De sergeant was de zoon van een leurder met garen en schoenblink en hij had een volmaakte opvoeding genoten. Hij had dat die dagen reeds klaarblijkelijk door zijn slechten praat bewezen. En door zijn beschaafde manieren. Hij vloekte en brieschte.
- Piot, ik geef u het order...
En de piot, hij beefde niet, noch luifelde de oogen. ‘Ik vraag bij den kapitein geleid te worden, zei hij, ik weiger nog dienst te doen’.
De sergeant deed zijn bakkes open en toe, van zooiets had hij nooit gehoord, er was geen plaats voor in zijn alwetend brein, hij had verstand van vrouwen, hij kende zijn dienst, hij wist hoe hij een rekruut tergen moest, maar met een rekruut die tegenspreken durfde, wist hij geen raad. Hij dacht na drie minuten pijnlijke inspanning: ‘moest ik u mogen onder handen nemen, kereltje, gij zoudt u wel geven.’
Maar het kereltje stond daar en het begon een beetje bleek te zien rond zijn mond. ‘Ik moet den kapitein spreken’, herhaalde hij.
Eindelijk kreeg het militaire genie zijn spraak terug. ‘Vraag morgen ochtend het rapport, schreeuwde hij. Het reglement schrijft het aldus voor. En nu op uw plaats!’
- En nu, nergens meer, zei Fred. En hij bleef staan.
- Ik zal acht dagen arrest voor u vragen, acht dagen politiekamer, acht dagen opsluiting riep de onderofficier.
Doch de soldaat bewoog niet. Hij verachtte op zichtbare wijze zijn overste. Hij dacht, het is geen mensch om mijn overste te zijn. Op dat oogenblik kwam de luitenant. Hij droeg zijn witte handschoenen en rookte een sigaret. In zijn voornaamheid rekte hij zich van luiheid en verveling.
- Wat gebeurt er hier? vroeg hij barsch.
- Dit gebeurt hier, zei Fred, dat ik weiger langer dienst te doen.
De luitenant was geestig. ‘Wacht acht maanden, loech hij, en weiger dan. Wij zullen u voorloopig wel klein krijgen.’
- Gij zult mij niet klein krijgen, beet hem de jongen toe.
Zij kregen hem niet klein. 's Middags ondervroeg hem de kapitein. Dat was nog een mensch, hij bleef slechts bij het leger omdat er zijn bestaan van af hing. 't Meerendeel zijn wel in dat geval, maar hij was één der uiterst zeldzamen die het bij zich zelf erkennen durfde. Andere officieren, hoogere en lagere zeggen natuurlijk dat zij zich opofferen voor het vaderland. Die kapitein nu ondervroeg den jongen als een vader zijn zoon. Hij vroeg of Fred het uit idealisme deed en