Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 130
(2014)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 307]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Nummer 4]Remco Sleiderink
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1 InleidingDe studie van Jonathas ende Rosafiere ging nooit over rozen. Met de vier tekstgetuigen die tot nu toe bekend waren - één in handschrift en drie in druk - bleef een flink deel van dit middeleeuwse verhaal in nevelen gehuld. De gedrukte fragmenten in Amsterdam, Leiden en Gent - die uit het begin van de zestiende eeuw stammen, maar elk uit een andere druk - tellen samen tien blaadjes met respectievelijk 20, 21 en 22 verzen per bladzijde (samen 420 verzen).Ga naar voetnoot1 De fragmenten van het handschrift-Borgloon zijn omvangrijker (samen zo'n 1300 verzen) maar ook daar ontbreken flinke delen, waaronder het begin en het slot van het berijmde verhaal.Ga naar voetnoot2 De tekst in dit handschrift uit ca. 1475 oogt bovendien corrupt, terwijl ook de gedrukte fragmenten geen betrouwbaar zicht bieden op het oorspronkelijke verhaal. Vermoedelijk werd het verhalende gedicht minstens één keer sterk herschreven voor het aan de drukpers werd toevertrouwd. Waar er overlap is te con- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 308]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
stateren tussen handschrift en druk zijn de verschillen dikwijls aanzienlijk, al zijn er ook passages die bijna letterlijk overeenkomen. De studie van Jonathas ende Rosafiere werd nog verder bemoeilijkt doordat men na de ontdekking en uitgave van de Amsterdamse gedrukte fragmenten (Huizinga 1975) aanvankelijk niet besefte dat deze uit een misdruk afkomstig zijn. In deze misdruk zijn tekstblokken op vrij willekeurige wijze door elkaar geraakt (zie Sleiderink 2009). Die misvatting leidde er zelfs toe dat sedert de publicatie van de Amsterdamse fragmenten, ook de overgeleverde bladen van het handschrift-Borgloon in een verkeerde volgorde werden gelezen. De indruk dat Jonathas ende Rosafiere een chaotisch geheel zou vormen, werd daardoor nog versterkt. Dat het verhaal toch nog enige aandacht kreeg, was te danken aan het sacristinemotief dat Jonathas ende Rosafiere met de Beatrijs deelt. Ook in dit verhaal ontvlucht het belangrijkste vrouwelijke personage haar klooster, waarna ze zeven jaar in de prostitutie doorbrengt om uiteindelijk toch terug te keren naar het klooster waar Maria zolang haar plaats heeft ingenomen (zie o.a. Guiette 1927: 136-140, Dobson 1988, Resoort 1996, Faems 2000 en Faems 2010). Op 18 december 2007 ontdekte ik met Herman Mulder (Koninklijke Bibliotheek van België) in het Stadsarchief Mechelen papieren fragmenten van Jonathas ende Rosafiere die tot dan toe volledig onbekend waren gebleven. De fragmenten zaten verborgen in de omslag van een kasboek (of wissel boeck) van de stad Mechelen uit het jaar 1417-1418 (Stadsarchief Mechelen, aa, 1, 7; vgl. Joosen 1988, 48). Het was al snel duidelijk dat het om een belangwekkende vondst ging, onder meer doordat ongeveer de helft van de ruim vierhonderd verzen in geen enkele andere tekstgetuige van Jonathas ende Rosafiere bleek te zijn overgeleverd, waaronder ook de slotverzen van het gedicht. Ook zagen we meteen dat deze fragmenten aanzienlijk ouder zijn dan de reeds bekende fragmenten.Ga naar voetnoot3 De fragmenten werden in opdracht van de stad Mechelen vrijgelegd door Lieve Watteeuw, waarna ik ze in autopsie nader heb kunnen bestuderen. In het Stadsarchief zijn de fragmenten nu ook voor andere onderzoekers beschikbaar. In deze bijdrage geef ik eerst een materiële beschrijving van de fragmenten (paragraaf 2). Daarna volgt een nauwgezette paleografische analyse waarvoor ik een beroep heb gedaan op de expertise van Erik Kwakkel, Jan Burgers en Petros Samara (paragraaf 3). Deze analyse leidt tot een datering in het derde kwart van de veertiende eeuw, hetgeen uitzonderlijk vroeg is voor een literair handschrift van papier. Het is bovendien een eeuw vroeger dan het handschrift-Borgloon dat tot nu toe de oudste tekstgetuige was. Daarna wordt ingegaan op de lokalisering (paragraaf 4). Daarvoor maak ik gebruik van de taalkundige analyses die Evert van den Berg en Amand Berteloot op mijn verzoek hebben uitgevoerd. Mede dankzij hun bevindingen kan aannemelijk worden gemaakt dat dit handschrift niet al te ver van Mechelen tot stand is gekomen. Het belangrijkste deel van deze bijdrage is de editie (paragraaf 5). Behalve een diplomatische transcriptie geef ik ook de verhaalcontext van de fragmenten, waarvoor ik gebruik maak van de andere tekstgetuigen van Jonathas ende Rosafiere. Vergelijking met die andere tekstgetuigen maakt het tevens mogelijk om een in- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 309]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schatting te maken van de omvang van de lacunes in de Mechelse fragmenten, waardoor we uiteindelijk ook beter zicht krijgen op de codex waaruit de fragmenten werden gescheurd. Een schematisch overzicht van die vergelijking is in de bijlage te vinden. Aan het einde van deze bijdrage (paragraaf 6) zal ik samenvattend aangeven hoe de Mechelse fragmenten ons beeld van de overleveringsgeschiedenis van Jonathas ende Rosafiere hebben bijgesteld. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2 Materiële beschrijvingDe Mechelse fragmenten van Jonathas ende Rosafiere bestaan - afgezien van twee snippers die ik apart zal bespreken - uit drie stroken papier, telkens de onderkant van een dubbelblad waarbij de vouw en enkele bindgaatjes nog waarneembaar zijn. Het gaat derhalve om resten van zes bladen, die hier op basis van de inhoudelijke volgorde zijn genummerd als fol. 1 t/m 6 (de drie dubbelbladen zijn 1/4, 2/3 en 5/6).Ga naar voetnoot4 De bladen zijn kennelijk ook aan de zijkant besnoeid. De huidige breedte van de bladen varieert. Opmerkelijk is dat ook de breedte van de bladspiegel vrij sterk varieert:
Op grond van deze gegevens kunnen we vermoeden dat de dubbelbladen het ‘format ordinaire’ hadden (dat is ca. 300 × 450 mm voor een dubbelblad).Ga naar voetnoot5 Vooraleer de papieren stroken in het achterplat van de vijftiende-eeuwse omslag werden verwerkt, zijn ze horizontaal afgescheurd. Vermoedelijk is dat gedaan door de Mechelse boekbinder Peter van Ghestele. Hij was tussen 1412 en 1446 verantwoordelijk voor het inbinden van de kas- en rekenboeken van de stad (Verheyden 1905: 270) en zal dus ook in 1418 of kort daarna het kasboek van 1417-1418 hebben ingebonden en verstevigd. De gelijkaardige vorm van de stroken doet vermoeden dat 1/4 en 2/3 samen werden afgescheurd (aan blad 1 en 2 ontbreekt bijvoorbeeld bij beide een hoek aan de rechter bovenzijde). Hoe hoog de bladen oorspronkelijk waren, kan niet meer worden vastgesteld, maar gelet op de breedte zal dat zo'n 300 mm zijn geweest. Watermerken zijn niet zichtbaar, ook niet gedeeltelijk. Dat kan komen doordat het midden van de bladen (waar men een watermerk kan verwachten) niet is overgeleverd of op zijn minst zwaar gehavend is. Kettinglijnen zijn ook niet herkenbaar maar op sommige plekken zien we wel de langslijnen. De hoogte van de overgeleverde stroken varieert. Bij 1/4 gaat de hoogte tot 120 mm; bij 2/3 tot 142 mm en bij 5/6 tot maximaal 149 mm. De overgeleverde onder- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 310]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
marge varieert sterk in hoogte. Op 1/4 gaat die ondermarge tot maximaal 28 mm, terwijl die op 2/3 44 mm bedraagt en op 5/6 zelfs 53 mm. Dat wijst erop dat 1/4 en 2/3 aan de onderzijde zijn besnoeid. Vermoedelijk gebeurde dat bij de verwerking in de omslag van de Mechelse stadsrekeningen. Afgaande op de (overigens sterk gehavende) bindgaatjes in de drie dubbelbladen zijn de katernen immers ingebonden geweest op een manier waarbij de onderzijde van bladspiegel wel min of meer gelijkliep, en naar we mogen aannemen ook de onderkant van de bladen (de ondermarge zal dus op alle bladen min of meer gelijk zijn geweest). De tekst is opgemaakt in twee kolommen. De kolomhoogte is niet meer vast te stellen maar schommelde vermoedelijk rond 43 à 44 verzen (zoals hierna zal worden getoond bij de reconstructie van de lacunes op basis van vergelijking met de andere tekstgetuigen). De hoogte van de bladspiegel was dan wellicht ca. 200 mm. Afgaande op de versparen had het handschrift zowel kolommen met een oneven als met een even aantal verzen.Ga naar voetnoot6 De regelhoogte varieert wel vrij sterk, gaande van amper 3 mm (onderaan kolom 4v) tot meer dan 5 mm (gemiddeld 4,75 mm in kolom 1ra en 1rb). Voorafgaand aan het schrijven werden de bladen kennelijk niet gelinieerd want de regelafstand varieert zelfs op een en dezelfde bladzijde. Op fol. 6v eindigt de tekst van Jonathas ende Rosafiere voor het einde van de kolom. De overige ruimte én een deel van de benedenmarge is vervolgens gebruikt voor het noteren van een korte tekst (thans sterk gehavend). Het is niet zeker of dat tekstje volledig is, dan wel het begin vormt van een langere tekst. Ik vermoed het eerste omdat er anders geen reden was geweest om in de onderrand door te schrijven. Kortom, het lijkt erop dat fol. 6 niet alleen het einde van Jonathas ende Rosafiere vormde, maar ook het einde van de codex. De dubbelbladen 1/4 en 2/3 behoorden tot eenzelfde katern en de bladen 1 tot en met 4 volgden direct op elkaar (zie daarvoor de reconstructie van de lacunes verderop). Deze dubbelbladen zullen dus de kern van een katern hebben gevormd. Hoe dik dit katern was, kan niet meer worden vastgesteld. Uit de reconstructie van de lacunes die hierna nog zal worden gegeven, kan worden afgeleid dat er vier bladen ontbreken tussen fol. 4 uit het ene katern en fol. 5 dat tot een ander katern behoorde. Het katern met de dubbelbladen 1/4 en 2/3 kan dus maximaal zes dubbelbladen hebben geteld. Wat betreft het schrift, de rubricering en de verluchting wijken de dubbelbladen 1/4 en 2/3 af van het dubbelblad 5/6 dat veel soberder is uitgevoerd. Ik zal me eerst concentreren op de eerste twee dubbelbladen en het afwijkende dubbelblad daarna bespreken. Op de dubbelbladen 1/4 en 2/3 zijn de eerste letters van ieder vers in een aparte hoofdletterkolom geplaatst (ruimte tussen de afstaande beginletters en de rest bedraagt 4 à 5 mm). De afstaande beginletters zijn met rode inkt verticaal doorstreept. Enkel bij kolom 1rb en 2rb is dat laatste niet gebeurd. Bij talrijke verzen op de bladen 2 tot en met 4 is (naar we mogen aannemen: om esthetische redenen) de regel aangevuld met een golvend rood lijntje (zie afbeelding 1). Op het eerste blad gebeurt dat slechts bij één vers (M16). Deze regelvullingen variëren in lengte van 3 tot 27 mm. Rode lombarden van twee regels hoog zijn te zien op fol. 3r (een D en | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 311]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
een M) en op fol. 4v (een H). De hoofdletters waarmee de regels achter een lombarde beginnen (en die dus buiten de hoofdletterkolom staan) zijn apart gemarkeerd met rode inkt. Resten van rubricering doen vermoeden dat ook op fol. 2v minstens één lombarde stond (kolom 2vb). Verder werd (bij deze vier bladen) rode inkt gebruikt voor het markeren van bepaalde woorden, voornamelijk aanduidingen van personages: coninc of coninghen (M49, M53, M95, M97, M98), jonathas (M56), joncfrouwe (M102, M215), marien (M144), jngel (M153), jonchere (M222) en egelentinen (M227). Ook het afgekorte woord conincrike is twee keer gemarkeerd (M69, M105), alsmede de cijfers .xxx. (M126) en .i. (M137 en M273). In kolom 2rb is de rode inkt kennelijk gebruikt om een correctie te markeren (in M91).Ga naar voetnoot7 In de onderrand zijn enkele verluchtingen aangebracht. Midden onder kolom 2rb is met bruine en rode inkt een tekening aangebracht die mogelijk een plant zoals Lievevrouwebedstro moet voorstellen.Ga naar voetnoot8 Rechtsonder kolom 3rb is, wederom met bruine inkt, een heraldische lelie op een verhoogje afgebeeld, waarbij het verhoogje met rode inkt nog iets breder is gemaakt (zie afbeelding 1). Deze tekening lijkt sterk op een notarismerk.Ga naar voetnoot9 Onder kolom 3vb is met rode inkt een handje afgebeeld, kennelijk om de aandacht te vestigen op het begin van een belangrijke passage (het staat meteen onder M193: Nv seldi vanden bisscop horen). In de benedenmarge van fol. 2v staat, helemaal onderaan, d broet. Vermoedelijk is dat een aanwijzing voor een correctie. Of die is geschreven door de kopiist van de hoofdtekst is niet vast te stellen. Zoals gezegd wijkt het dubbelblad 5/6 sterk af van de twee andere dubbelbladen. Uit de paleografische analyse zal naar voren komen dat de eerste twee dubbelbladen zijn geschreven in een textualis met enkele cursieve elementen. Op het dubbelblad 5/6 zien we zowel een textualis met een toenemend aantal cursieve trekken (fol. 5) als een zuivere cursiva (fol. 6). Opmerkelijk is verder dat in kolom 5rb geen aparte hoofdletterkolom is voorzien waar dat in de kolommen 5ra, 5va en 5vb wel is gebeurd (en ook bij alle kolommen op fol. 6). Het dubbelblad 5/6 toont geen enkel spoor van rubricering. De lombarden waarvoor ruimte is voorzien (bij de verzen M346 en M397) zijn niet ingevuld. Behalve de drie stroken van dubbelbladen zijn er bij de fragmenten van Jonathas ende Rosafiere ook twee snippers aangetroffen die kennelijk tot dezelfde papieren codex behoorden. Het eerste fragmentje (Ma) is een snipper met een maximale hoogte van 29 mm en een maximale breedte van 10 mm. Mogelijk gaat het om een snipper die in de lijmpot was terecht gekomen.Ga naar voetnoot10 Op de ene zijde zijn enkele delen van woorden zichtbaar (die hierachter ook zijn getranscribeerd). De vormgeving van de letters en de regelafstand (ca. 5,0 mm) sluiten aan bij de dubbelbladen 1/4 en 2/3. Hoewel er maar weinig letters leesbaar zijn, kan toch de hypothese naar | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 312]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 1 Voorbeeld van regelvulling op fol. 3rb (vers M171) met onder de kolom een mogelijk notarismerk (detail, foto: Lieve Watteeuw).
voren worden geschoven dat het gaat om een paralleloverlevering van vs. 234-238 van handschrift-Borgloon (zie daarvoor de editie verderop in deze bijdrage). In dat geval zal de snipper afkomstig zijn uit de eerste kolom van het blad dat op fol. 4 volgde. Op de achterzijde van de snipper zijn enkel bovenaan (delen van) letters zichtbaar (twee regels in plaats van vijf zoals op de voorzijde), vermoedelijk omdat de drie volgende verzen van deze tweede kolom (op de versozijde op het blad na fol. 4) korter waren dan de verzen erboven. De tweede snipper (Mb) zit nog samengeplakt met enkele andere stukjes papier (het geheel is door de restauratrice als 8/7 genummerd). De maximale breedte van het papiertje is 64 mm, de maximale hoogte 58 mm. De ene zijde van de snipper lijkt niet beschreven, op de andere zijn enkele (delen van) woorden te lezen, waaronder vermoedelijk ook enkele verseinden (de rijmende woorden stoet en bloet, een rijmpaar dat we ook in M336-337 aantreffen). Het gaat om zes regels waarvan het schrift sterk lijkt op het schrift op fol. 5, met als cursief element een s die door de regel zakt (Mb2). Onder deze regels is een benedenmarge zichtbaar van ca. 29 mm. Dat er hier een onderrand is, betekent meteen ook dat de snipper niet afkomstig kan zijn van (de bovenkant van) het dubbelblad 5/6. Mogelijk komt het fragmentje van het dubbelblad dat tussen fol. 5 en 6 verdwenen is. Die lacune is min of meer reconstrueerbaar (zie ook hierachter), maar een overeenkomstige passage levert dat niet op. Toch zal snipper Mb hierna worden uitgegeven tussen fol. 5 en 6. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3 Paleografische analyse en dateringGa naar voetnoot11De Mechelse fragmenten van Jonathas ende Rosafiere bevatten twee typen schrift: een littera textualis en een littera cursiva. De dubbelbladen 1/4 en 2/3 zijn geschreven in een textualis die echter ook een beperkt aantal cursieve elementen bevat. Een eerste cursief element, zo laat Erik Kwakkel weten, is de zogenoemde ‘mee- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 313]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geschreven luchtlijn’, die ervoor zorgt dat er een lus verschijnt aan een stokletter. Op deze dubbelbladen is een dergelijke lus alleen aan de stok van de d te vinden, bijvoorbeeld in hoerde (M3), worde (M4) en seide (M5). Een tweede cursief element op de eerste vier bladen is de schrijfwijze van de a in twee verdiepingen, waarvan soms het ronde deel losstaat van de verticaal, waardoor deze letter de vorm heeft van een cirkeltje met een los stokje. De cirkel is doorgaans middels een ‘dwarrellijntje’ met de top van de verticaal verbonden (zie bijvoorbeeld al in M116). Op een derde cursief element maakt Petros Samara attent. Het betreft de vorm van x'en in M126. Deze zijn in één streek neergezet en dat zal straks ook voor de datering van belang blijken. Wat de eerste vier bladen betreft, vermeld ik hier bovendien dat in deze textualis soms nog een lange s op het woordeinde wordt aangetroffen, onder meer in als (M37) en Jonatas (M56, M141). Erik Kwakkel attendeert verder op een sporadische ‘tong-e’. De ronde s is volgens hem van het ‘Brezel’-type (Schneider 1999: 45 en afb. 10 op p. 52). Terwijl het schriftregister op de dubbelbladen 1/4 en 2/3 relatief weinig cursieve kenmerken bevat - alleen de d heeft een lus, terwijl de a met losse stok slechts heel af en toe voorkomt - is fol. 5 geschreven in een textualis die in verdergaande mate cursief is (zie afbeelding 2). De overgang naar een textualis met meer cursieve elementen vindt vrij plotseling plaats. Kolom 5ra is nog geschreven in de ductus van de licht onzuivere textualis (zoals op fol. 1-4), hoewel er hier al lussen te zien zijn aan de l en de k in vriendelike (M286). Dergelijke ‘cursief getrokken, bolle schachten’, zoals Jan Burgers ze noemt, komen vanaf kolom 5rb vaker voor. Volgens Erik Kwakkel valt de overgang samen met het gebruik van een nieuwe pen, die dunner is en flexibeler (een cursiva-pen dus), zodat de letterdikte sterker gaat varieren, hetgeen volgens Kwakkel goed te zien is aan de lussen, die vaak een dikke en een dunne kant hebben. Dat dit geen zuivere cursiva is, wordt volgens hem duidelijk door de vorm van de lange s, die op de regel wordt geplaatst - en niet, zoals bij de cursiva te doen gebruikelijk, door de regel heen zakt - alsook door de afwezigheid van lussen aan alle stokletters: de d heeft standaard een lus, maar de b, h, k en l
Afb. 2 Fol. 5r, kolom a en b, is geschreven in een textualis met een toenemend aantal cursieve trekken (foto: Lieve Watteeuw).
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 314]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
slechts af en toe. Ook Jan Burgers wijst op het voorkomen van de voor de textualis typerende ‘van links aangezette en holle schachten van de opgaande letters (b, h, k, l)’ zoals in herte (M303). In dit schriftregister komen we verder sporadisch een a in één verdieping tegen, zoals in haer (M340) en van (M344), hetgeen volgens Erik Kwakkel vermoedelijk ook als een cursief kenmerk kan worden opgevat. Als voorlopige conclusie kan alvast gelden dat de dubbelbladen 1/4 en 2/3 en fol. 5 zeer waarschijnlijk door dezelfde persoon zijn geschreven. Erik Kwakkel wijst daarvoor op de vorm van de g, de enthousiast uitgevoerde horizontaal die bovenop de dubbele l is geplaatst (onder meer in willic, M14 en allen, M337), de zwevende tweede poot van de k, de grote haarlijnen aan de t en vooral de vorm van de e, die ‘licht is gekanteld tegen de klok in en bijna op zijn rug lijkt te liggen (dit is vooral duidelijk wanneer de e in eindpositie van de regel wordt aangetroffen)’. Maar hoe zit het met fol. 6, een blad dat samen met fol. 5 een dubbelblad vormt? Dit zwaar gehavende blad is geschreven in een zuivere cursiva (zie afbeelding 3). De a bevat zowel één als twee verdiepingen. Dat we hier met een ander schrift te maken hebben - geen onzuivere textualis, maar een heuse cursiva - is te zien aan de lange s, die standaard door de regel zakt, en de standaard aanwezigheid van lussen aan alle stokletters. Op het eerste gezicht lijkt het weinig waarschijnlijk dat dit schrift op fol. 6 door dezelfde kopiist als fol. 1-5 is geschreven. Volgens Erik Kwakkel oogt het schrift wat jonger, is de letterhoogte veel lager en zijn de lettervormen erg verschillend. De g is op fol. 6 bijvoorbeeld niet horizontaal doorgetrokken, doch krult op en raakt de onderkant van het ronde gedeelte. De y wordt wel als i gebruikt (noyale, M408). De lage a is standaard en de a in twee verdiepingen is uitzondering (dus precies andersom als de hand van fol. 1-5). De schacht van de lange s is nu en dan gesplitst (vermoedelijk door het gebruik van een zeer dunne pen). De p heeft nu en dan een gesplitste verticaal. Toch zien Erik Kwakkel, Jan Burgers en Petros Samara ook opmerkelijke over-
Afb. 3 Fol. 6ra is geschreven in een zuivere cursiva (detail, foto: Lieve Watteeuw).
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 315]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
eenkomsten tussen beide schrifttypen. Erik Kwakkel wijst op de dubbele l die overdwars is verbonden, de r in eindpositie die ver naar rechts wordt doorgetrokken (bijvoorbeeld allegader, M415) en de aanwezigheid van de ‘Brezel-s’. Jan Burgers en Petros Samara wijzen voorts op ‘voorkomen en vorm van de de-ligatuur in alle schrifttypen van fol. 1-6 en op de overeenkomsten die de verbindingen van c en g met een volgende schachtletter vertonen’. Een voorbeeld van dat laatste is volgens hen te zien in ghelt (M305, fol. 5rb) en hantghesla(ch) (M353, fol. 6ra, zie afbeelding 3). Deze overeenkomsten doen vermoeden dat alle bladen door dezelfde kopiist werden geschreven. Erik Kwakkel benadrukt dat de aanwezigheid van rubricering op slechts een deel van de bladen (wel op fol. 1-4 en niet op het dubbelblad 5/6) wel vreemd is. Een kopiist (of rubricator) bracht gewoonlijk pas na voltooiing van het volledige kopieerwerk de rubricering aan, terwijl die hier kennelijk gaandeweg werd aangebracht. Gecombineerd met de steeds sterkere aanwezigheid van cursieve elementen in de textualis en de uiteindelijke overgang naar een echte cursiva, kan de afwezigheid van rubricering erop wijzen dat de kopiist met toenemende haast aan deze kopie werkte. Aanvankelijk werd alles netjes afgewerkt, doch naarmate het werk vorderde werd de snelheid van het productieproces opgevoerd. Een aanwijzing daarvoor vormen, nog steeds volgens Erik Kwakkel, ook de lijntjes die de regels netjes uitvullen op fol. 2-4 (en incidenteel op fol. 1), terwijl op fol. 5 en 6 een dergelijke ‘uitvulling’ niet voorkomt. Zulke lijntjes waren niet nodig (en zelfs ongebruikelijk) en zullen vermoedelijk al snel zijn overgeslagen als er haast in het spel was. Ook de overgang naar een ander schrifttype kan duiden op gehaastheid. De textualis, die blijkens de cursieve elementen reeds op hoge snelheid werd uitgevoerd, werd vervangen door een schrift dat nog veel sneller was, namelijk de cursiva (Gumbert 1995: 62 en Parkes 2008: 71-85, vooral 82-85).Ga naar voetnoot12 Dat deze kopiist kennelijk geleidelijk overstapte van een textualis (met cursieve kenmerken) naar een echte cursiva kan erop wijzen dat hij (want vermoedelijk was het inderdaad een man) vooral gewend was om cursief te schrijven. Wellicht gaat het om iemand die gewoon was met documenten te werken, misschien zelfs beroepsmatig. Ook de keuze voor papier is daarmee wellicht te verklaren aangezien rekeningen en dergelijke al veel vroeger op papier werden genoteerd. In dit verband wijst Erik Kwakkel ook op de afkorting in joncfrouwe (M102, M215), waar ouwe op een ongebruikelijke manier wordt afgekort door een krul die over de r is getrokken. Dit lijkt zowel wat vorm als functie betreft sterk op het gebruik van het ‘varkensstaartje’ in administratieve stukken, waar alle letters die nog volgen in het woord worden afgekort middels een krul (Kwakkel 2003: 233 / 2010: 423). Ook de tekening in de benedenmarge van fol. 3r kan mogelijk als argument worden aangedragen om de kopiist aan te merken als iemand die gewoon was administratieve stukken te produceren. Deze tekening heeft namelijk, zo stelt Erik Kwakkel vast, veel weg van een notarismerk (zie ter vergelijking bijvoorbeeld de Mechelse notarismerken bij Mannaerts 1997). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 316]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Als datering denken Erik Kwakkel, Jan Burgers en Petros Samara aan het derde kwart van de veertiende eeuw. Die datering past zowel voor de textualis als voor de cursiva. Voor de textualis kan hiervoor volgens Erik Kwakkel worden gewezen op de aanwezigheid van cursieve elementen, de minuskelvormen in de kapitaalkolom (zoals d en h), alsook op de aanwezigheid van de lange s en tong-e. Tegen een datering voor ca. 1350 pleiten de overdwars verbonden dubbele l en de aanwezigheid van een haarlijn aan de t: beide komen voor 1350 nauwelijks voor. Specifiek op het derde kwart van de veertiende eeuw wijst volgens Petros Samara ook de vorm van de x: Het gaat om de ‘cursieve’ x op fol. 2v (in .xxx. daghen menich man, M126). Deze x, in één streek neergezet in plaats van in twee streken, komt voor 1350 niet voor. Tegen 1375 is deze ‘moderne’ x echter het dominante type. Wat betreft het cursieve schrift op fol. 6 wijst Erik Kwakkel op de vorm van de a's (het voorkomen van zowel een lage als hoge a). Een dergelijke combinatie duidt volgens hem op de tweede helft van de veertiende eeuw. Petros Samara preciseert dat die combinatie in ieder geval in Leuven in 1400 al niet meer voorkomt, ‘maar eigenlijk is hij al in kruisjaar 1375 vrij zeldzaam’. Volgens Jan Burgers wordt de datering in het derde kwart van de veertiende eeuw bevestigd door de staart van de g (voor de verschillende typen van de g, zie Burgers 2008: met name 22-23): De staart van de g vertoont op fol. 1-5 soms een ouderwetse vorm (type 1), die in de eerste helft van de veertiende eeuw nog gangbaar is (bijvoorbeeld op fol. 5ra gesmide, M293), soms een modernere vorm (type 5) uit het midden en de tweede helft van de eeuw (bijvoorbeeld op fol. 5rb gi M306). Op het cursieve fol. 6 zien we een g van het type 3, met cursieve en lange verticale staart, die het meest in de jaren 1350 voorkomt, daarna bijna niet meer. Deze overtuigende datering in het derde kwart van de veertiende eeuw maakt de fragmenten vanuit paleografisch standpunt heel bijzonder. Ze representeren immers een van de oudste Middelnederlandse literaire handschriften op papier. Uit de veertiende eeuw zijn er niet meer dan tien van dergelijke handschriften en fragmenten bekend (Kwakkel 2003: 225/2010: 415). De Mechelse fragmenten zijn min of meer contemporain met het Brugse Gulden legende-handschrift van 1358, dat bekend staat als het oudste Middelnederlandse literaire handschrift op papier (Kwakkel 2003 / 2010). Nog opmerkelijker is dat de Mechelse fragmenten de oudst bewaarde Middelnederlandse literaire tekstgetuige vormen (en de enige uit de veertiende eeuw) die zowel is geschreven op papier als (grotendeels) in een textualis. Met uitzondering van Italië gebruikten kopiisten in Europa tot 1400 standaard een cursief wanneer ze papier als beschrijfmateriaal gebruikten (Kwakkel 2003: 243 / 2010: 433). Dat in dit geval zowel een textualis als een cursiva werd gebruikt, maakt dit literaire handschrift nog zeldzamer. Op basis van al deze gegevens vermoeden Erik Kwakkel en Jan Burgers dat de kopiist deze codex vervaardigde voor eigen gebruik. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 317]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4 LokaliseringVoor een lokalisering van de Mechelse fragmenten heb ik een beroep gedaan op de expertise van de taalkundigen Evert van den BergGa naar voetnoot13 en Amand Berteloot.Ga naar voetnoot14 Beiden onderzochten zowel de rijmen als het verdere taalgebruik. Aangezien het hier niet de plaats is om de taal van de oorspronkelijke dichter van Jonathas ende Rosafiere te bestuderen - daarvoor worden beter alle tekstgetuigen in het onderzoek betrokken - zal ik enkel de bevindingen over het niet-rijmende taalgebruik aanhalen. De twee onderzoekers vinden het belangrijk te benadrukken dat ze dit dialectonderzoek - waarvan de conclusies niet tegenstrijdig zijn - onafhankelijk van elkaar hebben uitgevoerd. In samenspraak met de betrokkenen zal ik de analyses daarom na elkaar en integraal citeren. Van den Berg wijst op een overwegend Brabants taalgebruik en signaleert tevens wat meer westelijke verschijnselen die volgens hem naar Antwerpen of Mechelen kunnen wijzen: De taal buiten het rijm is overwegend Brabants:
Toch zijn er ook meer westelijke verschijnselen:
Ten slotte een probleemgeval: het westelijke brochte in M131. In Belgisch Brabant komt deze vorm in de veertiende eeuw niet voor, daar heeft men steeds brachte. Voor de provincie Antwerpen zijn er echter geen gegevens. Omdat men in Antwerpen en Mechelen wel vaker westelijke verschijnselen vindt, zou brochte in die richting kunnen wijzen. Sterk is dit argument ex silentio echter niet.
Kortom: Naast een overwegend Brabants taalgebruik vindt men ook wat meer westelijke verschijnselen, die naar Antwerpen/Mechelen kunnen wijzen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 318]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Amand Berteloot, van zijn kant, meent dat het zeker gaat om een afschrift uit het zuidwesten en denkt daarbij aan het zuidwesten van Brabant, maar ook het zuidoosten van Oost-Vlaanderen is volgens hem niet uitgesloten: Het afschrift is afkomstig uit het zuidwesten: es, met, diere (duur), gedinken (M60), bringen (M130), (n)emmer (M60, M264), ontbreken van apocope. Interessant zijn een paar vreemde vormen met k in plaats van ch: mac (= mach, M72), nact (nacht, M284). Vormen met ct i.p.v. cht signaleert Van Loey, Klankleer, paragrafen 110 en 111, Aant. (Van Loey 1976: 101-104) in Vlaanderen en Brabant (in het bijzonder in Zuidwest-Brabant en Mechelen). Typisch Vlaamse kenmerken komen nauwelijks voor: op, vol, af, ic ben (M143), comen, soeken (geen ou-spelling), si (pron. 3e pers. vr. enk., geen soe), quamen (M128), geen afwijkingen bij h (behalve edelede (M274). Daarentegen wel brochte (M131) en één keer bede (M120) naast beide (M352). De afschrijver werkt ook rijmen als bedocht : brocht (3x) en sceden : gerede (M149-150) niet weg, wat zonder meer mogelijk geweest zou zijn. Vlaams, maar eerder oostelijk dan westelijk is sente (M125). Typisch Brabantse kenmerken zijn er wel, maar in bescheiden mate: (si) selen, ghi selt/seldi naast ic sal, du salt, selc (M58). Daarentegen ontbreken brabantismen als umlautvormen resp. het voegwoord ochte (of: M186, M282). Geen verklaring heb ik voor: brollocht (M90). Leggen (M252) is merkwaardig. Uit de context is niet duidelijk of het om Nieuwnederlandse ‘liggen’ of ‘leggen’ gaat. Concluderend: de kopie is ontstaan in het zuidwesten, vermoedelijk binnen de driehoek Mechelen - Oudenaarde - Brussel. Deze taalkundige analyses kunnen worden gelegd naast het feit dat de fragmenten zijn opgedoken in Mechelen en daar in 1418 of kort daarna door boekbinder Peter van Ghestele werden verwerkt als bindmateriaal. Dat doet vermoeden dat het handschrift in de veertiende eeuw ook in die omgeving is ontstaan en er heeft gefunctioneerd tot het werd afgedankt.Ga naar voetnoot15 Een lokalisering in of nabij Mechelen is op grond van die overweging het meest waarschijnlijk. De dialectgeografische analyses spreken zo'n lokalisering niet tegen. Mechelen vormt een van de hoeken van de driehoek die Amand Berteloot naar voren schuift en de stad vervulde een bijzondere positie in het grensgebied tussen Vlaanderen en Brabant. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5 Transcriptie en reconstructieIn deze paragraaf probeer ik de tekst van de Mechelse fragmenten zo helder mogelijk weer te geven en tevens zicht te bieden op de ontbrekende delen van deze codex met Jonathas ende Rosafiere. De transcriptie is diplomatisch, grotendeels volgens de richtlijnen zoals die zijn gehanteerd in de editie van de fragmenten van de Roman van Heinric en Margriete van Limhorch (De Wachter e.a. 2000: met | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 319]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
name 59-67). Vierkante haken duiden daarin op materiële lacunes (gaatjes in het papier e.d). Er wordt in de transcriptie zelf geen voorstel gedaan voor reconstructie van deze passages. Spaties binnen de vierkante haken zijn bedoeld om een indruk te geven van de omvang van de lacune. Met ronde haakjes zijn passages aangeduid die moeilijk leesbaar of onleesbaar zijn, bijvoorbeeld door waterschade. Hier wordt een lezing voorgesteld indien de herkenbare (delen van) letters daartoe aanleiding geven. Als er niets te lezen is, blijft zo'n passage blanco tussen de ronde haken. Ook hier wordt met de spaties een indruk gegeven van de omvang van de onleesbare passage. De rode lombarden van twee regels hoog zijn aangegeven met vet. De overige rubricering is niet aangeduid in de transcriptie (maar die is hierboven wel beschreven). In de linkerkolom wordt telkens een folio- en versnummering gegeven (waarbij M staat voor de Mechelse tekstgetuige). In de rechterkolom wordt verwezen naar parallelverzen uit de andere tekstgetuigen: handschrift-Borgloon (B; nummering volgens de diplomatische editie Biemans e.a. 2000), de druk Gent (G; nummering volgens de editie De Pauw 1897: 487-493) en de druk Leiden (L; nummering volgens de editie van Maximilianus 1914). Er is geen overlap vastgesteld met de Amsterdamse druk (A; uitgegeven door Huizinga 1975 en opnieuw door Sleiderink 2009). Zie voor een overzicht ook de bijlage. De afkorting ‘vgl.’ wordt gebruikt als er wel enige overeenkomst is met een vers in een andere tekstgetuige, maar die overeenkomst te gering is om van een parallelvers te spreken. Bijzondere markering krijgen verzen die niet in een andere tekstgetuige te vinden zijn, terwijl de omringende verzen dat wel zijn. Deze verzen - die wijzen op tekstuele veranderingen tijdens het overleveringsproces - worden aangeduid met het symbool ø in de rechterkolom. Behalve de grote stroken die ik heb genummerd als fol. 1 tot en met 6 (met daarbij een doorlopende versnummering), geef ik hieronder ook een (poging tot) transcriptie van de twee kleine snippers (Ma en Mb), op de plaats waar ze het meest waarschijnlijk thuishoren. Voor snipper Ma is dat na fol. 4, voor snipper Mb na fol. 5. Omdat het niet mogelijk is deze verzen met zekerheid in het verhaal te plaatsen, wordt hier gewerkt met een afwijkende versnummering (Ma en Mb). Vooraleer met de transcripties te starten en die in de verhaalcontext te situeren is het nuttig in te gaan op de kolomhoogte. Hoewel in de Mechelse fragmenten nergens een volledige kolom is overgeleverd, is in de materiële beschrijving hierboven al even aangestipt dat de kolomhoogte vermoedelijk rond 43 à 44 verzen schommelt. Aanwijzingen daarvoor kunnen worden ontleend aan een vergelijking met andere tekstgetuigen, met name het (eveneens fragmentarische) handschrift-Borgloon (B). We moeten hierbij wel een flinke slag om de arm houden. Vergelijking tussen de fragmenten laat zien dat Mechelen soms verzen bevat die in de overeenkomstige passages in Borgloon zijn weggevallen (zie hierachter bijvoorbeeld M244-246 en M297-299). In omgekeerde richting lijkt dat niet het geval te zijn: Mechelen heeft in de overeenkomstige passages nooit minder verzen. Bij de vergelijking kan ook de druk uit Gent (G) worden betrokken, maar daar lijken de afwijkingen groter. Soms heeft Mechelen daar meer verzen (vgl. M79-90 met G97-104) en soms Gent (vgl. M38-50 met G13-42). Hier lijkt de tekst grondiger te zijn gewijzigd. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 320]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De meest betrouwbare aanwijzingen om de kolomhoogte te bepalen lijken die te zijn waarbij twee opeenvolgende kolommen van de Mechelse fragmenten duidelijk overlappen met Borgloon. Zo moet tussen de onderkant van kolom 4ra (M228) en het eerste zichtbare vers van kolom 4rb (M229) een passage hebben gestaan die inhoudelijk overeenkomt met B93-117. Als het aantal verzen in Mechelen voor deze passage overeenkomstig zou zijn met Borgloon (waarbij de lacune dus 25 verzen zou tellen), dan zou kolom 4rb in zijn geheel 43 verzen hebben geteld (25 verloren + 18 zichtbaar). Dat er inderdaad een oneven aantal verzen stond in kolom 4rb lijkt te worden bevestigd door het feit dat 4ra op een rijmpaar eindigt, maar 4rb niet. Voor kolom 4va is meer voorzichtigheid nodig bij het inschatten van de kolomhoogte want 4rb eindigt met drie verzen die niet in B staan (M244-246). Misschien begon kolom 4va dus met een of meer verzen die ontbraken in B. Tot aan het eerste zichtbare vers van kolom 4va (M247) zal verder een passage hebben gestaan die (min of meer) overeenkomt met B133-156, dat zijn 24 verzen. Dat zou betekenen dat kolom 4va minstens 43 verzen telde (24 verloren + 19 zichtbaar). Waarschijnlijker is echter dat het gaat om 44 verzen want afgaande op het rijm telde kolom 4va een even aantal verzen. Voor kolom 4vb is te verwachten dat er meer verzen stonden dan in kolom 4va. Vooral onderaan die kolom worden de verzen immers steeds dichter op elkaar geschreven (16 verzen in de a-kolom nemen evenveel ruimte in als 18 verzen in de bkolom). Boven de zichtbare verzen van kolom 4vb stond een passage die overlap zal hebben vertoond met B176-203, dat zijn 28 verzen. Samen met de zichtbare verzen (M266-284) kan kolom 4vb maar liefst 47 verzen hebben geteld. Afgaande op het rijm zou de kolom inderdaad een oneven aantal verzen moeten hebben geteld. Mijn voorlopige conclusie is dat de kolommen op fol. 1-4 doorgaans 43 of 44 verzen hoog waren, hetgeen wil zeggen dat een blad zo'n 175 verzen telde en een dubbelblad ca. 350. Vergelijkbare getallen lijken aannemelijk voor het dubbelblad 5/6 en de andere bladen die na fol. 4 nog volgden in de codex. Daar kom ik nog op terug. Maar nu eerst het verhaal. Enkel het handschrift-Borgloon bevat een passage die voor het eerste Mechelse fragment is te situeren. Het betreft de gehavende verzen B1-55. Wat daarin wordt verteld is niet met precisie te reconstrueren, maar er is kennelijk al sprake van Rosafiere (B46) en van de vader van een mannelijk personage, mogelijk die van Jonathas (sijn wader, B40). Een deel van de passage is in de directe rede gesteld - met hoofse zinswendingen - en het gaat er kennelijk emotioneel aan toe. Vermelde plaatsnamen zijn parijs (B48) en vranckerijc (B50). Het eerste Mechelse fragment (fol. 1ra) is vermoedelijk niet ver hierna te situeren.Ga naar voetnoot16 We vernemen daarin dat de moeder van Jonathas van verdriet flauwvalt nadat ze haar zoon heeft beluisterd. Daarop zegt Jonathas dat hij zich zal schikken naar haar wil, omdat hij zich wil houden aan het gebod van God dat kinderen hun vader en moeder moeten eren. Deze passage is in geen enkele andere tekstgetuige bewaard gebleven. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 321]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Na de toezegging door Jonathas spreekt zijn moeder kennelijk een troostend woord. Dat zal dan hebben gestaan in de lacune die vermoedelijk zo'n 24 verzen telde (als kolom 1rb er 43 telde). In de volgende Mechelse passage, die opnieuw uniek is in de overlevering van de tekst, reageert Jonathas immers hoopvol op zijn moeder en hij trekt met haar de zaal in waar hij zijn vader treft. Deze schenkt van pure blijdschap een glas koele wijn. De moeder denkt intussen na hoe ze haar zoon kan helpen.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 322]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hierna is er een lacune van zo'n 25 verzen (indien kolom 1va 44 verzen telde). In die lacune moet de moeder van Jonathas een gesprek zijn begonnen met diens vader, de koning. Dat blijkt namelijk als we er een andere tekstgetuige bij betrekken, het gedrukte fragment van Gent (G1 en verder). Dat fragment opent met een gesprek onder de prachtige sterrenhemel (G1-3). Jonathas' moeder wijst haar man op de vergankelijkheid van het leven en de nederigheid die Christus betoonde toen hij naar de aarde kwam. Ze doet dat omdat ze wil dat haar man nederig is in zijn houding ten opzichte van Jonathas.
Afgaande op het Gentse fragment zijn er tussen het einde van kolom 1va (M56) en het eerste zichtbare vers van kolom 1vb (M57) 25 verzen verloren gegaan. Dat zou betekenen dat kolom 1vb 43 verzen zou hebben geteld, hetgeen een bevestiging kan zijn voor de reconstructies voor fol. 4 (zie boven). Afgaande op het rijm zou het inderdaad moeten gaan om een oneven aantal verzen. In het ontbrekende deel van kolom 1vb zal Jonathas' moeder aan haar man hebben gevraagd in te stemmen met een huwelijk met Rosafiere die weliswaar weinig bezittingen heeft, maar anderzijds een beter karakter heeft dan clarijn van vrankerijc (G62). Ze verwijst daarbij nogmaals naar de kruisdood van Christus. De koning denkt na en zegt dat zijn vrouw een goede preek heeft gehouden (G75). Hij wil, zo lezen we in onderstaande verzen, inderdaad de passie en nederigheid van Christus gedenken en desnoods zijn koninkrijk opgeven om eervol te kunnen leven. Hij stelt zijn vrouw gerust.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 323]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
M63: vec, lees: oec Tussen fol. 1v en 2r ontbreken geen volledige bladen. Dat is zeker omdat ook fol. 3v en 4r direct op elkaar moeten zijn gevolgd (zie aldaar). Fol. 1 en 4 en fol. 2 en 3 vormen immers dubbelbladen. Dat betekent dat tussen M74 en M75 iets meer dan een halve kolom is verdwenen, mogelijk 28 verzen als de kolom 44 verzen telde (het rijm wijst op een even aantal verzen). In deze lacune dringt de moeder van Jonathas kennelijk nog eens aan (vgl. G89-92).Ga naar voetnoot17 De koning wijst er vervolgens op, zoals we hieronder kunnen lezen, dat zijn vrouw destijds ook van lagere komaf was, maar toch zijn hart veroverde. Hij leed daaronder zoals Jonathas nu lijdt. Omdat zijn vrouw dat wenst, stemt hij alsnog in met het huwelijk.
M75-76: In de marge voor deze verzen staat een kruis waarvan de functie niet duidelijk is (vgl. tevens commentaar bij M211 en bij de lombarde in M139). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 324]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Als de tekst in het Mechelse fragment hierna parallel verliep met het Gentse fragment, dan moeten er (minstens) 28 verzen ontbreken bovenaan kolom 2rb (vgl. G105-132). Dat geeft een kolomhoogte van opnieuw 44 verzen (28 + 16), hetgeen binnen de verwachtingen ligt en ook kan kloppen volgens het rijm (een even aantal verzen). Inhoudelijk wordt in deze ontbrekende passage verteld hoe de koningin (de moeder van Jonathas) haar man en God bedankt en aan Jonathas het goede nieuws meldt. Deze bedankt op zijn beurt zijn moeder en haast zich naar Rosafiere om haar te zeggen dat hij de toestemming heeft gekregen van zijn ouders om toch met haar te trouwen. Rosafiere zegt dat ze ziet dat hij van haar houdt en verzekert hem dat het wederzijds is (en daar eindigt het Gentse fragment). In de passage hieronder lezen we dat Jonathas Rosafiere meeneemt naar de zaal. Ze wordt ontvangen door de vader van Jonathas en de koning van perbijs. Jonathas' vader wil een trouwe vader zijn voor Rosafiere. Hij zal haar, behalve zijn zoon, ook vele geschenken en zelfs een koninkrijk aanbieden. Deze passage kent geen parallelle overlevering in andere tekstgetuigen, net zo min als de passages die erop volgen (tot en met M210).
M91: tussen wel en bedocht lijken twee lettertekens te zijn weggekrabd (niet leesbaar, ook niet met UV-licht). De plaats is met twee rode streepjes gemarkeerd. De omvang van de lacune tussen M106 en M107 is wellicht 27 verzen (als kolom 2va 43 verzen telde). Wat erin stond is niet te achterhalen. Daardoor is ook niet duidelijk wie in onderstaande passage aan het woord is. Mogelijk is dat de vader van Jonathas, maar het kan ook Jonathas zelf zijn. Belangrijk is wel dat met haers vader (M107) vermoedelijk wordt gedoeld op de vader van Rosafiere die verderop in het verhaal zo'n kwalijke rol zal spelen. De ik-figuur kijkt naar de toekomst en wil dat alle vrouwen van zijn land Rosafiere - want over haar zal het wel gaan in M112-113 - zullen dienen, waarna zij hen grote geschenken (mieden) kan geven (van de geschenken die ze van haar schoonvader zal hebben gekregen?). Overal | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 325]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in Oriënt (de plaatsnaam die ook in M2 wordt vermeld) worden boden uitgezonden opdat arm en rijk naar het huwelijksfeest zal komen. Allen zullen er brood en wijn krijgen.
Onderaan de benedenmarge van fol. 2v (nog net onder kolom 2va) staat d broet. Mogelijk betreft het een correctie met betrekking tot (het verloren deel van) de bovenstaande kolom waarbij de d staat voor deficit (vgl. voor het gebruik van een correctie-d Kwakkel 2002: 108-111). Is er een verband met M122 waarin het woord broet ook voorkomt? Opnieuw ontbreken hierna vermoedelijk 27 verzen (als kolom 2vb 43 verzen telde). Na deze lacune begint een nieuwe paragraaf - gemarkeerd met een lombarde - waarin ten eerste wordt gesteld dat de boden inderdaad door Oriënt trokken. Dertig dagen later, op Sint-Jan, verzamelden vele mannen en vrouwen. Een mannelijk personage - vermoedelijk gaat het om Jonathas, al kan het ook zijn vader zijn - laat daarop zijn paard brengen, voorzien van alle pracht en praal.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 326]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
M123-124: resten van rubricering voor M123 doen vermoeden dat dit vers met een twee regels hoge lombarde begon. Het vers dat erop volgt (M124) lijkt inderdaad te beginnen met al (zonder letter in de hoofdletterkolom). Strikt genomen is het mogelijk dat er tussen fol. 2v en 3r nog een of meer dubbelbladen (van telkens zo'n 352 verzen) hebben gezeten. Het is echter aannemelijker dat hier enkel de bovenkant van kolom 3ra ontbreekt (28 verzen als de kolom 43 verzen telde). Alle voorbereidingen voor een huwelijk tussen Jonathas en Rosafiere zijn getroffen en de gasten zijn gearriveerd. In de verzen na M138 wordt vermoedelijk enkel nog verteld hoe Jonathas bij een Mariabeeld smeekt dat Maria hem meedeelt of ze instemt met dit huwelijk (zoals Jonathas later zelf in herinnering zal brengen, zie B399-406). En dan volgt een verrassende wending die wordt ingeluid door de lombarde in M139. Een engel laat weten dat Jonathas niet met zijn geliefde mag trouwen, omdat Maria dat niet wil. Hij wordt gedwongen te kiezen tussen Maria en Rosafiere. Als Jonathas dat hoort, valt hij flauw.
M139: de D is een twee regels hoge lombarde in rode inkt. In deze lombarde staat in bruine inkt een kruisje waarvan de functie niet duidelijk is (het lijkt geen representant te zijn). Zie tevens commentaar bij M75-76 en M211. Hierop volgt helaas een ernstige lacune in de tekst. Van kolom 3rb, die vermoedelijk een even aantal verzen telde (wellicht 44), zijn nog twintig verzen deels overgeleverd, maar met veel tekstverlies. Een deel van het papier is verdwenen en van een ander gedeelte is de inkt grotendeels verdwenen, vermoedelijk door waterschade in de periode dat het fragment al dienst deed als vulling van het Mechelse kasboek. Over het verhaalverloop is enkel te speculeren, maar op basis van een latere passage in het handschrift-Borgloon mag wel worden verondersteld dat de engel hier voorspelt dat Rosafiere een kind van haar vader zal krijgen en zeven jaar als prostituee zal leven (zie B412-418). Ook zal hier voor het eerst gesproken worden over een alternatief huwelijk tussen Jonathas en Eglentine, de zus van Rosafiere. Jonathas zal in het vervolg van het verhaal liegen dat hij al heel lang verliefd is op Eglentine (M227) en in B114 wordt gesuggereerd dat Maria zelf opdracht gaf voor dat andere huwelijk. Bij M160 begint - blijkens de lombarde - een nieuwe paragraaf en vanaf dat moment lijkt het handelingsverloop geen ruimte | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 327]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
meer te bieden voor opmerkingen over de aanstaande verbintenis tussen Jonathas en Eglentine. De verteller verschuift de aandacht naar de zaal van het paleis waar kennelijk veel personen zijn verzameld (menegen man, M170). De genoemde jonchere (M162) moet Jonathas zijn, het lief (M165) is Rosafiere. Als Jonathas aankomt (bij Sint-Denijs? vgl. M171) gaat hij kennelijk heel verdrietig zitten of liggen (M172). Daarna zegt de verteller dat hij verder zal vertellen vander vrouwen.
M160: de M is een twee regels hoge lombarde in rode inkt. Bovenaan kolom 3va ontbreken vermoedelijk ongeveer 24 verzen (dat wil zeggen als de kolom 44 verzen telde). In M173 werd al aangekondigd dat er een passage zou volgen over een dame (vander vrouwen). Vanaf M174 zitten we inderdaad middenin een gesprek tussen een edele vrouwe (M176 en M181) en een maget (M182) of magediin (M185). De jongedame in kwestie is ongetwijfeld Rosafiere (zie ook M198), maar wie is de dame? Dat het de moeder van Jonathas zou zijn, is onwaarschijnlijk. Wellicht is het de koningin van Perbijs, de vrouw van de koning van Perbijs (vgl. M97). Zij speelt later in het verhaal ook nog een rolletje (vgl. B255-256 die coninghinne ... van prijsse die vrouwe faerlant). Hoe dat ook zij, Rosafiere verzekert deze dame dat ze aan haar hart voelt dat er een einde komt aan haar geluk, al weet ze niet waarom. De dame zegt hierop dat Rosafiere niet moet wenen alsof God haar het leven zal benemen. Ze kan beter kijken naar haar mooie en edele minnaar die voor haar staat. En dan kondigt de verteller aan dat hij verder zal spreken over de bisschop. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 328]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
M193: naar dit vers wordt in de onderrand verwezen met een handje in rode inkt. Bovenaan kolom 3vb ontbreken vermoedelijk zo'n 27 verzen. Zodra de tekst verder gaat, is de bisschop aan het woord. Hij vraagt aan Jonathas of hij met Rosafiere wil trouwen. Als Jonathas dat hoort valt hij flauw. Rosafiere wordt bleek en vraagt boos om uitleg. Ze wijst Jonathas erop dat er nog een weg terug is.
M208: Eeest lees Eest. Midden in het emotionele gesprek ontbreken zo'n 25 verzen (als 4ra 43 verzen telde). Doordat het gesprek overduidelijk doorloopt van kolom 3vb naar kolom 4ra is er inderdaad geen enkele twijfel dat fol. 3 en 4 direct op elkaar volgden (en | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 329]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
daardoor zullen inderdaad ook fol. 1 en 2 elkaar direct hebben opgevolgd). Om te weten wat in het gesprek tussen Rosafiere en Jonathas werd gezegd kunnen we een beroep doen op het handschrift-Borgloon (B56-78), al zijn die verzen erg gehavend. Vergelijking van onderstaande passage met de paralleloverlevering in Borgloon (B79-92) laat bovendien zien dat deze verzen - in directe rede en met veel sprekerswisselingen - in de overlevering kennelijk zeer kwetsbaar zijn geweest. Duidelijk is wel dat Jonathas tijdens het gesprek overeind springt (B69) en Rosafiere van repliek probeert te dienen. Dat valt hem heel zwaar. In onderstaande passage is eerst Rosafiere aan het woord. De talrijke sprekerswisselingen worden onder meer aangeduid middels de emotionele uitroep ay (M211, M221, M224, M225). Jonathas pretendeert dat hij was flauwgevallen omdat hij Rosafiere voor zich zag staan en niet zijn beminde. Op de vraag van Rosafiere op wie Jonathas dan wel verliefd mag zijn, antwoordt hij dat hij zwaar lijdt door zijn liefde voor Eglentine. De tekst is hier uitvoeriger dan in de overeenkomstige passage in handschrift-Borgloon.
M211: In de marge voor dit vers (en het voorgaande) staat een kruis waarvan de functie niet duidelijk is (vgl. tevens commentaar bij M75-76 en bij de lombarde in M139). Zoals hierboven al werd vermeld, ontbreken bovenaan kolom 4rb vermoedelijk 25 verzen waarvoor we een beroep kunnen doen op het handschrift-Borgloon (B93-117). Het merendeel van die verzen in Borgloon is weliswaar gehalveerd (B93-B111), maar we kunnen er toch uit opmaken dat Jonathas vertelt dat hij haar zus Eglentine hoger inschat dan een meisje ‘van Parijs’. Vermoedelijk gaat het hier om dezelfde Clarijn van Frankrijk die ook in G62 werd aangehaald ter vergelijking.Ga naar voetnoot18 Kennelijk wordt Rosafiere bij het aanhoren van Jonathas' woorden uitzin- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 330]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nig van verdriet, waarna ze naar haar kamer wordt gebracht. Haar zus wordt gehaald, het huwelijk gesloten en er wordt veertig dagen gefeest. Jonathas kan dit enkel verdragen omdat Maria het hem heeft opgedragen (B114). Op de laatste dag van de feestperiode (B117) ontvangt Eglentine de kroon van gode (M231), hetgeen we wellicht beter lezen als van goude (B120). Rosafiere is inmiddels dankzij Maria weer bij zinnen gekomen en ‘listig’ c.q. ‘weloverwogen’ (bi liste, M125) trekt ze naar een plek waar ze zich tooit met kostbaarheden, waaronder ook een riem die ze van haar geliefde had gekregen. Opmerkelijk genoeg ontbreekt dat laatste detail in Borgloon.
M236: tussen ghinc en bi zit er een gaatje in het papier. Vermoedelijk stond hier si. Zoals hierboven al werd aangegeven telde kolom 4va vermoedelijk 44 verzen die op het bovenste vers na (dat een rijmpaar vormde met M246) wellicht allemaal een parallel hebben in Borgloon (vanaf B133). Volgens deze parallelle overlevering zet Rosafiere ook nog een kroon op haar hoofd en zo trekt ze naar de zaal. Wanneer ze daar met alle egards wordt ontvangen, schrikt ze. Ze zegt dat ze het niet verdient dat men voor haar opstaat. Vervolgens gaat ze naar haar zus. Zoals hieronder is te lezen veegt Rosafiere Eglentine de mantel uit. Ze zegt zelfs dat ze zou willen dat ze haar eigenhandig had doodgeslagen. De kersverse koningin Eglentine neemt daarop de kroon van haar hoofd en biedt Rosafiere die aan, samen met het koninkrijk. Ook wil ze Rosafiere haar geliefde teruggeven. De zussen Eglentine en Rosafiere zijn immers maar met hun tweeën. Hun moeder hebben ze verloren.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 331]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zoals gezegd kon kolom 4vb wellicht tot 47 verzen tellen doordat vooral de onderste verzen zeer dicht op elkaar werden geschreven (waarom de kopiist dat deed is overigens niet duidelijk). In het ontbrekende bovenste deel werd, afgaande op Borgloon (B176-201), eerst nog gezegd dat de moeder van Rosafiere en Eglentine heel mooi en van hoge adel was. Hun vader liet hen achter toen hij tegen de Saracenen ten strijde trok en daardoor werden de meisjes uit hun eigen land verdreven. Nadat ze dat in herinnering heeft gebracht, biedt Eglentine nogmaals haar kroon aan, maar Rosafiere weigert. Ook haar geliefde hoeft ze niet terug. Ze wil wel weten waarom hij haar in de steek heeft gelaten. Eglentine zegt dat dat komt vanwege zijn liefde voor Maria, maar dat antwoord volstaat niet voor Rosafiere. Ze zegt dat ze nog een verzoek wil doen en daarop antwoordt haar zus, zoals hieronder is te lezen, heel hartelijk. Rosafiere vraagt niet om goud of iets dergelijks, maar zegt dat ze de plaats van Eglentine wil innemen zonder dat hij het door heeft. Dan zal hij immers uit eigen initiatief wel de waarheid vertellen. Het is om die reden dat Rosafiere die nacht absoluut bij Jonathas wil slapen.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 332]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De eerste snipper (snipper Ma) kan afkomstig zijn van een blad dat meteen volgde op fol. 4. Dat is hierboven al aangestipt. Ik geef hier de transcriptie van de vooren achterzijde. Met betrekking tot de voorzijde geef ik ook de mogelijk overeenkomstige verzen uit handschrift-Borgloon, voor de achterzijde is dat niet mogelijk. Daar zijn wel enkele sporen van letters zichtbaar, maar die zijn niet leesbaar. Als deze reconstructie klopt zitten we met de voorzijde van de snipper nog altijd in het gesprek tussen de twee zusters. Eglentine is bereid op het verzoek in te gaan, maar eist wel de grootste discretie van haar lieue zuster (B234). Rosafiere verzekert dat ze bereid is daarvoor te sterven (B235-236), waarna ze terugkeert naar de zaal (B237-238).
In de Mechelse fragmenten is - afgezien van de onleesbare achterzijde van snipper Ma - niets overgeleverd van hetgeen in Borgloon wordt verteld van B239 tot en met B858. Het gaat om ruim zeshonderd verzen. Hoeveel verzen dat in de Mechelse codex waren is niet met zekerheid te bepalen maar ik vermoed dat na fol. 4 vier bladen missen, oftewel 16 kolommen. Daarop konden - als ze op vergelijkbare wijze werden beschreven als fol. 1-4 zo'n zevenhonderd verzen worden genoteerd. Dat is meer dan in de parallelle overlevering, maar dat hoeft niet te verrassen. Hierboven werd inderdaad al vastgesteld dat Mechelen hier en daar uitvoeriger is dan Borgloon. Het omgekeerde komt niet voor. Als er na fol. 4 slechts drie bladen missen (12 kolommen), dan zou Mechelen een stuk beknopter zijn geweest dan Borgloon en dat lijkt niet waarschijnlijk. Wie het verhaalverloop tussen fol. 4 en fol. 5 van de Mechelse fragmenten in detail wil kennen, doet er uiteraard goed aan de overeenkomende passage in Borgloon grondig te lezen (B221-858, editie Biemans e.a. 2000: 93-111). Hier zal worden volstaan met een samenvatting van de belangrijkste ontwikkelingen. Dat zal volstaan om ook de laatste Mechelse fragmenten in hun verhaalcontext te kunnen lezen. De persoonswisseling in de huwelijksnacht wordt uitgevoerd. Jonathas denkt dat hij Eglentine naast zich heeft en lucht zijn hart. Hij houdt van Rosafiere maar Maria heeft hem verboden met haar te trouwen. Omdat Rosafiere aandringt, vertelt hij ook over de voorspelling dat ze een kind van haar vader zal krijgen en zeven jaar als hoer zal leven. Na deze ontboezeming wisselen Rosafiere en Eglentine stilzwijgend weer van plaats. De volgende dag laat Rosafiere aan Jonathas weten dat ze door de list op de hoogte is. Ze stelt voor dat hij haar naar een klooster brengt zodat ze haar leven aan Maria kan wijden. En zo gebeurt het. Eglentine blijft onwetend over het lot van haar zus en Jonathas verbiedt haar te gaan zoeken. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 333]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Rosafiere dient in het klooster zeven jaar als poortwachtster en ze denkt haar lot te zijn ontlopen, maar dan keert haar vader terug van zijn kruistocht. Met behulp van de duivel verschaft hij zich toegang tot het klooster in de gedaante van een non. Rosafiere voorvoelt wat haar staat te wachten en bidt tot Maria (voor een klein gedeelte is er hier ook een paralleloverlevering in de Gentse fragmenten, G133-176). Als ze nadien naar haar cel trekt, wordt ze daar verkracht door haar vader. De volgende ochtend doet ze hem uitgeleide en kort daarna arriveert Jonathas. Ze laat weten dat ze geen maagd meer is. Ze wil in een bos worden achtergelaten zodat de dieren haar kunnen doodbijten, maar Jonathas stelt voor haar naar het buitenland te brengen zodra de zwangerschap zichtbaar wordt. Wanneer het moment is gekomen dat ze bijna moet bevallen, staat Jonathas opnieuw voor de poort. Vanaf dit punt in het verhaal is er opnieuw een passage overgeleverd in Mechelen. Rosafiere begroet Jonathas, den coninc rike, en hij begroet haar. Rosafiere vertelt dat ze geen dag langer in het klooster kan blijven. Jonathas stelt voor dat ze samen te paard wegrijden, maar zij wil eerst nog tot Onze Lieve Vrouw bidden. Daarop volgen nog enkele gehavende verzen die niet in Borgloon, maar wel vrij letterlijk in het gedrukte fragment van Leiden voorkomen. Dat is opmerkelijk omdat het korte Leidse fragment wat betreft de verwoording en de inhoud sterk afwijkt van het handschrift-Borgloon en ook van het volgende Mechelse fragment. In de betreffende verzen zegt Jonathas dat het ook zijn wil is dat Rosafiere eerst naar Maria trekt. Ze doet dat met verdriet in haar hart (met groten rouwe).
M295: voor coninc is nog een vlek te zien die eruit ziet als een letter die uitgeveegd is. Vermoedelijk is het een verschrijving. Hoeveel verzen er bovenaan kolom 5rb ontbreken en wat daarvan de inhoud was, kan niet met zekerheid worden achterhaald. Uiteraard ligt het voor de hand dat de twintig volgende verzen van Borgloon (B871-890) ook in Mechelen een parallel hadden. Daarin wordt eerst verteld hoe Rosafiere afscheid neemt van Maria. Jonathas zegt daarop dat Maria haar wel zal blijven bijstaan en dat hij zelf ook steun wil blijven bieden. Hij vraagt nog wel een gunst van Rosafiere, maar zij weigert die te geven. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 334]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Met de 20 verzen van Borgloon (B871-890) en de 16 verzen die vervolgens wel in Mechelen zijn overgeleverd (M300-315, vgl. B891-906) zou kolom 5rb 36 verzen hebben geteld en dat is weinig. Hierna zal blijken dat voor de kolommen 5va en 5vb een kolomhoogte van minstens 40 of 43 verzen aannemelijk is en dat laatste is ook meer in overeenstemming met de kolomhoogte die we voor fol. 1-4 hebben vastgesteld (43 tot maximaal 47 verzen). Kortom, het lijkt erop dat de overlevering van het handschrift-Borgloon in deze passage corrupt is en dat de Mechelse codex een iets uitgebreidere versie kende. Dat blijkt eigenlijk al onderaan kolom 5ra (M297-299 die geen parallel hebben in B), maar het vermoeden wordt nog versterkt doordat in het gedrukte Leidse fragment enkele elementen voorkomen die voor het verhaal relevant lijken maar in Borgloon toch niet worden vermeld. In het handschrift-Borgloon wordt bijvoorbeeld niets gezegd over de kloostersleutels die achterblijven op het altaar bij het Mariabeeld (vgl. L13-14). Nog opmerkelijker is dat in het handschrift-Borgloon onvermeld blijft dat Jonathas en Rosafiere daadwerkelijk naar het buitenland reizen (vgl. L34-44 met de vermelding van de stad venegien die alleen per boot bereikbaar is).Ga naar voetnoot19 Als Jonathas iets later, namelijk in vers M315/B906 toezegt dat hij Rosafiere hier elke maand zal komen opzoeken, dan heeft hij het wel degelijk over de omgeving waar Rosafiere als hoer zal leven (vgl. ook de opmerkingen over de eerste zonde van Rosafiere buten wineghem, B970). Die plek is zo ver van zijn eigen paleis gelegen dat hij Rosafiere niet dagelijks kan bezoeken, maar wel maandelijks (telker maent, B907). Dit alles maakt aannemelijk dat in de versie van het handschrift-Borgloon verzen zijn weggevallen die wel in het Mechelse handschrift stonden. De passage die vervolgens wel in Mechelen is overgeleverd, verloopt vrij parallel met Borgloon. Jonathas begrijpt dat Rosafiere meende dat hij een seksuele beloning van haar verlangde. Hij maakt duidelijk dat dat niet de gunst is die hij wilde vragen, ook niet als ze nog maagd zou zijn geweest. Hij vraagt daarentegen dat ze het geld dat ze als prostituee gaat verdienen niet zal gebruiken maar omwille van de moeder Gods zal wegschenken opdat die haar kan redden en het eeuwige geluk zal bezorgen. Jonathas zal zoveel geld geven aan Rosafiere dat ze er gemakkelijk zeven jaar van kan leven. Al zou hij zelf van honger moeten omkomen, dan nog zou hij daarvan nooit een brood komen bedelen.Ga naar voetnoot20 Hij zal hier opnieuw bij haar komen.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 335]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Als de passage die hierop volgde, parallel verliep aan het handschrift-Borgloon dan ontbreken bovenaan kolom 5va 22 verzen (B907-928), hetgeen een kolomhoogte van 40 verzen zou betekenen. Dat is aan de korte kant. Misschien stonden er in Mechelen een paar extra verzen. Hoe dat ook zij, afgaande op Borgloon belooft Jonathas maandelijks terug te keren. Rosafiere slaat dat aanbod af. Ze stelt voor dat hij haar na zeven jaar weer komt opzoeken. Jonathas geeft haar kleren, zilver en goud waar ze nog jaren van kan leven en daarna nemen ze hartverscheurend afscheid. De koning rijdt huiswaarts, en vanaf daar hebben we weer een parallelle overlevering in Mechelen, al is de tekst nogal gehavend en daardoor moeilijk leesbaar zonder naar Borgloon te kijken. Jonathas was zeker verdwaald (ontraect stond er vermoedelijk in M317, ver doelt in B930) als de engel van het paradijs hem niet de weg had gewezen. Thuisgekomen vraagt Eglentine eerst waarom hij zo droevig is en vervolgens vraagt ze opnieuw of ze haar zus mag gaan zoeken. De drie kinderen die ze inmiddels heeft, wil ze daarbij meenemen. Jonathas verzoekt haar erover te zwijgen.
Tussen M333 en M334 biedt het handschrift-Borgloon 28 verzen (B947-974). Kolom 5vb zou daarmee 43 verzen tellen en dat ligt inderdaad in de lijn van de verwachting. Na de opmerking van Jonathas zwijgt Eglentine inderdaad. De verteller richt daarna zijn aandacht weer op Rosafiere. Zij beklaagt haar lot bij God de vader en bij Christus, totdat er een jongeman te paard op haar afkomt. Hij biedt | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 336]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
haar een levenslange relatie aan, maar daar wil Rosafiere niet op ingaan. Ze staat hem wel toe met haar de liefde te bedrijven en dat is haar eerste zonde, daar buiten Venetië (buten wineghem, B970). Zo belandt ze in de prostitutie. Ze wordt de meest zondige vrouw ooit. Vanaf hier kunnen we weer meelezen in Mechelen. Rosafiere zweert en vloekt erop los en het geld waar ze zeven jaar mee had kunnen leven, heeft ze binnen zes weken verbrast. Ze vergeet alles wat Jonathas haar heeft verteld. Ze slaat geen acht op God, maar bidt wel steeds tot Maria, opdat zij haar niet zal verlaten. En zo leeft ze ongeveer zeven jaar in zware zonde.
M346: De lombarde is niet ingevuld. Het had een twee regels hoge D in rode inkt moeten zijn. Ook B987 heeft hier een lombarde voorzien (representant d). Zoals hierboven aangegeven lijkt de tweede snipper (snipper Mb) wat betreft het schrift sterk op fol. 5 en dan vooral op het schrift dat vanaf kolom 5rb te zien is (textualis met sterk cursieve elementen). Om die reden geef ik deze snipper uit na fol. 5 en nog voor fol. 6 (een echte cursiva). In de parallelle tekstgetuigen (met name handschrift-Borgloon en de Amsterdamse druk) zijn echter geen parallellen te vinden, hoewel in beide tekstgetuigen samen nauwelijks een materiële lacune is aan te wijzen (enkel tussen A10 en A81 lijken een twintigtal verzen te zijn verdwenen, zie Sleiderink 2009: 309 en 311). De betekenis van de weinige leesbare woorden op deze snipper is zonder verdere context niet duidelijk, maar het rijm stoet - bloet (Mb5-6) doet vermoeden dat hier over Christus gesproken wordt (vgl. G31-32, B618-619, G153-154, G171-172, M336-337/B977-978 en ook B745).
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 337]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Let wel: de andere zijde van snipper Mb lijkt blanco te zijn. Het is niet mogelijk vast te stellen of die zijde onbeschreven was, of dat de inkt nadien is verdwenen. Afgezien van snipper Mb - waarvan de plaatsing onzeker is - is tussen fol. 5 en fol. 6 een flinke lap tekst verdwenen. Afgaande op het handschrift-Borgloon gaat het om 304 verzen (B990-1108, B1161-1213, B1109-1160, B1214-1293) plus ca. 55 verzen die stonden op het blad dat in handschrift-Borgloon verloren is gegaan na B1108. Voor een deel van die verloren verzen is wel een parallel te vinden in het gedrukte fragment van Amsterdam (namelijk A2-10, A81-98 en A53-62, vgl. Sleiderink 2009: 311-312). Samen gaat het dus om zo'n 359 verzen. Als we aannemen dat er bovenaan kolom 6ra een kleine dertig verzen stonden, dan gaat het om zo'n 330 verzen die tussen fol. 5 en 6 zijn verdwenen. Dat laat toe om te concluderen dat er tussen fol. 5 en 6 (die samen een dubbelblad vormen) naar alle waarschijnlijkheid één dubbelblad is verdwenen. In de opmaak van de Mechelse fragmenten telt een dubbelblad immers ca. 350 verzen. Dat betekent dat de Mechelse codex hier opnieuw iets uitvoeriger moet zijn geweest dan het handschrift-Borgloon. De lacune tussen M348 (5vb) en M349 (6ra) omvat op grond van deze reconstructie zo'n 380 verzen. Mits er rekening mee wordt gehouden dat de meest recente editie van het handschrift-Borgloon de laatste bladen in de verkeerde volgorde weergeeft en het Amsterdamse gedrukte fragment in feite een misdruk is waarin de verzen door elkaar zijn geraakt, kan voor het verhaalverloop een beroep worden gedaan op beide tekstgetuigen (vgl. Sleiderink 2009, met name de reconstructie in de bijlage, p. 311-315). Dat Mechelen uitvoeriger moet zijn geweest dan Borgloon en er bovendien veel tekstuele verschillen zijn tussen Borgloon en Amsterdam, maakt wel dat we voorzichtig moeten zijn. De Mechelse codex kan op microniveau nog flink hebben afgeweken van de andere tekstgetuigen. Nadat de verteller heeft aangestipt dat Rosafiere zeven jaar in zonde leefde (M346-M348/B987-989), focust hij weer op Jonathas (B990 en verder). Na die zeven jaar vertelt hij Eglentine dat hij geheel alleen op bedevaart naar Santiago de Compostella wil vertrekken. Hij neemt afscheid van zijn vrouw, ouders en kinderen en trekt weg. Zodra hij over de grenzen van zijn land is, verandert hij van richting en gaat naar de plek waar hij Rosafiere destijds had achtergelaten. Hij vindt haar niet, vreest dat ze is vermoord, maar besluit toch verder te zoeken. Daartoe laat hij zich overzetten naar het nabijgelegen Venetië (venegen, B1042). Daar treft hij haar inderdaad aan bij een kelder waar ze met zeven hoerenlopers of pooiers (putiers, B1046) zit te dobbelen. Hij raakt met haar in gesprek, maar Rosafiere wil aanvankelijk niet meekomen. Als Jonathas zegt dat Christus haar wel zal vergeven, reageert ze spottend.Ga naar voetnoot21 Ze heeft zijn preken niet nodig. Hierop volgt in de gecombineerde overlevering van Borgloon en Amsterdam een kleine lacune, waarin Jonathas begint te bidden. Het einde van dat gebed is wel overgeleverd in het Amsterdamse fragment. Jonathas bidt tot Maria opdat Christus berouw in het hart van Rosafiere zal brengen. Dat lukt. Rosafiere voelt diep berouw (A89) en wil de rest van haar leven boete doen in haar klooster. Jonathas neemt haar mee naar het klooster en daar ontmoeten ze eerst een tuinman. Jonathas vraagt hem of hij Rosafiere kent, de jonkvrouw die ooit met Jonathas van | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 338]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Oriënt zou trouwen, maar uiteindelijk naar dit klooster werd gebracht. De tuinman blijkt haar inderdaad te kennen. Sterker nog, hij zegt dat Rosafiere morgen als nieuwe abdis zal worden ingezegend. De tuinman spreekt vol lof over de vroegere poortwachtster die zo helder zingt dat het erop lijkt dat ze Maria is. Jonathas spoort Rosafiere aan nu daadwerkelijk terug te keren in het klooster. Ze durft niet, maar Jonathas draagt haar tot de deur. Daar blijkt het habijt van Rosafiere klaar te liggen, met alles dat daarbij hoort. De nonnen en de oude abdis arriveren en nodigen Rosafiere uit haar deel van de liturgie te zingen. Ze hebben kennelijk niet door dat deze Rosafiere zeven jaar lang afwezig was. Na de mis knielen Rosafiere en Jonathas huilend voor het Mariabeeld. De moeder van God krijgt medelijden en verschijnt ter plekke. Ze legt uit dat ze zeven jaar lang de plaats van Rosafiere heeft ingenomen, dat haar zonden zijn vergeven en dat ze morgen inderdaad abdis zal worden. Maria vertelt verder dat ze de ouders en kinderen van Jonathas al bij zich in de hemel heeft geroepen, maar dat Eglentine verdrietig is achtergebleven. Jonathas krijgt nu veertig dagen om terug te keren naar zijn land, zijn vrouw in te lichten en te troosten en zijn koninkrijk weg te schenken. Daarna zal Maria opnieuw verschijnen en Jonathas, Eglentine en Rosafiere meenemen naar de hemel. Daar staan al drie prachtige zetels klaar. Jonathas neemt afscheid van Rosafiere die eens te meer beseft dat ze haar redding aan hem te danken heeft. Hij voert nu uit wat hem door Maria is opgedragen en legt alles uit aan Eglentine. Na veertig dagen verschijnt Maria inderdaad, en vanaf hier kunnen we enigszins meelezen in de Mechelse fragmenten (fol. 6ra). Maria voert (de zielen van) Jonathas en Eglentine mee naar het klooster en daar is men op dat moment uiterst verdrietig omdat het ernaar uitziet dat ze weer een nieuwe abdis moeten kiezen terwijl ze nooit zo'n trouwe hadden gehad als Rosafiere.
M353-362: Door vochtschade en schimmelplekken is een groot deel van deze verzen onleesbaar. Afgaande op de parallelle overlevering in Borgloon moet onderaan kolom 6ra hebben gestaan hoe Maria omringd door engelenscharen aan (de ziel van) Rosa- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 339]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fiere verschijnt. Bovenaan kolom 6rb moet vervolgens hebben gestaan hoe Rosafiere van Maria het aanbod krijgt meteen in de hemel te worden opgenomen. Rosafiere meent dat ze een slechte vrouw zou zijn als ze op dat aanbod zou ingaan. Kennelijk is ze bezorgd om het lot van haar vader (vgl. de vermelding van -ader in B1320). De overlevering van handschrift-Borgloon stopt bij B1321. Alles wat nu nog volgt in de Mechelse fragmenten - hoe gehavend die verzen ook zijn - kan helpen om het slot van het verhaal te reconstrueren. Van kolom 6rb zijn onderaan nog 18 verzen deels bewaard gebleven (M365-382). Bovenaan diezelfde kolom moet een passage hebben gestaan die parallel verliep aan B1310-1321 maar vermoedelijk nog zo'n 13 verzen extra (als kolom 6rb 43 verzen telde). Wat daarin stond is niet te reconstrueren en helaas zijn ook de volgende verzen moeilijk te interpreteren. Er is sprake van een kind (M366), van Christus (M367) en van ‘mijn zoon Jonathas' (M368). Wie deze woorden uitspreekt kan niet met zekerheid worden bepaald. Vermoedelijk betreft het Maria (vgl. ons vrouwe, M372) die Jonathas immers ook al heeft aangeduid als soene mijn (B1144/A40). En Jonathas kan inderdaad deugdzaam (vgl. M369) worden genoemd. Een alternatieve hypothese is dat Rosafiere hier spreekt over het kind dat ze van haar vader kreeg en dat enkel in het Leidse fragment ter sprake komt. Volgens dat Leidse fragment heette het jongetje Jonathas (L70-71). Het lijkt alleszins waarschijnlijk dat M381 verwijst naar die geboorte.
M368-382: Door vochtschade en schimmelplekken is een groot deel van deze verzen onleesbaar. Bovenaan kolom 6va zijn vermoedelijk zo'n 11 verzen verloren gegaan (als de kolom 44 verzen telde). Wat daarin stond, is moeilijk te zeggen. In de erop volgende passage die wel leesbaar is, blijkt Maria aan het woord te zijn. Zij spreekt zich uit over het lot van Rosafieres vader. Hij zal zeven jaar zwaar lijden door een ziekte, maar daarna zal Maria ook hem komen halen om in het paradijs te worden opge- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 340]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nomen. Rosafiere mag daar echter niet op wachten (vgl. M387) en dat accepteert ze nu deemoedig. En zo neemt Maria de zielen van Jonathas, Rosafiere en Eglentine mee naar de hemel. En dan volgt, aldus de verteller, iets bijzonder vreugdevols: Hier seldi groete bliscap horen (M402). Kennelijk verwelkomt Jezus Jonathas als zijn eigen zoon.
M390-391: door lijmresten zijn deze verzen moeilijk leesbaar. Bovenaan kolom 6vb zijn vermoedelijk zo'n 25 of 27 verzen volledig verdwenen (bij een vergelijkbare kolomhoogte als in 6va). Vermoedelijk is Jezus daarin steeds aan het woord, zoals aan het begin van onderstaande passage (vgl. mine passie M409). Hij zegt dat iedereen die - in navolging van Jonathas en andere personages in het verhaal - de zuivere liefde en de passie van Christus willen kennen, in de hemel gekroond zullen worden. De verteller neemt dan over met de wens dat ons allen dat moge gebeuren, en hij roept het publiek op dat te beamen.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 341]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
M412-415: het begin van deze verzen is te lezen dankzij een afdruk in spiegelschrift op het blad waar het tegenaan geplakt zat. (v) (eu) Zoals hierboven al aangestipt is hiermee niet enkel het einde van Jonathas ende Rosafiere bereikt, maar naar alle waarschijnlijkheid ook het einde van de codex. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6 ConclusieOp basis van de argumenten die zijn aangedragen door Erik Kwakkel, Jan Burgers en Petros Samara zijn de Mechelse fragmenten met vrij grote zekerheid te dateren in het derde kwart van de veertiende eeuw. Voor de literairhistorische situering van Jonathas ende Rosafiere is dat belangrijk. Tot nu toe kon de datering van het verhalende gedicht niet scherper worden gesteld dan dat het vóór het handschrift-Borgloon werd geschreven, dat wil zeggen vóór 1475. Die terminus ante quem wordt nu met minstens een eeuw vervroegd. Het gedicht is wellicht in de eerste helft van de veertiende eeuw ontstaan, al is een nog vroegere datering voorlopig ook niet uit te sluiten.Ga naar voetnoot22 Ook voor de analyse van het verhaal bieden de Mechelse fragmenten bijkomende gegevens. Hoewel het aantal ‘nieuwe’ verzen beperkt is - het gaat om ongeveer tweehonderd onbekende verzen naast tweehonderd verzen die al bekend waren - bieden de Mechelse fragmenten toch nieuwe verhaalelementen. De fragmenten laten zien dat Jonathas bereid was om zijn voorgenomen huwelijk met Rosafie- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 342]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
re op te geven omwille van zijn moeder, zoals hij dat later ook zou doen omwille van Maria. De fragmenten beschrijven ook de voorbereidingen van het huwelijk - waarbij de koning van Perbijs en de bisschop als nieuwe personages worden vermeld - en geven een deel van de boodschap van de engel. De scène voor het altaar blijkt compositorisch goed te zijn voorbereid doordat Rosafiere vooraf tegenover een dame (de koningin van Perbijs?) haar twijfels over Jonathas tot uitdrukking brengt. Daardoor is haar felle reactie begrijpelijker wanneer Jonathas voor het altaar flauwvalt. En belangrijk is ook dat in de Mechelse fragmenten delen van het slot van het verhaal zijn overgeleverd, waaronder de allerlaatste verzen. Uit die passages aan het slot blijkt onder meer dat de vader van Rosafiere - die zijn ziel aan de duivel verkocht en zijn eigen dochter verkrachtte - uiteindelijk toch in de hemel zal worden opgenomen. De Mechelse fragmenten zijn ook belangrijk omdat ze nieuw licht werpen op de andere tekstgetuigen. Uit de vergelijking met de fragmenten van het handschrift-Borgloon blijkt dat veel passages daarin corrupt zijn overgeleverd. Dat komt bovenop de materiële lacunes die er in Borgloon uiteraard ook zijn. Dat Jonathas ende Rosafiere veel tekstuele veranderingen onderging, blijkt onder meer uit de vaststelling die hierboven keer op keer is gedaan, namelijk dat Mechelen in overeenkomstige passages dikwijls verzen bevat die in Borgloon ontbreken. Zo overlapt de passage M211-228 grotendeels met B79-92 maar ontbreekt een parallel voor M218-219 en M223-224. Ook M244-246 en M297-299 komen in Borgloon niet voor. Daarbij zijn ook inhoudelijke verhaalelementen verloren gegaan zoals de vermelding dat Rosafiere bij de confrontatie met Eglentine de ceintuur draagt die ze van Jonathas had gekregen (M244-245). Dat er in de versie van Borgloon heel wat verzen ontbreken die wel in het Mechelse handschrift stonden, volgt ook uit de reconstructie van de materiële lacunes in Mechelen. Een passage die in Borgloon twintig verzen omvat (B871-890), lijkt in Mechelen (fol. 5r) zo'n dertig verzen te hebben geteld. Daarbij gingen belangrijke verhaalelementen verloren zoals een vermelding van de reis naar Venetië en mogelijk ook het gegeven dat Rosafiere de sleutels van haar klooster achterliet bij het beeld van Maria. Ook kon aannemelijk worden gemaakt dat in de versie van Borgloon zo'n honderd verzen verloren gingen tussen B220 en B859 en zo'n twintig verzen tussen B990 en B1294. Doordat in de overlevering verzen verloren gingen, is de versie van Borgloon aanzienlijk minder consistent dan de versie van Mechelen. De Mechelse fragmenten helpen ook om een beter zicht te krijgen op het karakter van de gedrukte versie(s) waarvan fragmenten bewaard zijn gebleven in Amsterdam, Leiden en Gent. Dat de gedrukte teksten sterke afwijkingen vertonen ten opzichte van Borgloon was al eerder gebleken. De vergelijking van de Mechelse fragmenten met de Gentse fragmenten bevestigt de indruk dat de tekst werd herschreven voordat die aan de drukpers werd toevertrouwd. Sommige passages werden daarbij kennelijk uitgebreid (vgl. M38-56 met G13-51) en andere ingekort (vgl. M75-90 met G93-104).Ga naar voetnoot23 Toch kunnen de gedrukte fragmenten wel degelijk oorspronkelijke verzen en verhaalelementen bevatten die niet in Borgloon voorkomen. Dat blijkt onder meer uit M297-298 die wel in het Leidse fragment terug | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 343]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
te vinden zijn (L1-2) maar niet in Borgloon. Dat betekent tevens dat verhaalelementen die enkel in het Leidse fragment werden aangetroffen - zoals de vermelding van de geboorte en het overlijden van het zoontje van Rosafiere - mogelijk toch deel uitmaken van het oorspronkelijke verhaal. Wie wil achterhalen hoe Jonathas ende Rosafiere in de veertiende eeuw kan hebben geklonken, dient daarom alle tekstgetuigen in de discussie te betrekken. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bijlage: schematisch overzicht van de overgeleverde tekstgetuigenHet schema beoogt de overlappingen in de tekstoverlevering op visuele manier in kaart te brengen. De hoogte van de ‘cellen’ is niet representatief voor de omvang van de betreffende passages.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 344]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 345]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 346]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Om privacyredenen is dit tekstgedeelte niet zichtbaar.] |
|