| |
| |
| |
Aantekeningen
In de Eekboom.
Maandschrift for plattaütsche Spraak im
Dichting verscheen onlangs een bijdrage getiteld: Vlaanderen, Niedersachsens Vorposten...
Zooals de ondertitel aanduidt wordt Vlaanderen beschouwd, niet als een kultureele eenheid, maar als de grensmarkt van het Germanendom tegenover het Latijnsch element.
In een kort overzicht wordt de strijd van ons volk tegen de indringende zuidermacht geschetst. Rond 1900 was de verfransching reeds zoo ingekankerd, dat de dichters zich in de vreemde taal uitdrukten; bij de twee grootsten was dit het geval: bij Maeterlink en Em. Verhaeren. Dit was de grootste overwinning van de Latijnen! Dit was tevens de laatste!
Tegenover die twee figuren plaatst-steller Stijn Streuvels en Timmermans ‘die onder de levende dichters in Vlaanderen als de sterkste geesten mogen gelden. Dat zijn geen dialekt-dichters in zakformaat!’
Hoe verblijdend deze buitenlandsche belangstelling ons ook moge stemmen, toch blijft het jammer dat sommige uitspraken wijzen op oppervlakkige kennismaking. Bijv. Na Streuvels waarde omschreven te hebben, vervolgt steller:... maar F. Timmermans overtreft hem toch! ‘terwijl Gezelle, Vermeylen, van de Woestijne niet eens worden vernoemd. Het artikel eindigt aldus: ‘De Fransche Geest kon wel de materie bedwingen, de ziel niet. Sedert er 'n nieuwe Vlaamsche geest door Vlaanderen stroomt ‘ist es im die sogenante Latinität Vlaanderens geschehen!’
Steller dezer bijdrage, Hendrik de Molder schreef eveneens een roman ‘Zigeuner’ getiteld waarin zijn liefde voor ons volk even duidelijk tot uiting komt. Dit naturalistisch verhaal kunnen we echter niet als gelukt beschouwen, de bouw is te onevenwichtig, de draad te los - de lange descriptieve intermezzo's al te opgeschroefd. Het gebruik aan kennis van het land en de volksziel werkt storend. Hetzelfde boek brengt eveneens een mysterieuze novelle, die wel tot iets grootsch had kunnen groeien in den aard van Poe's vertellingen. Maar ook hier heeft de Molder z'n gegeven te breed uitgesponnen.
| |
Muziekwarande.
Dit tijdschrift, dat gedurende tien jaren al zijn aandacht aan de muziek heeft besteed, zal vanaf 1932, ophouden te verschijnen.
| |
Frans Werfel over Realisme en Werkelijkheid.
In een voordracht gehouden te Münster in Nov. ll. hekelde de dichter Frans Werfel de vermaterializering en het oeconomisme, die hun stempel drukken op onze tijd en verdedigde de rechten van innerlikheid en geest.
Wij leven volgens Werfel in een tijd van radikaal realisme, dat Europa inklemt van Rusland en Amerika uit. In Rusland en Amerika geldt de mens enkel als produkt der oeconomiese dynamiek. Rusland en Amerika zijn eksponenten van het radikaal realisties levensgevoel, dat niet langer meer, zoals het echte realisme, de rechtstreekse verhouding is van de mens tot de dingen van het leven en van de natuur. Deze gezindheid heeft in groote mate tot ‘ontwerkeliking’ geleid. De tekniek zelf heeft dit bewerkt. De arbeider heeft enige techniese grepen te doen, maar hij staat niet meer in betrekking tot de dingen, die hij voortbrengt. In Rusland, zowel als in
| |
| |
Amerika, wil men het klein boerebedrijf uitschakelen, om het te vervangen door grote graanhoeven: Daardoor ontneemt men de boeren hun natuurlike gebondenheid aan de aarde en worden ze nomaden en proletariërs.
Deze moderne radikaal-realistiese opvatting, die enkel oeconomies denkt, haat de innerlikheid van de mens, zijn ziel, de scheppende geest. Deze haat spruit voort uit een minderwaardigheidsgevoel van kultuurloze volkeren en klassen die kultureel hoger staande groepen overtroffen hebben. Deze agressieve zienswijze doet een duivelse poging om het Nu en het Hier autonoom tegenover God te stellen.
Zij ontstond met de Franse Revolutie. De burger, die toen de heerschappij overnam, zocht naar een niew ideaal. Er waren twee grote idealen-kategorieën voorhanden: het heroïes-ridderlike en het asketies-religieuze ideaal. Maar hijzelf was een kramer, er was niets ridderliks, niets priesterliks aan hem. ‘Om het niets doen uit te houden moet men een Kapitalist aan innerlikheid zijn’. De niewe burger nochtans kon slechts arbeiden en aldus vormde hij zich het ideaal van de arbeid. De kramer werd industrieel, bedrijfsnaam. Ook de geest werd aan deze moderne opvatting met haar arbeidsideaal ondergeschikt. De rangorde der waarden werd omgekeerd. Arbeid werd goederenopbrengst met voor doel het aanwerven van geld. Het volstaat niet meer behoeften te bevredigen: niewe behoeften werden geschapen. In deze bedrijvige kapitalistiese wereld komt het alleen op bekwaamheid aan. Zij is de deugd dezer niewe opvatting. ‘Realisme, Aktivisme en bekwaamheid zijn de brandstichters, welke de wereld in vlammen gezet hebben door mammoetproduksie en afzetsimperialisme’.
Zo is men gekomen tot de huidige krisistoestand van de mensheid. De machine welke van de mensheid een industrieproletariaat gemaakt heeft, schakelt ten slotte de menselike arbeider haast gans uit en roept het werkelozenproletariaat in 't leven. Ook dat is een uitkomst van de vooruitgang en de ontwikkeling der tekniek. De menselike innerlikheid nochtans wordt onderdrukt, de scheppende geest gedeprecieerd. De dingen zijn de maat van de mens geworden, van de mens die de maat der dingen zou moeten zijn. Weliswaar is het radikaal realisme meestal de hongerdroom der verdrukte mensheid, maar de toestand van niet-lijdenden, waarnaar het uitsluitend streeft, is nog het geluk niet. Het geluk ligt in het geestelike.
De real-opvatting is een vals ideaal, waartegen de ware idealen de strijd aanbinden moeten. De scheppende innerlikheid openbaart zich in drie sferen: in godsdienst en zedelikheid, in de wetenschap en in de kunst en fantazie.
De geestelik bewogen, de ontroerbare, de muziese mens alleen, die ook nu niet zeldzaam is, kan in deze drie sferen de geschonden innerlikheid weer ophouwen. ‘Welke onontdekte werelden slapen nog in de belevingskracht der oogen, welke verrukkingen in de kosmos der taal, welke levensopgang in de hemelvaart der gedachten!’ Er is een opstand van het leven tegen die abstrake kazernering noodig, de machine brengt niet enkel waren voort maar ook vrije tijd. Deze vrije tijd zal voor het zaken-geloof ten slotte noodlottig worden en de scheppende innerlikheid versterken. Maar van deze komende geestesrevolutie zijn wij nog ver af. De modiese literatuur heeft geestesloze tendenzen. - Een Amerikaans journalisme, dat niet enkel in Amerika verspreid is heeft de bokser en de misdadiger als prominent op het voorplan gesteld. Tegenover zulke tijdverschijnselen moeten de waarden gesteld worden, die voor het gezamelike leven de grootste betekenis hebben. De geschiedenis van het mensengeslacht is niet de geschiedenis van zijn voeding, maar wel de wereldgeschiedenis der waarden- en ideaalvormingen, die alle we- | |
| |
reld van binnen uit vernieuwen. Het komt er op aan de waarheid van het alles overwinnende oeconomisme te logenstraffen en de wereld met een geestelike gezindheid te doordringen. Wij moeten in ons eigen zelf ontroerbaar zijn, opschrikken voor het wonder in ons, voor de muze, die het scheppingswerk immer opnieuw in ons herhaalt. Want ‘de wereld vangt aan in de mens’ zoals de lyrieker Werfel gezegd heeft, doch de wereld houdt niet alleen op in de mens.
| |
De Goethe viering en de Radio.
Niet alleen zal er dit jaar te Mainz een monumentale uitgave van Goethe's volledige werken in 50 boekdelen verschijnen, maar ook de radio zal uitzendingen geven van de voornaamste feestelijkheden, die in 1932 zullen plaats grijpen. Reeds in Oktober ll. werd een voordrachten-cyclus ingezet; de 19de November sprak prof. Petersen uit Berlijn over Goethe's poëzie. De 17de Desember hoorde men prof. Dessoir over de psycholoog Goethe en de 21ste Januarie prof. Marck uit Berlijn over ‘Goethe en de politiek’. De Duitse stations, voornamelik de ‘Bayerische Rundfunk’ de ‘Südfunk’, de ‘Südwestfunk’ zullen hun medewerking verlenen aan deze manifestasies ter ere van Duitslands grootste dichter, hetzij door het uitzenden van zijn dramatiese werken Tasso en Faust, hetzij door het uitzenden van concerten van Goethe's tijdgenoten Schubert en Beethoven.
| |
Prijs Picard 1931.
Door de Vrije Akademie te Brussel werd de prijs Picard voor 1931 toegekend aan Luc en Paul Hasaerts, voor hun jongste werk ‘Flandre’, een studie over de schilderkunst in België sedert het impressionisme, en aan den jongen dichter Eric de Hauleville voor zijn werk ‘Le genre épique’. Beide werken werden ex-aequo geplaatst.
| |
Tweeërlei Aristocratie.
Een aristocratie van rang en geboorte is statisch en door gezag bevestigd, maar een aristocratie van talent en deugd komt tot stand door haar eigen preciese waarde. - J.S. Wilson.
| |
Ferveurs d'iconoclaste.
Onder deze titel haalt de ‘Nouvelles Littéraires’ enkele der ‘Admirations et incompatibilités’ van Pio Baroja aan, die pikant genoeg zijn om er hier enige over te schrijven.
Après avoir longtemps cru Shakespeare qualitativement différent des autres créateurs, Pio Baroja tient à présent qu'il ‘n'est pas l'essence unique de la littérature du monde, de même que Platon et Kant ne sont pas l'unique essence de la philosophie universelle’. ‘J'admirais autrefois les pensées et les types de l'auteur d'Hamlet. Aujourd'hui, ce qui m'émerveille, lorsque je le lis, c'est sa rhétorique, et surtout sa joie.’ Cette dernière remarque, à mon sens, est particulièrement pertinente.
Mais Baroja n'est pas tendre pour Cervantes: il lui découvre ‘la perfidie de celui qui a fait un pacte avec l'ennemi (l'Eglise, l'aristocratie, le pouvoir) et qui le dissimule’; il le trouve, philosophiquement, ‘vulgaire et plat’. Pourtant force est bien à notre critique d'admettre que Cervantes ‘dépasse tous ses contemporains par la réussite d'une invention, celle de Don Quichotte et de Sancho, qui est en littérature ce que la découverte de Newton est en physique’.
Molière. ‘un triste’, plus ‘social’ que Cervantes, ayant ‘plus de goût’ que Shakespeare: Diderot - ce bouillonnant esprit! - ‘presque aussi ennuyeux que Rousseau’. Goethe, ‘tambour-major de la milice des génies’; Chateaubriand,
| |
| |
‘outre de lacryma-christi qui a tourné au vinaigre’; Balzac. ‘Danton de l'encre d'imprimerie’; Flaubert, ‘animal à la patte lourde’; les naturalistes français, les réalistes espagnols, les Russes sont cavalièrement expédiés par Baroja. Il n'accorde d'intérêt à Sainte-Beuve que pour ‘son maquerellage’. Les travaux de Taine ‘sont d'un professeur français, c'est-à-dire d'un des produits universitaires les plus stupides de l'Europe’.
Pio Baroja ‘ressent maintenant de façon honteuse un mouvement de curiosité et de sympathie pour l'art classique’; il avoue priser aussi Suétone (‘Suétone fait davantage d'histoire des hommes que l'histoire de la politique des empereurs. Je crois davantage aux anecdotes sur un personnage historique qu'à ses ‘décrets’), et César, dont les Commentaires sont ‘un des livres les plus complets, les plus savoureux qu'on puisse lire’.
| |
Het Scenario van Blanchet bekroond.
De internationale Jury die een prijsvraag heeft uitgeschreven voor een film-scenario, waarin de Volkenbondsgedachte volledig tot uitdrukking komt, heeft in Hôtel Majestic te Parijs een déjeuner aangeboden aan den heer Eugène-Louis Blanchet, wiens scenario ‘De Haat die sterft’ bekroond is met den prijs van het jaar 1932, ten bedrage van 150.000 fr.
Het déjeuner werd voorgezeten door de Roemeensche dichteres Hélène Valaresco, die dezen prijs heeft ingesteld.
| |
De Italiaanse Poëzie.
Lionello Fiumi heeft voor ‘Le Journal des Poètes’ de Italjaanse dichter P. Buzzi, die zich als een vriend, als een broeder van Marinetti beschouwt, geintervieuwd. Ook het probleem van de vorm werd aangeraakt.
- La forme traditionelle du vers rimé est presque abandonnée. Le vers libre est à l'ordre du jour, avec des allures orchestrales; il est impregné d'un lyrisme particulièrement profond soulignant la grandeur des motifs nouveaux de l'éternelle mélodie italienne. Ainsi avons-nous assisté au développement d'une poésie touristique et sportive. Et l'on a chanté les grandes capitales du monde, le camion, les découvertes modernes, la pensée et l'action; les génies de Virgile, Wagner, Edison, Marconi; les chansons d'arts et métiers du peuple; les cathédrales où fut sacrée la victoire et béni le soldat inconnu.
En Italie, le vers libre a exprimé l'haleine et le pouls du temps présent en un son et en un rythme nouveaux qui ont permis à chaque poète d'exprimer au moyen de sa musique, sa pensée personnelle.
| |
Coppée over Beaumarchais.
De Comédie Française had voor 20 en 22 Januari Beaumarchais' ‘Barbier van Sevilla’ en ‘De bruiloft van Figaro’ op haar speelplan gezet om aldus den 200sten geboortedag van den geestigen blijspeldichter te herdenken, wiens satire op de maatschappij van zijn tijd bijdroeg de geesten te prepareeren voor een geweldigen ommekeer. André Pironneau herinnert te dezer gelegenheid in L'Echo de Paris aan wat François Coppée in 1884 schreef, toen ‘De Bruiloft van Figaro’ een eeuw oud was: ‘Drommelsche Beaumarchais,’ zijn ‘Figaro’ is als een bewerker van vernieling en ook stellig modern. Het is litterair dynamiet, waarmede men de oude maatschappij in de lucht kan laten springen. Woorden recht op de man af als kogels, woorden van spot, die fluitend dooden, als vergiftige pijlen. Welk een hagel van puntige schichten. Het in carré opgestelde bataillon van voorrechten en misbruiken wordt door de eerste volle lading schroot doorzeefd’.
| |
| |
| |
Politiek tooneel.
Te Tokio, Osaka, en in andere groote Japansche steden werd avond aan avond voor stampvolle zalen een tooneelstuk vertoond, dat tot plaats van handeling de vergaderzaal te Parijs van den Volkenbondsraad en tot onderwerp den ‘strijd’ van Josjisawa, Japans voormaligen Volkenbondsafgevaardigde tegen de Europeesche mogendheden heeft.
Een Japansch tooneelspeler speelt voor Josjisawa en eenige buitenlandsche akteurs stellen Lord Cecil, Briand en Lord Reading voor. Zij schijnen hun rol zoo goed te spelen, dat zij het schouwburgbestuur om bescherming hebben verzocht tegen het publiek, dat soms te veel meeleeft en de ‘Europeesche staatslieden’ te lijf wil.
In Osaka wordt nog een ander politiek stuk opgevoerd, nl. ‘De moordenaar van kapitein Nakamoera’. Ook dit spel heeft aanleiding tot wilde tooneelen gegeven. Een dezer dagen stapte een Japanner de planken op, juist op het moment, dat de kapitein zou worden gedood. De opgezweepte toeschouwer greep een zwaard en gaf de twee Chineesche soldaten uit het stuk een paar gevoelige klappen.
| |
Een Franz Hellens-hulde.
Een komiteit is gevormd, onder eerevoorzitterschap van Maurice Maeterlinck, en onder ondervoorzitterschap van Jules Destrée, Paul Valéry, Edmond Jaloux en Hubert Krains, om een hulde te brengen aan Franz Hellens, den bekenden Franschschrijvenden Vlaming, wiens romans, wegens hun persoonlijk karakter een zeer groote waarde hebben.
Een keus uit Hellens' novellen zal verschijnen onder den titel van ‘Contes Choisis 1909-1929’, bij ‘La Nouvelle Revue Française’. Onder den titel van ‘Documents Secrets’, zal een luxe-uitgave bezorgd worden, bij A.A.M. Stols, van de letterkundige herinneringen van den jubilaris.
| |
Komen en gaan.
Door een samenloop van ongunstige omstandigheden zal ‘De Pelgrim’ voortaan niet meer verschijnen. Aan het laatste nummer, tevens het laatste van de tweede jaargang, werkten o.a. mee: Cyr. Verschaeve, Dirk Vansina, Aug. van Boeckxel, Jan Vercammen. Het bevatte bovendien een uitgebreide studie over de verhoudingen Rodenbach-Pol De Mont.
|
|