Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 129
(2013)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 133]
| |||||||||||||||||||||||||||
Yura Hollander
| |||||||||||||||||||||||||||
1 InleidingDe Visio Philiberti (Droomgezicht van Philibertus) is een dertiende-eeuwse, Latijnse tekst in versvorm.Ga naar voetnoot1 In de tekst vertelt een persoon over een visioen dat aan hem verschijnt op een donkere winternacht. Hij ziet het lichaam en de ziel van een overledene heftig discussiëren over de vraag wie van beide schuldig is aan tijdens het leven begane zonden. De persoon heeft gezondigd door zich te storten op bezit en rijkdom, zonder zich te realiseren dat dit slechts aardse goederen zijn. De ziel geeft de schuld aan het lichaam, dat door hebzucht gedreven niet in staat was de weelderige luxe van het aardse leven te weerstaan. Het lichaam wijst echter naar de ziel, omdat haar rede hen tijdens het leven op aarde had moeten leiden langs de verleidingen. De levendige discussie tussen de twee eindigt niet erg voorspoedig: duiveltjes voeren de ziel mee naar de hel en mishandelen haar. De verteller besluit na het zien van dit naargeestig schouwspel zijn leven volledig aan God te wijden om zijn ziel te behoeden voor de afschuwelijke hel. De middeleeuwse verspreiding van de Visio Philiberti was aanzienlijk. Er zijn nu 167 afschriften bekend.Ga naar voetnoot2 Dit grote aantal en de overlevering van vertalingen in verschillende Europese volkstalen zeggen iets over het belang van de tekst. We kennen vertalingen in het Engels, Frans, Italiaans, Portugees, Pools, Tsjechisch en | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 134]
| |||||||||||||||||||||||||||
Nederduits. Ook zijn er zeker drie vertalingen in het Middelnederlands gemaakt. Deze staan in dit artikel centraal. Het gaat om zelfstandige Middelnederlandse teksten met elk een eigen opschrift. Alle drie de vertalingen zijn in volkstalige handschriften overgeleverd. Een afschrift van de vroegst overgeleverde vertaling bevindt zich in het Oudenaards Rijmboek (Oudenaarde, Stadbibliotheek, 5576).Ga naar voetnoot3 Het handschrift is fragmentarisch overgeleverd en van de Visio Philiberti-vertaling zijn slechts 120 versregels overgeleverd. Deze tekst wordt in dit artikel vertaling A genoemd. Vervolgens is een volledig afschrift van een tweede vertaling in volrijm overgeleverd in het handschrift-Van Hulthem (Brussel, Koninklijke Bibliotheek, 15.589-623).Ga naar voetnoot4 Dit afschrift telt 344 versregels. Van dezelfde vertaling is een afschrift overgeleverd in het fragmentarisch bewaarde handschrift Gent, Universiteitsbibliotheek, 1590.Ga naar voetnoot5 Deze versie is niet volledig overgeleverd en telt 278 versregels, het slot van de tekst ontbreekt. In het artikel wordt deze vertaling B genoemd.Ga naar voetnoot6 Ten slotte is in het handschrift Cambridge, Harvard University(Houghton Library), Dutch 13 een versie van de derde vertaling overgeleverd.Ga naar voetnoot7 Deze tekst bestaat uit 209 versregels en wordt in het artikel aangeduid als vertaling C.Ga naar voetnoot8 De drie afzonderlijke vertalingen van de Visio Philiberti bieden een uitgelezen kans tot vergelijkend onderzoek, zodat een beeld ontstaat van de verschillende wijzen waarop dezelfde Latijnse tekst in het Middelnederlands werd weergegeven. Om zicht te krijgen op de verschillen tussen de drie Middelnederlandse vertalingen worden eerst kort het genre en de opschriften van de teksten besproken. Vervolgens vindt een vergelijking plaats tussen een aantal tekstpassages uit de drie vertalingen om ze ten opzichte van elkaar te kunnen karakteriseren. Ten slotte wordt de handschriftelijke context van de drie Middelnederlandse afschriften van de Visio Philiberti-vertalingen besproken, waarbij de nadruk ligt op de omringende teksten in de handschriften waarin de teksten zijn overgeleverd. Met de vergelijking van de drie Middelnederlandse Visio Philiberti-vertalingen is lang niet alles gezegd over deze tekst(en). De specifieke kenmerken zijn duide- | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 135]
| |||||||||||||||||||||||||||
lijk aan te wijzen, maar de herkomst ervan is niet bekend. Hoewel de teksten niet als vertalingen gepresenteerd worden, bestaat de mogelijkheid dat letterlijk vanuit het Latijn vertaald is: de tekstkenmerken waren mogelijk al (gedeeltelijk) in de Latijnse bron(nen) van de vertalingen aanwezig. Bij de huidige stand van onderzoek naar de Latijnse traditie zijn daar echter geen uitspraken over te doen. Ook kunnen de teksten vanuit andere volkstalige versies uiteindelijk in het Middelnederlands vertaald zijn. Op ieder moment kunnen kopiisten in het overleveringsproces aanpassingen gedaan hebben. Het is dus met het oog op de overlevering van groot belang de Latijnse traditie te ontrafelen. Dit zou de mogelijkheid bieden meer zicht te krijgen op de bewerkingstechniek(en) en op de verdere verhoudingen tussen de Latijnse Visio Philiberti en die in de (Middelnederlandse) volkstaal. Het gegeven dat in verschillende gebieden de vertaalslag gemaakt is van Latijn naar de volkstaal, maakt de tekst bovendien in internationaal verband interessant onderzoeksmateriaal. Dit artikel beoogt een aanzet te zijn tot de verkenning van de Nederlandstalige afschriften van een tekst, die zeker meer onderzoek zou verdienen. | |||||||||||||||||||||||||||
2 Het genre en de opschriften van de Middelnederlandse Visio Philiberti'sDat de Visio Philiberti vertaald werd, is niet onbegrijpelijk. De dialoog tussen ziel en lichaam gaf op een aantrekkelijke manier vorm aan praktisch-religieuze kennis die men voor leken ter beschikking wilde stellen. Juist teksten met deze kenmerken werden vanuit het Latijn voor een lekenpubliek ontsloten.Ga naar voetnoot9 Met name religieus-affectieve of adhortatieve teksten werden uit het Latijn naar het Middelnederlands vertaald.Ga naar voetnoot10 De Visio Philiberti bezit beide kenmerken: de verteller waarschuwt met de bekendmaking van zijn visioen op levendige wijze voor de gevolgen van een onjuiste levensstijl en spoort zo het publiek aan het leven te beteren, net als de levende persoon die in de tekst het visioen voor zich ziet. Geen van de Middelnederlandse Visio Philiberti-vertalingen vermeldt expliciet dat het gaat om een vertaling, en in de inhoud wordt niet verwezen naar de Latijnse tekst. Bepaalde kenmerken zijn wel tot de brontekst(en) te herleiden en vormen een constante factor in de Latijnse overlevering. Een van de belangrijkste aspecten is de inbedding van de dialoog in een visioen.Ga naar voetnoot11 De Latijnse tekst begint met de volgende versregels, waarin meteen duidelijk is dat het gaat om een visioen: Noctis sub silentio tempore brumali
deditus quodammodo sompno spirituali,
corpus carens video spiritu vitali,
de quo mihi visio fit sub forma tali.Ga naar voetnoot12
(Visio Philiberti, v. 1-4)
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 136]
| |||||||||||||||||||||||||||
Aan het slot van de tekst staan twee strofen waarin de verteller weer aan het woord is. Hij heeft besloten zijn leven te beteren na het zien van de droom. De inbedding van de dialoog in een visioen is zo compleet.Ga naar voetnoot13 Omdat de Visio Philiberti voor een groot deel bestaat uit de discussie tussen de ziel en het lichaam, wordt de tekst doorgaans bestempeld als een dialoog. Dat het ook gaat om een visioen is echter wel van belang bij de tekstinterpretatie.Ga naar voetnoot14 Tegenwoordig worden droomverschijningen of visioenen gezien als zaken die geen betrekking hebben op de realiteit, maar een visioen is in middeleeuwse context veelal een manier waarop God contact zoekt met mensen om een religieuze waarheid kenbaar te maken. Een visioen gaf toegang tot een voor de middeleeuwer bestaande wereld, bijvoorbeeld het hiernamaals, die voor mensen in normale toestand niet toegankelijk was. De middeleeuwse opvatting over visioenen geeft het verhaal dus een extra dimensie, omdat de boodschap afkomstig kan zijn van God.Ga naar voetnoot15 Zowel in de Latijnse Visio Philiberti als in de Middelnederlandse vertalingen heeft de ziel door personificatie een stem gekregen en het dode lichaam zou na zijn dood niet meer in staat moeten zijn het woord te voeren, maar spreekt honderduit. De allegorische vorm maakt een ongrijpbaar verschijnsel, de dood, op een beeldende wijze voorstelbaar. Het contrast tussen leven en dood, ontstaan door een levende persoon te confronteren met de tijdelijkheid van het aardse bestaan, verscherpt zo de essentie van de inhoud. Het publiek wordt op indirecte wijze (en door God) aangesproken terwijl het nog in leven is. Een levend persoon is immers in staat tijdig orde op zaken te stellen, in tegenstelling tot de reeds verdoemde ziel in het visioen: gedenk te sterven! Men gebruikt in de secundaire literatuur voor deze tekst doorgaans de titel Visio Philiberti, wat gezien het genre dus niet onbegrijpelijk is. De twee volledig overgeleverde vertalingen hebben echter beide een Middelnederlands opschrift. Het volledige afschrift van vertaling B is in het handschrift opgenomen als Van der zielen ende van den lichame, een abel dinc ende edel leere. Het Gentse afschrift van vertaling B heeft als opschift: Van der ziele ende van den lechame.Ga naar voetnoot16 Vertaling C is Een openbarinc van een ziel tot sijn lichaem genoemd. Vertaling A is zoals gezegd gedeeltelijk overgeleverd, zonder opschrift: de 120 overgeleverde versregels bevatten een gedeelte van de dialoog tussen ziel en lichaam en deze zal in paragraaf vier aan de orde komen. Bij de vergelijking van de twee opschriften van de volledig overgeleverde vertalingen tekent zich een verschil in informatiedichtheid af dat in de volgende paragraaf nader wordt bekeken. In vertaling B benoemt het opschrift de hoofdrolspelers in het verhaal: de ziel en het lichaam. Vervolgens wordt zonder enige verwijzing naar de vorm de nadruk gelegd op de didactische aard van de inhoud. De tekst heeft niet zo maar betrekking op een ziel en een lichaam, het is zelfs een mooi (abel) stuk met een kostbare (edel) les. Zo wordt de tekst in het opschrift min of meer aangeprezen als iets dat waardevol genoeg is om er kennis van te ne- | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 137]
| |||||||||||||||||||||||||||
men. Aan de hand van het opschrift is dus al duidelijk gemaakt wat het verhaal de moeite waard maakt. Het opschrift Een openbarinc van een ziel tot sijn lichaem van vertaling C geeft informatie over het genre. ‘Openbarinc’ bevat met name een verwijzing naar het visioen. Zowel de verschijning van de ziel aan haar lichaam als de onthulling van een hogere waarheid zitten opgesloten in de woordbetekenis. De tekst presenteert zich zo vooral als het verslag van een visioen. Andere verwijzingen naar de tekstinhoud zoals vertaling B geeft, blijven achterwege. De verwijzing naar het genre in het opschrift van vertaling C bevestigt het visioen als belangrijk onderdeel van de inhoud en betekenis van de tekst. Het verschil dat zich op kleine schaal voordoet in de opschriften, is op grotere schaal aanwezig in de twee teksten. Aan de hand van voorbeelden zal duidelijk worden gemaakt dat vertaling C zich kenmerkt door een directe, beknopte formuleringswijze. Een uitgebreide formuleringswijze is daarentegen karakteristiek voor vertaling B. | |||||||||||||||||||||||||||
3 Verschillen in vorm en inhoud tussen vertaling B en CDe Middelnederlandse vertalingen van de Visio Philiberti volgen het Latijn en beginnen eveneens met de inbedding van de dialoog in het visioen. Een vergelijking van de eerste versregels levert het volgende beeld op:
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 138]
| |||||||||||||||||||||||||||
In bovenstaande citaten wordt dezelfde inhoud in een verschillend aantal versregels weergegeven. Dit heeft te maken met de informatiedichtheid. Vertaling B verschaft in de eerste veertien verzen veel aanschouwelijke details aan het publiek en in de eerste tien versregels van vertaling C is de formulering direct, zonder sfeerdetails. Het begin van vertaling B voorziet het publiek van informatie over de nachtelijke sfeer van rust (v. 1-4). De emotionele staat van de ziel wordt levendig weergegeven met haar jammerklacht in de directe rede (v. 7-8). Bovendien wordt de dood omschreven door deze voorzichtig te duiden als een toestand waarin de ziel het lichaam verlaat (v. 10). Deze details bieden niet alleen een levendige voorstelling van zaken, maar wijzen het publiek bovendien op wat komen gaat. Het publiek van vertaling B weet zo van de op handen zijnde discussie, waarin een ziel een lichaam de schuld zal geven van de zonden. Het begin van vertaling C beschrijft specifieke zaken die met name voor het begrip van het verhaal van wezenlijk belang zijn. De verteller valt in het openingsgedeelte met de deur in huis zonder de nachtelijke sfeeromschrijving (v. 1-4). Het publiek weet in de eerste versregels direct dat een ziel zich roert naast ‘haar’ lichaam. De wijze waarop de ziel het lichaam beschuldigt (v. 11), is niet nader gespecificeerd. De directheid in vertaling C blijkt eveneens uit de expliciete vermelding dat het lichaam dood is (v. 6-7). Het publiek krijgt zo vooral een duidelijk beeld van de uitwerking van het visioen op de gemoedstoestand van de verteller: door het werkelijkheidseffect jaagt het schouwspel de verteller angst aan (v. 8). Na de inleidende strofen begint de discussie tussen ziel en lichaam, waarin het er hevig aan toe gaat. De schuldvraag is het belangrijkste twistpunt. De ziel verwijt het lichaam zijn onbehouwenheid in het voortdurend verlangen naar aardse zaken. Het lichaam benadrukt de verantwoordelijkheid van de ziel. Zij, geschapen naar Gods gelijkenis, kreeg het lichaam immers als instrument om zich op aarde te kunnen redden. Het ontbrak het lichaam aan verstand, zodat het nooit op de hoogte had kunnen zijn van de juiste leefwijze: Vroetscap ende sin was di ghegheven. / Du waers mijn vrouwe ende ic was bleven / dine dierne in dit leven, / soudi ons hoeden sonder sneven (B: v. 129-132). Naast de stilistische verschillen tussen vertaling B en C is er een verschil in inhoud. De schuldvraag wordt in beide teksten op een subtiele manier anders beantwoord. De aanzet tot dit antwoord vindt men in de volgende strofen:
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 139]
| |||||||||||||||||||||||||||
De woorden van het lichaam zijn in vertaling B aanschouwelijk gemaakt door de stemmingsaanduiding, waar een zekere moedeloosheid vanuit gaat (v. 109), en de voelbare verontwaardiging over de woorden van de ziel (v. 112). Verlevendiging vindt plaats door de ziel direct te laten antwoorden (v. 111). Kort ontstaat de indruk van een écht gesprek. De twee aansluitende strofen bevatten een herhaling van de opvatting dat volgens de ziel niet alle schuld bij haar ligt. Dit soort herhaling kan een didactische en retorische functie vervullen. Als op verschillende wijzen dezelfde informatie aangeboden wordt, is de kans dat de boodschap aankomt aanzienlijk groter. In retorisch opzicht is het een persuasief stijlmiddel (repetitio): een opeenstapeling van voorbeelden bij een argument in een discussie versterkt het overtuigende effect, zowel op het lichaam in de tekst, als indirect op het publiek. In vertaling C is, los van de beknopte en directe formuleringswijze, gebruik gemaakt van een andere stijlfiguur: de retorische vraag. Een stellig, expliciet lichaam laat zich horen en het laat geen twijfel bestaan over de vraag wie in zijn ogen schuldig is (v. 65-66). Op inhoudelijk vlak ontstaat zo een verschil: in vertaling B spreekt juist een twijfelend lichaam, dat zijn onschuld nog moet bewijzen en toegeeft zelf enige schuld te hebben aan de situatie. In vertaling C staat de schuld in de ogen van het lichaam al vast. Dit leidt tot een betekenisvol verschil tussen de twee vertalingen: respectievelijk de duivel en het lichaam worden verantwoordelijk gehouden voor zonden tijdens het leven begaan, zoals blijkt uit de volgende citaten, waarin de ziel aan het woord is:
In vertaling B is de duivel (de viant, v. 168) de boosdoener: de wereld verleidde eerst het lichaam en vervolgens ook de ziel met listen. Vertaling C toont een verantwoordelijke ziel. De wereld wordt niet genoemd, want het lichaam zelf is schuldig. Het liet zich te zeer bekoren zonder acht te slaan op de vermaningen tot deugdzaamheid van de ziel. Op deze manier is de schuldvraag expliciet beantwoord, de verantwoordelijkheid ligt in beide vertalingen bij iemand anders. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 140]
| |||||||||||||||||||||||||||
4 Vertaling A in verhouding tot de andere twee vertalingenVan vertaling A zijn 120 versregels overgeleverd. Dit biedt de mogelijkheid om deze met overeenkomstige passages uit de vertalingen B (344 versregels) en C (209 versregels) te vergelijken. De verhoudingen doen vermoeden dat vertaling A de meest uitgebreide is geweest. Het overgeleverde fragment bevat een passage die inhoudelijk overeenkomt met een passage die in vertaling B 79 versregels beslaat en in vertaling C 55 versregels.Ga naar voetnoot19 Een aantal strofen heeft geen parallel in de andere vertalingen. Zo is in vertaling A bijvoorbeeld een strofe te vinden over de identiteit van de dode, die in geen van de andere teksten voorkomt: Vertaling A
Als hic leefde op aerderike,
so wasic een hoverdech man
ende at ende dranc verwendelike
ende goudine cleder droeghic an.
(v. 39-42)
Hoewel uit de omschrijvingen van luxegoederen in de andere twee vertalingen wel duidelijk is dat het om een vooraanstaand persoon gaat, wordt dit niet zo letterlijk door het lichaam genoemd.Ga naar voetnoot20 In het overgeleverde tekstgedeelte van vertaling A zit het verschil ten opzichte van beide andere vertalingen vooral in de explicitering van uitspraken. Op veel plaatsen wordt een uitspraak van ziel of lichaam van extra uitleg voorzien. Aan de hand van twee voorbeelden is dit te illustreren. In onderstaand citaat doet het lichaam zijn beschuldiging aan het adres van de ziel in twaalf verzen die corresponderen met slechts vier verzen in vertaling B: Vertaling A
Na dien datti Onse Here Ghot
dus vele duegden heeft ghegeven;
twi wrochstu na min ghebot,
datti in sonden dede sneven?
Ende mine smekinghe ende min beheet,
dat so ne wederstontstu niet.
Dat heeft ons beeden in groet leet
brocht ende in wel swaer verdriet.
Dus eist kinlech sonder waen
alder werelt bi wareeden,
dattu meer vele heefs mesdaen
dan ic doe, in allen steden.
(v. 15-26)
Vertaling B
Ofti God bi siere ghenaden
gaf ende du volghes minen rade,
in conste niet onderscheiden tquade,
en sijn dan di niet de mesdaden?
(v. 221-224)
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 141]
| |||||||||||||||||||||||||||
De inhoud van beide vertalingen is gelijk: het lichaam verwijt de ziel dat zij zich toch liet verleiden door de wereldlijke neigingen van het onnozele lichaam. In vertaling B is het antwoord wat suggestiever. De retorische vraag draagt het antwoord al in zich (v. 224) en dat heeft een persuasief effect. Het lichaam spreekt zich weliswaar niet direct uit, toch doet het een beroep op het publiek om mee te gaan in zijn verontwaardiging. In vertaling A stelt het lichaam daarentegen een open vraag en geeft het vervolgens toelichting op de gevolgen van de volgzaamheid van de ziel, om ten slotte concreet vast te stellen bij wie de schuld ligt. Hoewel de (retorische) vraag in vertaling C niet voorkomt, heeft deze vertaling de expliciete vermelding over de volgens het lichaam onbetwiste schuld van de ziel met vertaling A gemeen: Vertaling C
Nu moeghent al die wise merken
dat du meest hebste misdaen,
want du volgeste al mijn werken;
du en woudes mi niet weder staen.
(v. 133-136)
De drie vertalingen springen hier dus elk op eigen wijze om met de verhaalstof. Vertaling A geeft expliciete uitleg bij een veronderstelling van het lichaam. Vertaling B is impliciet en laat de overwegingen aan het publiek. Vertaling C hanteert een directe formuleringswijze zonder al te veel stijlmiddelen. Het tweede voorbeeld van concretisering in vertaling A doet zich voor op een ander punt in de tekst. De dialoog tussen ziel en lichaam neemt in de drie vertalingen het grootste deel van de tekst in beslag, maar dooft echter langzaam uit met het groeiende besef van de onontkoombaarheid van beider lot. Door het gesprek te laten stranden wordt de zinloosheid van bezinning na de dood extra benadrukt. Het is zaak tijdens het leven de vragen te stellen en deugdzaam te zijn. De wanhoop over het toekomstige lot slaat nu toe en de ziel beklaagt zich over haar ellendige toestand. De passage komt in alle drie de vertalingen voor en laat een duidelijk verschil zien:Ga naar voetnoot21 Vertaling A
Die stomme beesten mogen wale
loven Ghode van hemelrike;
har gheest, hi sterft alte male
metten vlessce op aerderike.
Na haer doet ne warsi niet
ten onverwinleken meswende.Ga naar voetnoot22
Vergave Ghod, die alle dinc siet,
dat dus daen ware der quader ende.
(v. 63-70)
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 142]
| |||||||||||||||||||||||||||
De ‘extra’ strofe in vertaling A springt in het oog. Dieren sterven zowel met lichaam als geest, aldus de ziel. In de volgende strofe licht zij de reden voor haar jaloezie toe: omdat de dieren geen ziel hebben, krijgen zij geen eeuwige straf. De toelichting staat niet in vertaling B en C. In vertaling B wordt de verklaring voor het ‘geluk’ dat de dieren ten deel valt niet expliciet beschreven, uit v. 250 valt wel af te leiden dat dieren zich gelukkig mogen prijzen met geest en lichaam te sterven, maar toch is vooral een wanhopige ziel aan het woord. In vertaling C wordt eveneens toegelicht waarom dieren van geluk mogen spreken, namelijk omdat zij na het leven op aarde direct uit hun lijden verlost zijn. Vertaling A en vertaling C leggen in deze passage meer uit op inhoudelijk niveau.
Samenvattend: de vergelijking levert een beeld op van de specifieke kenmerken van de drie vertalingen. Vertaling A blijkt in vergelijking tot de twee compleet overgeleverde vertalingen lang van stof te zijn. De vertaler concretiseert door voorbeelden te geven die de argumentatie illustreren en verduidelijken. Herhaling speelt een verhelderende rol en maakt deel uit van een redenering, waaraan een expliciete conclusie verbonden is. Ook vertaling B heeft herhaling. In deze tekst maakt die doorgaans echter geen deel uit van een redenering die afgesloten wordt met een expliciet concluderende strofe. Herhaling heeft een persuasieve functie. Vertaling B kenmerkt zich door een levendige schets van de situatie. De vergelijking tussen het begin van vertaling B en vertaling C heeft dit bijvoorbeeld helder laten zien. In de inleiding op het daadwerkelijke visioen geeft de verteller details die het verhaal aanschouwelijk maken voor de verbeelding van het publiek. Het contrast tussen vertaling C en de andere twee vertalingen is groot. Deze vertaling kenmerkt zich door soberheid en een beknopte, expliciete formuleringswijze zonder herhaling. Tussenkopjes structureren de tekst nog eens extra naar spreekbeurten en zijn een verdubbeling van de in de lopende tekst voorkomende uitspraken over wie aan het woord is, maar deze kunnen door een kopiist toegevoegd zijn.
De verklaring voor de gevonden verschillen is op dit moment niet met zekerheid te geven wegens het reeds genoemde gebrek aan onderzoek naar de Latijnse Visio Philiberti. De specifieke tekstkenmerken kunnen al aanwezig zijn geweest in de brontekst(en) van de vertalingen. Bovendien kunnen in de afschriften van de vertalingen variaties optreden, zoals bijvoorbeeld het geval is bij vertaling C die tussenkopjes heeft. Bij vertaling B is dit ook het geval: verschillen tussen de twee afschriften wijzen op de werkzaamheid van een kopiist.Ga naar voetnoot23 | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 143]
| |||||||||||||||||||||||||||
5 De handschriftelijke context van de vertalingenDe Middelnederlandse vertalingen van de Visio Philiberti zijn in (verzamel)handschriften overgeleverd en hebben dus in de directe omgeving van andere teksten gefunctioneerd. Het is van belang teksten dan ook in dat verband te beschouwen: ze werden immers in de context van de andere teksten gerecipieerd. De Nederlandse vertalingen van de Visio Philiberti behandelen een fundamenteel aspect van de christelijke opvatting die in de middeleeuwse samenleving een belangrijke rol speelde. De dialoog tussen lichaam en ziel toont immers het belang van een levenswijze die aansluit bij het christelijk gedachtegoed door te wijzen op de gevolgen na de dood voor degenen die zich daar niet aan houden. Juist de universele thematiek zorgt voor een brede toepasbaarheid van de tekst, die zich weerspiegelt in de overlevering. De handschriftelijke context van vertaling A is in dit verband meteen problematisch, omdat van het Oudenaards rijmboek slechts 33 folia overgeleverd zijn met daarop 12 tekstfragmenten.Ga naar voetnoot24 Het handschrift wordt gedateerd aan het eind van de dertiende eeuw.Ga naar voetnoot25 Oorspronkelijk moet deze codex gezien de aangebrachte foliumnummering ten minste 257 folia geteld hebben. De teksten in de overgebleven fragmenten van het handschrift vertonen een sterke thematische samenhang.Ga naar voetnoot26 Het gaat om religieuze, onderwijzende teksten en heiligenlevens.Ga naar voetnoot27 De onderwijzende inslag van de teksten is interessant. Het Boec van Catone en het Boec van seden zijn bijvoorbeeld vertalingen van Latijnse schoolteksten.Ga naar voetnoot28 De Disticha Catonis en de Facetus maakten deel uit van de Auctores Octo, een corpus van acht teksten dat dienst deed als syllabus op Latijnse scholen.Ga naar voetnoot29 Vertaling A is een vertaling van de Latijnse Visio Philiberti, die eveneens dienst deed als schooltekst.Ga naar voetnoot30 Over het gebruik van dit soort vertalingen van Latijnse schoolteksten is niet zo veel bekend, behalve dat zij breed toepasbaar zijn in verschillende contexten en ook, maar niet uitsluitend, in het onderwijs.Ga naar voetnoot31 Juist omdat de teksten een basaal christelijk-moralistische inhoud hebben en in de volkstaal zijn geschreven, zijn zij ook buiten het klaslokaal goed te gebruiken, zodat lastig greep te krijgen is op de functie van dit soort teksten in vertaling. Zij konden bedoeld zijn als vertaaloefening of gebruikt worden in een klooster ter ondersteuning van het onderwijs. Vertaling A is, voor zover op basis van de overgeleverde fragmenten vast te stellen is, omringd geweest met moralistische teksten die de juiste (christelijke) levenswijze voorschrijven. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 144]
| |||||||||||||||||||||||||||
Van vertaling B zijn twee versies overgeleverd. Het eerste afschrift bevindt zich in het handschrift-Van Hulthem, een verzamelhandschrift met een grote verscheidenheid aan teksten, zowel religieus als wereldlijk van karakter. Het handschrift is tussen 1405 en 1408 tot stand gekomen.Ga naar voetnoot32 Van het handschrift Gent UB, 1590 met het tweede afschrift van deze vertaling zijn slechts een bifolium en twee gehavende folia overgeleverd. Deze worden gedateerd rond 1350.Ga naar voetnoot33 Behalve de Visio Philiberti-vertaling bevat het fragment nog een deel van de Borchgravinne van Vergi.Ga naar voetnoot34 Dat is opmerkelijk omdat deze tekst ook in het handschrift-Van Hulthem voorkomt. Ongelukkig genoeg is het niet goed mogelijk de teksten rondom het Gentse afschrift van vertaling B te bespreken. De tekst voorafgaand aan deze vertaling is slechts gedeeltelijk zichtbaar. Er is alleen vast te stellen dat het een religieuze tekst is geweest over de bruiloft in Kana.Ga naar voetnoot35 Het is echter wel mogelijk de omringende teksten te bekijken van het Hulthemse afschrift van vertaling B. Het handschrift-Van Hulthem bevat zogenaamde tekstclusters.Ga naar voetnoot36 Clustervorming kan een gevolg zijn van de bronnen die de compilator/kopiist van een handschrift tot zijn beschikking had bij de vorming van een handschrift.Ga naar voetnoot37 Het naast elkaar voorkomen van teksten kan invloed hebben op de tekstinterpretatie vanwege de wisselwerking die ontstaat tussen de thematiek van de naast elkaar voorkomende teksten. Dit is het geval bij de teksten die volgen op vertaling B. De tekstnummers 159-168 vormen een cluster teksten omtrent de liefde, met daarin de Borchgravinne van Vergi.Ga naar voetnoot38 Vertaling B bevindt zich zo al in een heel andere, minder religieuze omgeving dan vertaling A en C. De teksten vóór vertaling B (nr. 158) in het handschrift-Van Hulthem vertonen thematische samenhang, maar deze is minder eenduidig dan bij het liefdescluster het geval is. De tekstnummers 155-158 bevatten in zeer algemene zin aanwijzingen voor een juiste levenswijze.Ga naar voetnoot39 Tekstnummer 157 staat direct voor vertaling B en bevat 24 spreuken over vogels die in paren tegengestelde raad aan de koning geven.Ga naar voetnoot40 De spreuken behandelen ook onderwerpen die in vertaling B aan de orde gesteld worden, bijvoorbeeld het geven aan de armen en het deugdzaam leven in ootmoed. Tekstnummer 156 benadrukt de positieve gevolgen van ‘anxt’ ofwel vrees, omdat dit leidt tot deugdzame keuzen en nr. 155 vertelt over een schutter die naast zijn schoenen loopt en daar vervolgens alle nadelen van ondervindt in de vorm van een verwonding die hem zijn beroep niet meer laat uitoefenen. Deze korte teksten adviseren het publiek aan de hand van voorbeelden om zich te rich- | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 145]
| |||||||||||||||||||||||||||
ten op een deugdzame levenswijze. Vertaling B laat in feite de negatieve gevolgen zien voor personen die zich de juiste levenswijze niet aanmeten. In deze tekst kan het publiek zich uiteindelijk identificeren met de man die het visioen voor zich ziet en besluit zijn leven volledig aan God te wijden. De tekst sluit in thematiek gedeeltelijk aan bij de voorafgaande teksten, maar deze waarschuwing verwijst naar een levensles die in veel middeleeuwse teksten een belangrijke rol speelt en zeer algemeen van aard is.
Vertaling C is in een gebedenboek overgeleverd dat vermoedelijk rond 1428 geschreven is.Ga naar voetnoot41 Het penwerk, dialect en de heiligenkalender wijzen duidelijk in de richting van de Noordelijke Nederlanden, meer precies het bisdom Utrecht.Ga naar voetnoot42 De inhoud bestaat uit gebeden tot Maria en andere vrouwelijke heiligen, naast mystieke teksten over de ziel die zich volledig op God dient te richten en over de wijze waarop men een volmaakt mens kan zijn. Een aantal teksten is in verband te brengen met de kringen van de Moderne Devotie, zoals bijvoorbeeld een excerpt uit een brief van de Windesheimse mysticus Gerlach Peters. Ook het voorkomen van de Korte kruisgetijden en Jesus dulcis memoria in het Middelnederlands, vertalingen die beide voorkomen in het gebedenboek van Geert Grote, wijzen in de richting van de Moderne Devoten. Vertaling C staat aan het eind van het handschrift en wordt gevolgd door tien versregels met zeven uitspraken die de lezer manen een aantal zaken goed voor ogen te houden.Ga naar voetnoot43 Deze hebben alle betrekking op het tijdelijke leven op aarde en de zonden die mensen begaan. De regels vatten puntsgewijs nog eens kort de memento-mori- boodschap van vertaling C samen. Het handschrift eindigt met de volgende regel: ‘Bit voer den ghenen <<dit>> die heeft gescreven dat hem God sijn sunden wil vergheven’.Ga naar voetnoot44 Vertaling C functioneerde in kringen van de Moderne Devotie, een beweging die teksten met name zag als aanleiding voor het overdenken van geloofszaken om een hoger doel te bereiken. Ook bij het kopiëren van handschriften stond de omgang met de teksten voorop. Lezen was in geestelijke kringen geen middel om kennis te vergaren, maar moest tot contemplatie leiden om zo in het dagelijks leven een juiste houding te verkrijgen.Ga naar voetnoot45 In dat opzicht is de sobere aard van vertaling C interessant te noemen. Hoewel deze sobere aard verschillende oorzaken kan hebben, is bij de keuze voor opname van een (eenmaal vertaalde) tekst in een handschrift/gebedenboek de geschiktheid voor het gebruik ervan in die specifieke context wel van belang. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 146]
| |||||||||||||||||||||||||||
6 BesluitDe Visio Philiberti kent een omvangrijke geschiedenis van Latijnse en volkstalige versies.Ga naar voetnoot46 De vergelijking tussen de drie Middelnederlandse vertalingen van de Visio Philiberti heeft laten zien dat de teksten elk een eigen karakter hebben. Vertaling A heeft in vergelijking met de andere twee vertalingen een expliciterende stijl. Vertaling B maakt de dingen aanschouwelijk en Vertaling C is van de drie het kortste en soberste van aard. Deze verschillen zijn slechts vast te stellen en niet eenduidig te verklaren. De kans bestaat dat zij al aanwezig waren in de Latijnse brontekst. Maar ook is het mogelijk dat ze zijn ontstaan in de loop van het volkstalige transmissieproces. De Nederlandse vertalingen van de Visio Philiberti hebben in de middeleeuwen zelfstandig gefunctioneerd binnen de handschriften waarin zij zijn overgeleverd. De omringende teksten in de handschriften van vertaling A hebben een religieusdidactische inslag. Door de fragmentarische overlevering van het handschrift is niet duidelijk welke teksten in de directe omgeving van vertaling A stonden. Vertaling C is in een strikt religieuze context overgeleverd. De teksten in de directe nabijheid van de vertaling versterken de betekenis van de tekst nog eens. Vertaling B is in de minst religieuze omgeving overgeleverd, in een verzamelhandschrift met zeer uiteenlopende inhoud. Rond vertaling B zijn wel teksten aan te wijzen die zich richten op een overeenkomstige thematiek, maar het gevaar bestaat dat deze thematiek eerder verwijst naar een overkoepelende thematiek die te relateren is aan de functie die literatuur in de middeleeuwen heeft, dan dat ze wijst op een hecht cluster. De universele doodsthematiek die in de Visio Philiberti op een toegankelijke wijze wordt beschreven, is ongetwijfeld een voorname reden geweest voor de populariteit van de tekst in verschillende regio's door de eeuwen heen. De behandelde thematiek sluit aan bij een rijke traditie aan teksten over de dood waarbij de nadruk ligt op een juiste christelijke levenswijze. De schuldvraag wordt uiteindelijk niet werkelijk opgelost, omdat het niet zinvol is na de dood nog te discussiëren: ziel en lichaam zijn verdoemd tot een verblijf in de hel. Voor de levenden valt het leed nog te overzien, mits zij zich de juiste levenswijze aanmeten en boven alles God eren. | |||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 147]
| |||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 148]
| |||||||||||||||||||||||||||
[Om privacyredenen is dit tekstgedeelte niet zichtbaar.] |
|