Boekbespreking
Urbain Van de Voorde. - Panorama d'un siecle de litterature Neerlandaise en Belgique (1830-1930). - Editions du Sagitaire, Paris. - Editions L.J. Krijn, Bruxelles. 153 blz., prijs: 16 frank.
Dit werkje behoort tot de reeks ‘Panoramas’, die de gekende uitgever Krijn voorgenomen heeft uit te geven, over de Amerikaansche, Duitsche, Engelsche, Fransche, Italiaansche, Russische en Spaansche litteratuur.
In uitzicht, omvang en samenstelling herinnert het ons aan de deeltjes van ‘Elsevier's algemeene bibliotheek’ die handelen over de litteratuur sinds 1880 in onze letterkunde en in de verschillende ons omringende taalgebieden.
Dus: handig formaat, circa 130 bladzijden, bibliografie-lijst en naamlijst. Deze gegevens volstaan reeds gedeeltelijk om den aard, de verdienste en het nut van dit werkje aan te toonen. De naam van den schrijver van ‘Charles de Coster en de Vlaamsche idee’ staat verder borg voor de lijn in dit panorama.
De eerste regels reeds: ‘La Belgique réunit, enserrés dans ses frontières politiques, deux peuples de race, de génie et de langue différents’ zijn een getuigenis met gezagvolle toon naast de huidige, bedeesde terminologie van enkele vooraanstaande Vlamingen. Waar Van de Voorde dan schrijft: ‘Ainsi naquit le mouvement flamand en même temps que la littérature flamande moderne et pendant de longues années, voire même quelque peu jusqu'à nos jours, l'histoire de d'une est, dans ses grandes lignes, inséparable de l'histoire de l'autre’ en we verder uit den tekst nog de volgende zinsnede kunnen lichten: ‘... la politique gouvernementale, qui négligeait si complètement les besoins spirituels de la population flamande...’ of over de dichters der generatie van Van Beers, Vuylsteke, Hiel, enz.... lezen: ‘ils dépensèrent toutes leurs forces intellectuelles à amasser des éléments de propagande, à organiser et à poursuivre une lutte qui aurait pu être evitée et absorbait les meilleurs forces de deux, trois générations’, heeft hij vooral met het oog op de bijzondere bestemming van zijn panorama, het noodzakelijk voorbehoud bij zijn voorlichting gemaakt. Dit voorbehoud wordt trouwens nog aangevuld, maar in een anderen zin, als hij schrijft van ‘la scission qui sépara en deux tronçons cette race néerlandaise, d'origine, de langue, de cultures communes’.
Het overzicht is in den beginne met breede trekken geborsteld, slechts een paar figuren worden op het Europeesch plan geschoven. Dan krijgt ‘Van Nu en Straks’ een ruim deel toegemeten en gaande-weg belanden we bij de voor- en naoorlogsgeneratie. Ten laatste verschijnen de jongeren bijna voltallig op het appel.
Gaandeweg heeft zich ook de toon gewijzigd, accenten uit ‘Modern, al te Modern’ klinken op het einde duidelijk door.
Een afzonderlijk hoofdstuk is aan het tooneelleven en de tooneellitteratuur toebedeeld.
Waar Van de Voorde de komst der Van-Nu-en-Straksers koppelt aan de uitwerking der taalwet van 1883 blikt hij nu, na de vervlaamsching der rijksuniversiteit van Gent, vertrouwvol de toekomst tegemoet.
P. Eenveld.