Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 134
(2018)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 87]
| |
[Nummer 2]Jeroen Dera, Lotte Jensen & Jos Joosten
| |
[pagina 88]
| |
gaan, maar dat beide elkaar kunnen aanvullen om tot scherpere bevindingen te komen. Jeroen Dera exploreert het leesgedrag van eerstegraads docenten Nederlands. De uitkomsten van zijn praktijkonderzoek wijzen uit dat hun leesgedrag nauw verknoopt is met de literaire markt en de eenentwintigste-eeuwse mediacultuur. Belangrijker nog is dat hij laat zien dat er veel te winnen valt bij onderzoek naar de wijze waarop literatuur in het middelbare onderwijs wordt ingezet. Het kan ons helpen de werelden van het middelbare onderwijs en de universiteit dichter bij elkaar te brengen. Vervolgens is het woord aan Frans-Willem Korsten, die vertrekt vanuit de realistische constatering dat de belangstelling voor de studie Nederlands aan het verdwijnen is. Er zijn twee opties: de neerlandistiek kan fuseren met andere disciplines of ze kan zichzelf heruitvinden. Korsten ziet veel heil in die laatste optie. Dat vergt echter een denkomslag waarbij de politieke taak van de Nederlandse letterkunde serieus wordt opgevat. Wie relevant wil blijven in een snel veranderende, urbane samenleving, zal het strijdperk moeten opzoeken. Dat kan wanneer het Nederlands als een politiek trefpunt wordt gezien, een knooppunt waar alle hedendaagse maatschappelijke bewegingen in samenkomen. Jos Joosten besluit dit nummer met een pleidooi voor onderzoek naar het ‘geidealiseerde verleden’ van de Nederlandse letterkunde. Juist in een periode waarin de status van literatuur in het geding is, betoogt hij, zouden we moeten bestuderen hoe die situatie ontstaan is en of het crisisgevoel daadwerkelijk iets van deze tijd is. Die zelfreflexieve houding ten opzichte van het vak en de daarin gebruikte benaderingen vormt een rode draad in dit nummer. Wie het geheel overziet, zal constateren dat de letterkundige neerlandistiek haar disciplinaire grenzen stevig heeft opgerekt. De hier bestudeerde letterkundige onderzoeksobjecten worden niet alleen vanuit de literatuurwetenschap benaderd, maar evengoed vanuit de kunstgeschiedenis, de digital humanities, de onderwijskunde en de politieke filosofie. Alleen al in dat opzicht is de letterkundige neerlandistiek allesbehalve stervende: door de vele manieren waarop we de Nederlandse literatuur benaderen, is de studie ernaar wellicht vitaler dan ooit. |
|