nodig zijn om hem voort te slepen. Groot is hun vreugde, want met hem gaat de honger uit Temsche weg. En ze wisten nu, hoe de Heer zijn gelieven bedenkt.
Amelberga was alleen in de kerk gebleven. Want niet nodig was het haar, te zien, zoals Thomas, om de Beminde te danken, die mild is boven alle menselik begrijpen.
Zo werden alle hongerigen verzadigd. Maar het wonder duurde nog voort. Want elke dag aten allen, die te Temsche woonden, van de vis. En het scheen te zwellen in de handen van die het nutten, zodat hij heel de villa voedde, tot de oogst op de velden was gerijpt.
En zo zien we nu, dat God de vissen tot de dienst van Amelberga had verkoren. Want dit is reeds de derde maal dat zij haar helpen. En nog na de hemelvaart van haar nimmer bevlekte ziel, zou die dienst nog duren aan haar lichaam, dat geheiligd in zijn leven was en bestemd tot de eeuwige heerlikheid. Zo schoon was het geweest, dat de Rechter het, in de naaktheid van zijn asse, door de beeldstormers verstrooid in de hoog-opslaande vlammen, alleen met licht bekleden moet, opdat allen, die verheerlikt zijn, door zijn heerlikheid getroffen worden.
Het gebeurde immers, dat de monniken van de Gentse Blandienenabdij, uit vrees voor de Noormannen, met het heilig lichaam van Temsche naar hun klooster vluchtten. Ze droegen het eerbiedig naar de boot op de Schelde. En zie, nauwelijks zijn ze buiten de kerk getreden, of daar komt een vlucht vogelen, die zingend de munken vergezellen. Zo loofden Amelberga de vogelen des hemels, die haar gehoorzaam waren geweest.
Maar ik wilde van vissen vertellen. Luister dan. Als ze het heilig lichaam van de bruid des Heren in de boot hadden neergelegd, grepen ze de riemen, want ieder ogenblik konden de rovers langs de stroom te Temsche landen. Maar niemand sloeg een spaan in het water. Want vanzelf voer de boot van wal, en dreef tegen de stroom van het water in, Gentwaarts, snel, zo snel, dat ze de huizen aan de oever niet herkennen konden. En de verbaasde kloosterlingen zagen twee grote steuren, zwemmend aan de zijden van de boot. Zo loofden Amelberga de vissen in het water, die haar gehoorzaam waren geweest.
En zo loven alle schepselen de Heer, zooals David het hun beval, in haar, die Hij heeft uitverkoren.