janssens, plaatsen we het boek van Lewis May als de ‘dritte im Bunde’. En we geloven, dat geen der drie goed kan gemist worden om Newman geheel en alzijdig te begrijpen, en het diepst zijn invloed aan ons eigen leven te ondergaan. Dat is de schoonste lof, die over een boek kan gesproken worden.
J.V.
| |
Nico van Suchtelen. - Zwerftochten. - Uitg. ‘N.V. Mij. tot verspreiding van goede en goedkoope lektuur’, Amsterdam. - Gen. f. 1.75, geb. f. 2.75.
Nico van Suchtelen schreef reeds heel wat romans. Dit is geen roman. Het is een gezamenlike herdruk van twee vroeger verschenen werkjes, nl. Zwerveling in den vreemde en Zwerftochten met de Tent door Nederland.
We zullen al maar dadelik zeggen, dat het tweede ons meest heeft bekoord. Want daarom is het de schrijver te doen geweest: te bekoren, te begeesteren voor het vrije natuurleven. En het doet deugd de jeugd-romantiek van het kamperen nog bij een oudere met zoveel vuur verheerlikt te zien. Want het is altijd aangenaam naar een jong hart te luisteren, bizonder dan als die jeugd doorheen veel jaren werd bewaard.
Tent-entoesiasten moeten vast dit boek eens lezen. Ze vinden er een hele boel hoogst praktiese raad. En niet-entoesiasten zullen er entoesiast bij worden. Want van Suchtelen overtuigt. Het is trou- | |
| |
wens een zeer aangenaam kout-partijtje. En niet vergeten de 64 mooie en sprekende fotos!
J.V.
| |
Dr. Jul. Persijn. - Studien en lezingen II. - Uitgave ‘N.V. Standaard-Boekhandel’, Brussel.
Jul. Persijn maakt het zijn toekomstige bibliograaf waarachtig gemakkelik. We krijgen hier weer de herdruk van twaalf reeds verschenen of... gesproken voordrachten. Een feestgroet voor Cyriel Buysse, een voor Stijn Streuvels en twee voor Gezelle. Verder een grafrede voor Mgr. Dr A. Ariëns, een stukje over de Ontwikkelingsgang der Nederlandsche Letterkunde van Dr Jan te Winkel, over de Belgiese en Hollandsche Schilderkunst in de 19e eeuw, enz., enz.
Voor sommige dezer bijdragen zijn we inderdaad blij, ze zo dadelik onder de hand te krijgen. Iedereen zal er trouwens wat in vinden, dat hij gretig aangrijpen zal.
En de stijl van Jul. Persijn mogen we toch nog altijd? Er zal ook wel niemand zijn die twijfelt aan zijn bevoegdheid wat de hier behandelde onderwerpen betreft. Een diskussie over détail-punten is daarom ook niet in een gewone boekbespreking te beginnen. Daarvoor ware eerst een zeer ernstige en zeer lange studie noodzakelik. Trouwens, de gustibus non disputandum.
J.V.
| |
Jan Lauweriks: Moderne woninginrichting. - Met 44 afbeeldingen. - Uitg. ‘W.L. en J. Brusse,’ Rotterdam, fl. 1.50.
Het is onze bescheiden mening, dat het modernisme in zake binnenhuisinrichting ons stilaan wat al te zeer aan elke versiering heeft ontwend, versiering hier gebruikt in de zin van iets, dat niet noodwendig bij het meubel hoort. Dit heeft het evenwel bewerkt, dat de zon vrije toegang tot onze kamers heeft gekregen. Maar die kamers zelf zijn stilaan al te naakt geworden. De absoluut gewettigde reaksie tegen namaak-stijlen en smakeloze overladenheid is wat te ver gegaan. De tè grote vereenvoudiging heeft de intimiteit en de gezelligheid geschaad. En dat willen we toch vooral in onze thuis vinden. Diezelfde vereenvoudiging heeft de ruimte zodanig vergroot, dat we dikwijls in de moderne meubilering alle gevoel van rust missen, dat we soms zo graag wilden ondergaan. We kunnen ook gerust aanvaarden, dat een meubel prakties moest zijn, maar het kan daarbij zeker geen kwaad, dat het ons tevens bekoort. Al is het dan ook door Prof. Franz Schulter ontworpen, toch kunnen we b.v. niets voelen voor het buffet, dat afb. 9 ons kijken laat, evenmin als voor zijn meubelen van afb. 6 en 7. Dit is maar een voorbeeld. De meubelen van Willem Penaat bekoren ons in het algemeen meer, zo zijn interieur van samenvoegbare meubelen (afb. 31).
De waarde van dit boek ligt dan ook meer in de interpretatie van de heer Lauweriks. Er wordt hier inzicht gegeven, wat al te zeer ontbreekt bij mensen, die hun huis nu ook eens ‘modern’ willen meubelen, gewoonlik zonder enig gevoel voor eenheid. Het gaat hier trouwens niet alleen om meubelen, ook om het behang, de belichting en het eet- en drinkgerei.
Wie een binnenhuis gaat inrichten, zal zeker en vast goed doen ook de heer Lauweriks te konsulteren. Hij is een man van smaak, en als dusdanig zal hij ook wel aanvaarden, dat niet ieder mens dezelfde smaak heeft, al nemen we ook kwestie binnenhuis inrichting wel algemene objektieve schoonheidsvoorwaarden aan.
Een boek dat bizonder geschikt is voor de vulgarisatie van die algemene voorschriften. Want wat deze kwestie betreft, is nog weinig tot de grote massa gesproken, zoals het hier gebeurt. Daarom: welkom!
J.V.
| |
W.F. Gouw. - Glas in lood. - Met 56 afbeeldingen. Uitg. ‘W.L. en J. Brusse’ Rotterdam, fl 0.50.
Het gekleurde glas in lood is zeker, zowel als b.v. het toneel, een eigenaardige
| |
| |
kunst met een eigen tekniek. In casu een zeer eigen tekniek, dat inderdaad niet kan gepopularizeerd worden. Waar Vlaanderen kan wijzen op iemand als Eugeen Yoors, heeft in Holland zelfs Jan Toorop zich aan glasraamkunst begeven. We krijgen hier dan ook zeer merkwaardige rezultaten van hem te kijken. De namen te noemen die onder de afbeeldingen in dit boek voorkomen, zou een te lange lijst maken.
Voor ieder worden hier enkele bladzijden notities gegeven, niet alleen door Gouwe, maar b.v. ook door Gerard Brom. Tevens krijgen we ook stukjes van glasraamkunstenaars zelf over de tekniek van het vak, de verhouding tot de bouwkunst, en zo meer. Volgt dan de beschrijving van enkele glas-in-lood-werkplaatsen in Noord-Nederland evenals van een lijst van uitgevoerde ramen door de genoemde kunstenaars. Zodat het boek geworden is een overzicht van de stand der glasraamkunst in N.-Nederland. Gelukkig werd ook niet vergeten een inzicht te geven in de eigen tekniek. De inleiding van W.F. Gouwe is eveneens het lezen overwaard. Evenmin als de architektuur of de binnenhuis-inrichting is de glas-in-lood-kunst in deze tijd reeds tot een vaste vorm gekomen. Dat ziet de inleider zeer goed.
De hier behandelde is een te vaak vergeten tak der kunst, dan dat we het verschijnen van dit werk niet met blijdschap zouden begroeten. De uitgeverij Brusse opende hiermee een serie monografieën over hedendaagse sier- en nijverheidskunst. We kunnen niet anders dan haar om dit initiatief de volle belangstelling van het Nederlandse volk toewensen.
J.V.
| |
Ernest Claes. - Namen 1914. - Vijfde druk. Uitgave ‘N.V. Standaard-Boekhandel’ Brussel. Prijs: 15 fr.
Dat dit werk een vijfde druk beleeft, pleit geloof ik meer voor Ernest Claes dan voor het boek zelf. We bekennen, dat we nu voor de eerste maal het boek lezen. Maar hier zijn geen bladzijden, die u lang bijblijven, als b.v. de vizionaire passus in ‘Bei uns in Deutschland’, de ijlkoorts van de zieke. Trouwens lijkt dit boek ons heel wat mooier dan Namen 1914. Het kan nu ook wel zijn, dat we stilaan de oorlogsliteratuur terzij gaan leggen, we bedoelen meer de front- en gevechtsliteratuur. Het is trouwens een feit, dat daarop door de lezers op verschillende manier wordt gereageerd: het zou struisvogel-politiek zijn de sensatielust en de sadistiese neigingen van een zeker publiek te negeeren, zelfs voor een boek als dat van Remarque.
Ernest Claes moet een goed soldaat geweest zijn, en een goede wapenbroeder. Het vaderland primeert. We kunnen het niet maken, dat een dienstweigeraar nu meer sympathie geniet dan een goed soldaat, We geloven, dat voor het eerste ook een groter zielekracht nodig is. Wij zelf zouden liever géén mens hebben neergeschoten, dan gedekoreerd te zijn om er vele neergeschoten te hebben. En dat ‘liever’ gaat van het ene uiterste tot het andere. Maar misschien spreekt ieder geweten niet in dezelfde zin.
Tevens wordt in dit boek een helder licht geworpen, niet alleen op de slechte organisatie maar ook de onbekwaamheid van de toenmalige legerleiding, en tevens op de vrijschutters-kwestie.
W.v.W.
| |
Mgr. Toth Tihamer. - Kristus koning. - Mgr. Toth Tihamer. - De 10 geboden I. - Beide uitgeg. door de ‘Norbertijner Adij te Averbode’. Ieder: 20 fr.
Ik heb bij het lezen van deze lijvige boeken voortdurend aan Kard. Newman gedacht. Evenals de naam Newman steeds onafscheidelik zal blijven van de Universiteitskerk van Oxford, zal Toth Tihamer vermoedelik wel onafscheidbaar blijven van de Pazmany-Universiteitskerk te Budapest.
Voorzeker gaat het niet op de beide namen zo maar naast elkaar te plaatsen. Toth Tihamer bezit niet in dezelfde mate als de grote Engelsman het vermogen door te dringen tot de onzichtbare wereld, en die
| |
| |
voor onze ogen te ver-realizeren, (het begrip to realise is daardoor wel niet in zijn volstrekte betekenis vertaalbaar).
Maar beiden komen hierin overeen, dat ze de mens aanvatten bij zijn eigen leven. Nu begint men Newman te begrijpen, die, als alle genieën zijn tijd vooruit was. Het dogmatisme van goedmenende apologeten heeft afgedaan, en dat is maar goed ook. We moeten niet opdringen, maar overtuigen. Of, zoals Tihamer het zelf zegt: In de stof zelf is geen haarbrede afwijking van de overgeleverde waarheden duldbaar. De oude H. Schrift, de oude dogmatiek, de oude zedeleer, de oude liturgie, de oude mystiek, doch in een nieuwe omwerking en van uit een nieuw gezichtspunt bekeken, lettend op de geestelike noodwendigheden van de hedendagse mens en de taal bezigend van die mens. Oud zal de stof zijn: nieuw het stellen der vragen; nieuw de gedachtengang, nieuw de gelijkenissen; nieuw de voorbeelden.
Die woorden uit ‘Kristus-Koning’ kunnen ook voor het andere werk gelden, Voor zijn preeken, vermijdt Tihamer onderwerpen, die reeds lang onbetwistbaar zijn; hij houdt zich aan onderwerpen, die aan de hedendaagse behoeften en noden moeten voldoen.
We moeten het initiatief van Averbode, deze boeken ook voor Groot-Nederland toegankelik te maken, onvoorwaardelik loven. Kijken we maar alleen eens naar Vlaanderen. Wij staan hier tussen de Zondagsermoenen der parochiale geestelikheid en de missie-sermoenen. Over de eerste zullen we niet veel zeggen, we kennen die genoeg, want niet zelden zijn ze volstrekt onvoldoende voorbereid, en wat de juistheid betreft, moeten we het dan ook niet al te nauw nemen, als we in détailzaken komen. We moeten dat durven zeggen, we kennen trouwens voorbeelden daarvan.
Wat de tweede betreft durven we het eveneens aan de doelmatigheid te betwijfelen van de schrikaanjaging door de beruchte avondsermoenen over onkuisheid, dood en hel. Och kom, vraag eens aan de pastoors of er zo veelal meer bekomen is, dan een momentele indruk. - Er is geen blijvende overtuiging. Die geeft Tihamer echter wél in deze, zijn sermoenen. Maar hij weet zonder sentimentele overdrijvingen b.v. het eerste gebod in zijn verstrekkende betekenis te omlijnen en tevens zijn grote waarde. Onze priesters en inlandse Zendelingen moeten deze sermoenen lezen.
Maar... het is geen gesneden brood, Newman aarzelde een Franse vertaling van zijn sermoenen toe te laten, omdat een Fransman geen Engelsman is. Ook Tihamer aarzelde zoals blijkt uit zijn woord vooraf. En hij heeft gelijk. Maar wat ieder hier zal vinden is: een onvergelijklike rijkdom van gedachten, waarmede ook onze mensen tot een overtuiging kunnen worden gebracht, die een betekenis zal hebben voor hun leven. En daarom gaat het toch?
Ook leken moesten deze boeken lezen! Schrik maar niet af voor het woord: sermoenen. Ze hebben zo heel weinig daarvan, zoals we die kennen! Had ik niet een hekel aan gemeenplaatsen, ik zou zeggen, dat ze lezen als een roman! Bepaald aangename en tevens diepe lektuur.
J.V.
| |
Jan van Ruusbroec. - Leven en werken. - ‘Het Kompas’, Mechelen. Ing. 100 fr. Geb. 125 fr.
Dit boek is onbetwijfelbaar de schoonste hulde die Ruusbroec bij het vieren van zijn herdenkdagen werd geboden. Alwie iets meer dan enkele algemeenheden wil weten, over het leven en het werk van de grootste mystieker der Nederlanden, zal in deze uitgave zijn gading vinden. De eene bijdrage voldoet meer dan de andere, hetgeen gezien de aard der onderwerpen reeds onvermijdelijk was, maar er mag over dit werk worden getuigd, dat alle schrijvers hun best deden om er iets goeds van te maken. In het kleine bestek van deze bespreking gaat het niet om verder uitweidingen te beginnen, of kritisch sommige onderdeden te ontleden, hier kan alleen worden herhaald dat het als geheel uitmuntend is.
| |
| |
Een kleine aanmerking: als ooit een herdruk noodig is, wat wij vurig wenschen, gelieve de proeflezer dan, de al te storende zetfouten te vermijden.
D.
| |
Mgr Prof. Dr. J. Hoogveld. - Het wezen der volksgemeenschap.
R. Van Sante O.P. - Vaderland en vaderlandsliefde. - Uitg.: ‘De Delta’, Amsterdam 1932. Prijs: 6 frank, ingenaaid.
Bovenstaande titels zijn de onderwerpen van lezingen waarvan de eerste werd gehouden op den tweeden Dietschen Academischen Leergang te Nijmegen, de tweede voor de afdeeling Nijmegem van het D.S.V., beide in 1930. Ze werden uitgegeven op verzoek van de afdeeling Nijmegen van het D.S.V. en van een ‘inleiding’ voorzien door dezer voorzitter Th. Peters, die de beweegredenen der uitgave uiteenzet.
De besproken vraagstukken zijn gewichtig, we mogen zeggen van mondiaal belang en in onze studiekringen staan ze op de dagorde. Als reactie op de staatsverafgoding waarin we hier leven krijgen we stilaan een lijst werken die voorlichtend inwerken en waarvan gelukkiglijk een voornaam deel gepubliceerd wordt in het koele Noorden door wetenschapsmenschen. Mgr. Hoogveld wijst allerlei meningen af over het wezenlijke der natie, de theorieën met als objectief element: ras, aardrijkskundige factoren, kultuur, taal en bouwt zijn stelling uit: de volksgemeenschap is een streef-eenheid. Zijn aanmerkingen over den niet-nationalen mensch, de Katholieke Kerk en de Volksgemeenschap zijn aan te stippen.
Pater Van Sante bespreekt de opvatting van het begrip Vaderland in de Oudheid en bij St. Thomas en leidt uit het goede begrip Vaderland, getoetst aan enkele voorbeelden, den zedelijken plicht der liefde af.
Op het feit dat beide sprekers Vlaanderen in hun lezing betrokken hebben, mag wel als verdere aanbeveling gewezen worden.
Paul EENVELD.
| |
Ingekomen boeken:
S. De Roech: HET VIJFJARENPLAN IN DE SOVJETUNIE. - ‘N.V. Standaard Boekhandel’ Antwerpen. Vl. Hoogeschooluitbreiding nr. 5 Jg. XXXI. Prijs: 2,50 fr. |
Dr. F.A. Vercammen: THYM EN VLAANDEREN. ‘Het Kompas’ Mechelen. Prijs: gen. 60 fr. geb. 75 fr. |
Oswald Spengler: DE MENSCH EN DE TECHNIEK. - Uitgave ‘A.W. Sythoffs Uitg. Mij. N.V.’ Leiden. Prijs: gen. fl. 1,50, geb. fl. 3,90. |
Dr. Herman Wolf: INLEIDING TOT DE WIJSBEGEERTE. - Uitgave ‘A.W. Sythoffs Uitg. Mij. N.V.’ Leiden. Prijs: gen. fl. 3,90, geb. fl 4,75. |
|
|