- Ere zij God en haar, die Hij heeft uitverkoren!
En nog andere dingen, die Amelberga zeer verbaasden. Ze zag, hoe iedereen naar haar toe drong, en ze zei:
- Ik heb toch niets gedaan, moeder. Kom, laten we binnengaan.
- Door uw gebed, lieveke, is de arm genezen.
- O maar, dan moeten ze Onze Lieve Heer danken, en niet Amelberga.
Daarop ging ze verlegen binnen met moeder, die haar volgde. Ze hoorde, dat vader sprak tot het volk, maar ze verstond het niet. En Kristiaan, wenend van geluk, zegde tot het volk van Rodingen:
- Dankt allen met ons de Heer, dat Hij behagen neemt in onze dochter, uwe meesteres, en haar heeft uitverkoren.
Zo sprak men al verder en verder over het wonderbare kind.
Het gebeurde nu, dat Willebrord, de heilige bisschop, die uit Northumbrië naar de Friezen was gekomen, en op verzoek van Pepijn van Herstal door de heilige Vader Sergius op de aartsbisschoppelike stoel van Utrecht was verheven, langs Rodingen voorbijkwam, wijl hij te Epternach, hem door Irmina, de heilige dochter Dagoberts geschonken, een abdij wilde bouwen.
Onderwege hoorde hij vertellen van het wondere prinsesje van Rodingen. En daar hij Kristiaan reeds kende om zijn dapperheid en zijn iever voor het heilig geloof, wilde hij bij hem de nacht overbrengen. Wat een vreugde te Rodingen om dat onverwacht en vererend bezoek! En wat was ze gul, de kristelike gastvrijheid, waarmede Kristiaan en Eva Willebrord het verblijf op de landhoeve zo aangenaam mogelik wilden maken. Ze vertelden vol blijdschap aan elkaar, hoe de heilige Leer de bossen van Austrazië en Neustrië doordrong. En de heilige Aartsbisschop luisterde naar wat de gelukkige ouders verhaalden over hun lieve dochtertje. Hijzelf was gesticht door de heiligheid van het kind. En als hij het verhaal van de arm had gehoord, liet hij Amelberga bij hem komen. Dan stond hij op van zijn zetel en zegde haar de mooie woorden, die ik nog vond in het zeer oude boek van de wondere man uit het oosten.
- Wij, die de hitte en de last van de dagen hebben gedragen, hebben geen wonderen verkregen, en u, o allerzaligst maagdeke, u heeft de Heer verleend, wat Hij alleen aan heiligen schonk. Uw maagdelikheid hief u tot bij de onsterfelike Bruidegom. De duivel, onze oude vijand, wilde u bespotten door toedoen van het kind, dat zijn vriend en zijn slaaf was geworden. Doch machteloos is hij neergevallen aan uw voeten, en Kristus, uw Bruidegom, heeft hem uw eer doen dienen. O lieve kleine, wees dan sterk als Agnes, bloeiend als Tekla, en dat uw deel het beste zij, als dat van Maria.
En Amelberga verstond de woorden van Willebrord, hoewel ze nog jong was. Want was ze een wonder van innerlike en uiterlike schoonheid, ze was ook uitnemend verstandelik begaafd. Als de heilige Aartsbisschop dat ondervond, zalfde hij haar, die hij Gods Bruid had genoemd, met het heilig Krisma.
Dan vertelde Kristiaan, dat ze Amelberga wilden ter school zenden, naar het gebruik der edelen van die tijd. En hij vroeg raad daarover.
Als Willebrord lang had nagedacht, zegde hij:
- Niemand zal voor het heilige kind beter zorgen, en niemand zal haar meerdere en schonere kennis mededelen, dan Landrada, de heilige abdisse van het klooster te Bilsen.
Het verheugde Kristiaan en Eva zeer die naam te horen. Want Landrada was de nicht van Kristiaan, en evenals hij het kleinkind van de gelukzalige Pepijn van Landen en zijn heilige vrouw Itta. Ze besloten dan ook de raad van de heilige zendeling te volgen.
En omtrent diezelfde tijd vertrok Rodien naar het hof van de koning, waar de meiër, Pepijn van Herstal regeerde, om daar in de wapenhandel geoefend en in de staatszaken onderricht te worden.
JAN VERCAMMEN.