De Tijdstroom. Jaargang 2(1931-1932)– [tijdschrift] Tijdstroom. Tijdschrift voor kunst en letteren, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 499] [p. 499] Lied André Deconinck Nacht en wind ruischten aan 't raam waar 'k mij bevond - met steeds dezelfden naam in mijnen mond, en deden droomen van een woord zoo ruischend als de wind dat me als met bloemen overgoot, lijk moederzoenen een klein kind - maar 't droomen eindigt immer in het leed mij zelf te kennen - en dat zij onbedacht, van mij alleen het schoonste weet en niets van wat ik was vóór dezen nacht. Vorige Volgende