| |
| |
| |
Aantekeningen
Herman Teirlinck regisseur.
Naar aanleiding van de stijlvolle opvoering van ‘De boer die sterft’ in de Vlaamse Schouwburg te Brussel, gaf H. Teirlinck volgende treffende definisie van regie:
- Een stuk, moest men kunnen regisseeren zooals men een orkest dirigeert, met naleving van alle nuancen en tempo's, onder de stuwing van één, die als met de touwtjes trekt van marionetten. Het blijkt zoo moeilijk. We zoeken nog altoos naar de waarheid, naar de vast zeer eenvoudige waarheid. We strompelen. Het is vervelend, maar het is eigenlijk schoon, dat zoeken, dat twijfelen, dat probeeren... En het zou niet erg zijn, was daar niet het publiek. Een boek, een vers, ge kunt dat desnoods nog geven zonder u om het publiek te bekommeren. Maar bij een tooneelspel is dat anders. Het publiek zit daar. Het wacht. Ge moet het iets brengen. Ge kunt het niet zoo maar weer laten weggaan. Ge moet het ontvankelijk stemmen... Het is moeilijk om een ingewikkelder bedrijf te bedenken.
| |
Tristan Bernard en het zilveren scherm.
Tristan Bernard herhaalde in de laatste tijd uitdrukkelik, dat alleen nog de Kinema hem interesseerde. Doch, terwijl hij poseert voor Madeleine Soria, vertelt hij haar het toneelstuk dat hij voor haar en L. Rozemberg schrijft. Anderzijds werkt hij aan een komedie voor Maurice de Ferandy en in samenwerking met M. Chautemesse voltooide hij twee toneelwerken. Verder modernizeert hij Shakespeare en herschrijft voor Gaston Baty ‘l'Etourdi’ van Molière, in een eigenaardige nieuwe versie.
Gij moet toegeven, dat Tristan Bernard, inderdaad niet langer in de kunst van het toneel gelooft.
| |
Urbain van de Voorde geintervieuwd.
In een stil café op het Damrak te Amsterdam, werd de Vlaamse dichter Urb. van de Voorde door een der redakteurs van ‘De Tijd’ geintervieuwd.
Uit dit gesprek haken wij het volgende los:
Zoo is thans de vloed van het expressionisme verebd terwijl de diepere lagen van het leven onverstoord hun gang gingen, blind en fataal. En wat is er nu bereikt? Is er iets veranderd, trots alle moeizame pogingen van het jongere geslacht? En is de nieuwe zakelijkheid geen simpele erkenning van het nutteloze van alle cultureele pogingen tot wijziging van het jongere geslacht? En is de nieuwe zakelijkheid geen simpele erkenning van het nutteloze van alle cultureele pogingen tot wijziging der wereldorde en der levensvormen? Is ze geen moe berusten in en aanvaarden van het bestaande, hoe het zich ook verhoude en ontwikkelde?...
Op onze vragen, wie van de jongste letterkundigen in Vlaanderen de meeste mogelijkheden bieden, noemde de heer van de Voorde in de eerste plaats Pieter G. Buckinx en André Desmedts die thans voornamelijk publiceeren in het onlangs opgerichte tijdschrift ‘De Tijdstroom’ ook broeder Albe, wiens eerste verzenbundel ‘Praeludiën’ nog onrijp was had hem kortelings verrast met een paar zeer gave gedichten.
Sprekende over het nieuwe proza in Vlaanderen legde hij speciaal den nadruk op de jongste publicatie van Gerard Walschap, Maurice Rodants en Lode Zielens, welke ook in Noord-Nederland
| |
| |
de aandacht trokken. Het tijdsbeeld is in deze romans wel sterk waarneembaar in al zijn ‘verscheidenheid’ zooals van de Voorde zich uitdrukte: de expressionistische (dynamiese) roman van Walschap, de naturalistische roman met zielselementen van Lode Zielens en de psykologische roman van voor den oorlog, met nieuwe elementen van Roelants.
| |
Leve de kritiek!
Uit ‘La Jeune Belgique’ van 6-2-1897.
Verhaeren est tout au plus le grand fétiche d'une petite tribu de faux sauvages qui, pour lui faire honneur, avalent, en rugissant et en se roulant sur le sol, des tessons de poèmes et de vers pilés... j'ai parlé de Gongora. Mais si Gongora était avant tout le monde, gongoriste, il ne manquait ni d'adresse, ni de virtuosité. M. Verhaeren - j'emploie ici une de ses alliterations dont il fait ses délices - est un Gongora gourd et lourd. Il gongorise pour gongoriser, et aussi par gaucherie et par impuissante fureur contre une langue dont le génie lui sera toujours rebelle.
Dat ter gelegenheid van het verschijnen der ‘Heures claires’ (Emile Verhaeren was toen... twee en veertig!) En zeggen dat Firmin Van den Bosch nu in zijn jeugdherinneringen bevestigt dat ‘La Jeune Belgique’ het genie van Verhaeren aan de wereldliteratuur heeft geschonken!
* * *
Bewonder nu verder de superieure ironie en de eerbare wijsheid van... Fernand Brunetière, waar hij het (in de verlopen eew) had over Arthur Rimbaud in ‘La Revue des deux Mondes’:
‘Un autre encore, qui fut un temps l'honneur de cette école, pour ne pas dire le phénomène, M. Rimbaud, je crois, a disparu un jour brusquement; peutêtre, après avoir étonné les Baudelairiens eux-mêmes par la splendeur de sa corruption et la profondeur de son incompréhensibilité, vend-il quelque part, aujourdhui, en province ou par-delà les mers, de la flanelle ou de molleton. N'est-ce pas ainsi ou à peu près que Schaunard a fini ce mois-ci?’
Men zegt dat de geschiedenis een eewig herbeginnen is. We zullen de een of andere naamlooze Jong-Dietschlander de moeite besparen te zeggen dat wij ons ditmaal bij Verhaeren en Rimbaud vergelijken, en toekomende maal misschien bij Paul Verlaine. Hij kan dan meteen nog [...] ons analogies denken diagnostikeren.
| |
Le Journal des Poètes.
is zijn tweede seizoen begonnen. Het eerste liep over 10 nummers. Dit zal over 25 nummers lopen.
We kunnen niet anders dan het een prachtige weder-inzet heten. Tijdens de rust heeft het in verschillende landen een eigen komitee gevormd, van waaruit de medewerking komt.
Het belooft bladzijden over de poëzie van omtrent alle landen der wereld, te lang om op te sommen, tot van Chili, Cuba, Urugay, enz..
Ik heb hier de eerste drie nummers voor me:
Nr. 1: o.a. drie inédits van Valéry Larbaud, en een paar bladzijden over Jong-Spanje. (bladzijden dagbladformaat).
Nr. 2: o.a. twee inédits van Hölderlin en een paar bladzijden over Jong-Duitsland.
Nr. 3: o.a. een paar bladzijden over Jong-Engeland.
Let wel, dat alleen poëzie in aanmerking komt. Verdere interessante rubrieken: Poésie ethnique. Nos petits enquêtes, enz. Ieder nummer 4 bladzijden.
Pierre Bourgeois, een der bizonderste leiders, een man met een verbazende werkkracht en -lust, een geestdriftigzoekende naar schoonheid, zal in ‘De Tijdstroom’ gelegenheid krijgen, ter gelegenheid van het Frankrijk-nummer, ook een woord over zijn groep te zeggen.
| |
| |
| |
Vlaanderen en Nederland.
In de Verslagen en Mededeelingen van de Koninklijke Vlaamsche Akademie, verscheen een bijdrage van Aug. Van Cauwelaert, getiteld ‘Daar hapert iets’.
‘Daar hapert nog altijd iets aan de verhouding tusschen Vlamingen en Nederlanders; daar is iets dat nog steeds de onbevangen erkenning van beider gaven en verdiensten belemmert of weerhoudt’.
De waardeering voor zekere Vlaamsche schrijvers blijft nog een te individueele erkenning bij de lieden zelf van het lettergild en het is ergerend voor ons gemoed wanneer we zien op welke dwaze en kleineerende wijze over Vlaanderen's litteratuur gesproken wordt en gedoceerd aan de Hollandsche jeugd. Ik spreek niet van handboeken en literatuur-geschiedenissen die door onbevoegde onbekenden worden samen gesteld ten dienste of liever ten ongerieve van de school. Voor deze produkten kan de Nederlandsche intellectualiteit niet verantwoordelijk worden gesteld. Maar ik denk in de eerste plaats aan de literatuurgeschiedenissen van lieden als Prof. Dr. Moller en Prof. Van Leeuwen die voor competenties worden gehouden. Deze doctor Moller, die geregeld optreedt op onze Vlaamsche studentenvergaderingen om onze jeugd dietsch te maken hoe Vlaanderen eigenlijk herworden moet, schrijft in zijn: ‘Beknopte geschiedenis der Nederlandsche letterkunde’ over Vlaanderen, met een onkennis die ergerlijk is.
...De sterkste literaire krachten van Vlaanderen hebben in Holland bij vooraanstaande dichters en prozaschrijvers werkelijk waardeering gevonden, maar geheel de Vlaamsche ontwaking sedert en met Gezelle is nog niet bij machte geweest ons de zelfgenoegzaamheid en het superioriteitsgevoel der Hollandsche schoolmeesters te breken.
Schrijver wijst vervolgens op onvergeeflijke tekortkomingen tegenover de Vlaamsche letteren in Hollandsche literatuurgeschiedenissen en in Hollandsche bloemlezingen en besluit als volgt:
Zoo is mijns inziens de verhouding Vlaanderen-Nederland op het gebied der literatuur; en het is goed dat we hiervan bewust zijn; hier en in het Noorden. Wij moeten in Vlaanderen beseffen dat we de gaven hebben van een begenadigd volk; maar dat we nog niet de gebreken onzer jeugd ontgroeid zijn. Maar Nederland moge niet alleen oog hebben voor hetgeen het in Vlaanderen ergert of stoot; maar besef toonen voor hetgeen dit volk ondanks verdrukking of voogdij en verwaarloozing tot een schoone gave ontvouwing heeft gebracht.
Wat heeft Vlaanderen te doen tegenover deze gesteldheid? Twee dingen:
Zelfkritiek naar binnen en Zelfrespect naar buiten.
Zelfrespect beduidt geen zelfgenoegzaamheid. Misleidende zelfoverschatting kan geen ander resultaat hebben dan onze onvolgroeidheid te bestendigen en het superioriteitsgevoel van den Nederlander tegenover Vlaanderen te voeden en te versterken. Maar uit een strengere zelfkritiek en een bescheiden zelfrespect zal een warmere verhouding groeien tusschen Vlaanderen en Nederland en een hechtere saamhoorigheid van de groot-Nederlandsche kultuurgemeenschap.
| |
Boekzaal.
Het laatste nummer van ‘Boekzaal’ brengt een uitvoerige bijdrage over de jonge romanschrijver Gerard Walschap. Er zijn verder merkwaardige aantekeningen van Anton Van Duinkerken over dichters en dieren.
| |
Hall Caine.
De Engelse romansier Hall Caine, die onlangs stierf, arbeidde gedurende veertig jaar aan een werk dat hem nauw aan het hart lag en waarvan hij de publicasie steeds heeft geweigerd.
| |
| |
Het gaat hier over een ‘Leven van Christus’. Het handschrift beslaat niet minder dan drie miljoen woorden, wat zo ongeveer veertig maal de lengte van een gewone roman betekent.
Evenals de vagebonden en landlopers zouden ook de dwaze en nutteloze schrijvers strafbaar moeten zijn; men zou mij en honderd anderen uit het land moeten verbannen. (Montaigne).
| |
Een eigenaardig sonnet.
Volgend ‘sonnet’ van Ambroise Colin, werd eertijds medegedeeld door den geestigen meester der rijmkomste, Tristan Derême:
| |
Katalogen.
We ontvingen, benevens nog andere, ook die van N.V.W.E.J. Tjeenk-Willink, Zwolle, en van J.M. Meulenhoff. Amsterdam.
Beide geven een beeld der grote bedrijvigheid van de twee uitgeverijen. En beide worden ons mooi aangeboden, inzonderheid die van Meulenhoff, een boek van bijna 200 bladzijden. Bij ieder aangegeven werk fragmenten van recensies en typeringen, zodanig dat de lezer geleid wordt doorheen de rekken.
Verder bevat het boek een aantal fotos en tekeningen, benevens reprodukties van mooi-gelukte omslagtekeningen.
De mooiste kataloog, die we zagen!
| |
Opkomst.
We ontvingen het lustrumnummer (nr. 1, vijfde j.g.) van dit orgaan van A.V.S.
Het bevat, benevens bijdragen der leiders, eigen werk der leden. Het kan ons slechts verheugen, dat voortaan in ‘Opkomst’ meer aan letterkunde dan aan politiek zal worden gedaan. Opvoeding en zelfkultuur is immers het doel, wordt in dit lustrum-nummer gezegd. Goedheil dan, Opkomst!
Het adres van het beheer is: Renaat Schepens, St. Denijslaan, 201, GENT. De abonnementsprijs 10,70 fr.
|
|