Aantekeningen
De Spaanse revolusie en de Intellektuelen.
Het is op het huidige uur totaal ondenkbaar, dat iemand, die een oordeel vormt over de Spaanse revolusie, zou ontkennen dat de intellektuele stand er de hefboom van geweest is. Als we de ontwikkeling van de revolusjonnaire beweging in beschouwing nemen van haar oorsprong af tot op heden, dan stellen wij vast, dat de eerste opstand tegen de diktatuur uitging van Miguel de Unamuno, beroemd intellektueel en geestelike leider van Spanje.
Het beslissende ogenblik van den strijd tegen de monarchie werd gekenmerkt door het artiekel van Ortega y Gasset ‘Delenda est Monarchia’ en door het manifest dat daarop volgde en dat ondertekend werd door Ortega, Maranon en Perez de Ayala, drie andere leiders der Spaanse gedachte. Deze teksten zijn het, die er in slaagden de verscheidene revolusjonnaire strekkingen te verenigen. Ten slotte is de huidige regering, uitdrukking en leiding der zegevierende revolusie, samengesteld uit mannen, die niet alleen beschaafd zijn, zoals over 't algemeen deze van alle regeeringen, maar uit beroepsintellektuelen waaronder Azana, Zulueta, Fernando de los Rios, Giral, Albornez, Marcelino Domingo, t.t.z. professoren en publicisten. Van Unamuno's opstand af tot op heden werden al de woelingen, in 't leven geroepen om de monarchie omver te werpen, geleid door de intellektuele stand, wanneer deze woelingen zich niet uitsluitend tot deze stand beperkten; de onverzettelikste vijanden der monarchie, de vurigste strijders zijn studenten en professoren geweest. Zij hebben gemeend dat dit hun plicht van het ogenblik was, maar zij hebben nimmer nagelaten te verklaren - Jiménez de Asua, een der meest representatieve figuren heeft daarop herhaaldelik de nadruk gelegd - dat het een voorbijgaande aksie was, door de tijdsomstandigheden in 't leven geroepen en dat als ééns het land weer in normalen toestand zou verkeren en behoorlik zou geregeerd worden, hun voornaamste arbeidsfeer weer zou zijn de leerstoel, het laboratorium, de bibliotheek. Ten aanzien van deze feiten mag men beweren dat de Spaanse intellektuele stand zich vergist heeft of zich nog vergist, maar men kan onmogelik ontkennen, dat hij aan het hoofd van de revolusie staat.
En nochtans hoeveel dwalingen zijn er niet die bij het waarderen van de huidige toestand in Spanje opgeld doen! Er zijn er die beweren dat de konstituerende vergadering samengesteld is uit ongeletterden, wanneer er meer dan honderd professoren deel van uitmaken en zelfs onder de sosjalisten legio zijn en in 't algemeen de leden tot de vrije beroepen behorende: Besteiro, Fernando de los Rios, Jiménez de Asna, Sanchis Banus, Fernando Sainz, Margarita Nelken, Bujeda, Julien Zugazogaitia. De groep ‘In de Dienst der Republiek’ geleid door Ortega Gasset, Maranon en Perez de Ayala is gans samengesteld uit intellektuelen. Evenzo de minoritaire groep: ‘Republikeinse Aksie’ geleid door Azana, en er is geen partij wier leiding niet uit intellektuelen bestaat. Intellektuelen zijn nog de onafhankelike afgevaardigden: Unamuno, Sanchez Ramon, Melquides Alvarez, Ossorio Gallards, Santiago Alba... Het Parlement is wat het is: goed of slecht. Maar als wij oordelen dat het slecht is, moeten wij ook bekennen dat Spanje er geen beter zou kunnen hebben. Buiten het Parlement zou men geen twintig aanzienlike Spanjaards kunnen aanduiden. De monarchie heeft nooit een Parlement van dusdanige kwaliteit gekend. (José Venegas in ‘Nosotros’ Buenos-Airés Maart-April nummer 1932).