Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 124
(2008)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 304]
| |||||||||||||||||
Erica van Boven, Koen Rymenants, Mathijs Sanders & Pieter Verstraeten
| |||||||||||||||||
1. VoorafOnder de titel Middlebrow en modernisme presenteren wij, gespreid over deze en de volgende jaargang van het Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, een reeks van drie artikelen over de literatuur in Nederland en Vlaanderen tussen 1914 en 1940. Daarin pogen we de mogelijkheden te demonstreren die het concept middlebrow biedt voor het onderzoek naar de literatuur uit die periode. In deze inleiding gaan we allereerst in op de herkomst van dat begrip en op het gebruik ervan in met name de Angelsaksische literatuurstudie. Vervolgens zullen we, op een wat abstracter niveau, de belangrijkste dimensies ervan preciseren. Zo zal het, ten slotte, inzetbaar worden gemaakt bij drie case studies op het gebied van de Nederlandstalige literatuur.Ga naar voetnoot1 | |||||||||||||||||
2. Middlebrow in de Britse en Amerikaanse literatuurstudieIn recente studies over de Britse en Amerikaanse literatuur van het interbellum treft men geregeld de term middlebrow aan.Ga naar voetnoot2 Literatuurhistorici duiden daarmee allereerst een aantal verschijnselen aan die ook door tijdgenoten als zodanig werden benoemd. Het woord middlebrow - dat als adjectief en als substantief wordt gebruikt - kwam de Engelse taal binnen na de Eerste Wereldoorlog. Highbrow en lowbrow bestonden al langer, maar aan een woord om een tussenpositie aan te duiden tussen (vertegenwoordigers van) de elitaire, ‘hoge’ cultuur en de populai- | |||||||||||||||||
[pagina 305]
| |||||||||||||||||
re, ‘lage’ cultuur in, kreeg men kennelijk pas toen behoefte.Ga naar voetnoot3 Alledrie de termen verwijzen overigens niet exclusief naar cultuur, maar naar een conglomeraat van ‘levels of intellectual attainment, types of cultural interest or activities, attitudes towards presumed inferiors or superiors, and social class’, waarvan de precieze samenstelling in het gebruik kan variëren (Collini 2006: 110-111). De huidige online-versie van de Oxford English Dictionary geeft als oudste voorbeeld een citaat uit het weekblad Punch van 23 december 1925: The B.B.C. claim to have discovered a new type, ‘the middlebrow’. It consists of people who are hoping that some day they will get used to the stuff they ought to like.Ga naar voetnoot4 Een middlebrow-persoon is dus iemand die boven de populaire cultuur meent te staan, maar tegelijk niet in staat blijkt voluit deel te hebben aan die van de elite. Het woordenboek labelt het woord als gemeenzaam en vaak pejoratief geconnoteerd, hetgeen ook blijkt uit de definitie: ‘A person who is only moderately intellectual or who has average or limited cultural interests (sometimes with the implication of pretensions to more than this); a thing regarded as intellectually unchallenging or of limited intellectual or cultural value’.Ga naar voetnoot5 Zijn negatieve connotatie bleef het woord houden toen het tijdens de jaren twintig en dertig echt tot het spraakgebruik doordrong. Hetzelfde geldt overigens voor de tegenhanger highbrow. Met name in het Verenigd Koninkrijk konden beide termen, afhankelijk van wie ze gebruikte, scheldwoorden of geuzennamen worden in een heuse battle of the brows, die werd uitgevochten in kranten en tijdschriften, maar ook via het nieuwe medium van de radio.Ga naar voetnoot6 Tegenover de als overdreven intellectualistisch, estheticistisch en snobistisch beschouwde highbrows, die vaak met de Bloomsburygroep werden geïdentificeerd, stonden veelgelezen auteurs als J.B. Priestley en Arnold Bennett, die zich opwierpen als verdedigers van de gemiddelde lezer en cultuurconsument. Een van de meest memorabele formuleringen van die tegenstelling vindt men in een nooit verzonden brief van Virginia Woolf aan het weekblad New Statesman, die postuum gepubliceerd werd onder de titel ‘Middlebrow’. Woolf rekent zichzelf met trots tot de highbrows die zich aan kunst en ideeën wijden, maar ook afhankelijk zijn van de lowbrows (de mijnwerker, de kleermaker, de kok) voor de praktische zaken van het leven. De middlebrows wijst ze af als vlees noch vis: ‘The middlebrow is the man, or woman, of middlebred intelligence who ambles and saunters now on this side of the hedge, now on | |||||||||||||||||
[pagina 306]
| |||||||||||||||||
that, in pursuit of no single object, neither art itself nor life itself, but both mixed indistinguishably, and rather nastily, with money, fame, power, or prestige’ (Woolf 1966: 199). Gezien de prominentie van debatten over middlebrow-cultuur tijdens het interbellum ligt het voor de hand dat ze een belangrijk onderzoeksobject vormen voor de Angelsaksische literatuurstudie. Daarnaast krijgt de term middlebrow in de hedendaagse literatuurwetenschap een ander soort invulling, die de aanvankelijke betekenissen ervan ten dele overstijgt. Van een historische term waarvan men het specifieke gebruik tijdens het interbellum analyseert en contextualiseert, wordt middlebrow tot een methodologisch concept waarmee voorheen onderbelichte verschijnselen onder de aandacht kunnen worden gebracht. Daarbij treedt een temporele verbreding op. Zo strekt het corpus van Nicola Humbles studie over ‘vrouwelijke’ middlebrow-fictie zich uit tot na de Tweede Wereldoorlog (Humble 2004: 3-4). Volgens Ann L. Ardis (2002: 116) zou de middlebrow-literatuur zelfs al hebben bestaan voordat het woord bestond: zij heeft het in dat verband over ‘belated identification of the middlebrow’. Een voorbeeld van zulke pas later als middlebrow geïdentificeerde literaire feiten biedt het door Ardis bestudeerde werk van Netta Syrett (1865-1943), wier eerste romans dateren van rond de eeuwwisseling. Met deze uitbreiding van het temporele bereik van de term gaat een zekere neutralisering van de normatieve connotaties gepaard: onderzoekers gebruiken middlebrow vooral als een descriptief concept. Het omvat enerzijds een ruim scala aan activiteiten die ontstonden in de decennia na de Eerste Wereldoorlog en die erop gericht waren literatuur en andere vormen van ‘hoge’ cultuur toegankelijk te maken voor een breed publiek. Te denken valt onder meer aan boekenclubs, volkshogescholen, radiouitzendingen, reeksen met literaire klassieken, beknopte handboekjes over culturele onderwerpen, enzovoorts.Ga naar voetnoot7 Anderzijds komen, parallel met die specifieke vormen van distributie en receptie, middlebrow-vormen van literaire productie aan de oppervlakte. Humble (2004: 11-12) karakteriseert dat segment van de literatuur als ‘an essentially parasitical form, dependent on both a high and a low brow for its identity, reworking their structures and aping their insights’. De gebruikte terminologie (‘parasitical’, ‘aping’) geeft overigens aan dat ook hedendaagse onderzoekers zich niet altijd geheel kunnen losmaken van een negatieve invulling van middlebrow.Ga naar voetnoot8 De highbrow waartegenover zowel middlebrow-instituties als middlebrow-teksten worden gedefinieerd, neemt in de Angelsaksische literatuurwetenschap | |||||||||||||||||
[pagina 307]
| |||||||||||||||||
vaak de vorm aan van het modernisme en de historische avant-garde. De institutionele middlebrow staat doorgaans vrij kritisch tegenover die moderne trends, maar probeert de verworvenheden van de avant-garde en het modernisme ook geregeld toegankelijk te maken voor een breder publiek. De toenemende geletterdheid, vrije tijd en koopkracht die de middenklassen sinds het einde van de negentiende eeuw hadden verworven gingen gepaard met een groeiende boekenproductie en creëerden (mede daardoor) een nood aan betrouwbare gidsen door het literaire aanbod (vgl. Collini 2006: 111, Humble 2004: 10-11, Rubin 1992: 31-33). Op tekstueel vlak resulteert de tussenpositie van middlebrow-literatuur dan weer vaak in wat men para-modernism of modernist conservatism heeft genoemd (vgl. Humble 2004: 25 en 151-152). Hoewel de auteurs van deze teksten zich zorgvuldig onderscheiden van hun modernistische tegenhangers, nemen ze tegelijk thema's en tekstuele strategieën van hen over (Humble 2004: 29-36). Door deze situering ten opzichte van het modernisme past de belangstelling voor middlebrow geheel binnen de recente opgang van de zogeheten new modernist studies (vgl. Ardis 2002: 7-8). Binnen dat paradigma worden, in overeenstemming met hedendaagse ideeën over literatuurgeschiedschrijving, niet alleen de innovatieve tendensen van het modernisme en de historische avant-garde belicht, maar heeft men ook aandacht voor het bredere literaire leven. Niet-modernistische, veeleer conservatieve of slechts gematigd-vernieuwende verschijnselen spelen daarin een minstens even belangrijke rol, zowel op zichzelf beschouwd als in hun diverse interacties met het modernisme. Baldick (2005: 5) formuleert het in de inleiding tot zijn recente geschiedenis van de Engelse literatuur tussen 1910 en 1940 als volgt: ‘the following chapters will reinstate Woolf, Eliot, Joyce, and the others within the contexts not only of minor modernist works but also of those literary currents that were modern in less obvious ways; and so they will discuss “highbrow” writing alongside “middlebrow” writing, symbolist poems and stream-of-conscious novels alongside rural elegies and family sagas’. Een vergelijkbare verschuiving treft men overigens ook buiten het Engelse taalgebied aan. In Nederland en Vlaanderen biedt de reeks Modernisme(n) in de Europese letterkunde, waarvan inmiddels onder auspiciën van de osl-themagroep ‘Modernisme’ drie delen verschenen, een goed voorbeeld van die trend (Baetens e.a. 2003, 2005, 2008). De literatuur uit het tijdperk van het modernisme wordt er niet alleen belicht via nieuwe analyses van canonieke teksten en auteurs, maar ook door te wijzen op wat aan het modernisme voorafging en wat erop volgde, op de interactie met andere media en met veeleer behoudsgezinde verschijnselen. Hoewel het gebruik van het begrip middlebrow in de Angelsaksische literatuurstudie dus duidelijk ingebed is in een actuele visie op de geschiedschrijving van het modernisme, blijven de conceptuele invulling en de theoretische onderbouwing ervan vaak nogal vaag en in grote mate impliciet. Een en ander leidt er soms toe dat middlebrow een soort recuperatiecategorie wordt om auteurs en teksten op te vangen die door de mazen van het literair-historische net dreigen te vallen. De door Humble (2004: 24-25) bekritiseerde zoektocht naar modernistische kenmerken in het werk van de meest uiteenlopende auteurs uit het interbellum - die ook ons taalgebied niet vreemd is, vooral sinds Het Modernisme in de Europese letterkunde (1984) van Douwe Fokkema en Elrud Ibsch - lijkt soms te worden opgevolgd door het speuren naar nog onbekende, vaak vrouwelijke middlebrow- | |||||||||||||||||
[pagina 308]
| |||||||||||||||||
auteurs voor wie een plaats in de literatuurgeschiedenis kan worden opgeëist.Ga naar voetnoot9 Hoewel een zekere vaagheid bij de invulling van het concept wellicht onvermijdelijk is, en zelfs kan bijdragen tot de flexibiliteit en de toepasbaarheid ervan, lijkt het toch zinvol om een aantal algemene dimensies van middlebrow-literatuur te schetsen die als aandachtspunten kunnen fungeren bij ons concrete onderzoek op het gebied van de literatuur in Nederland en Vlaanderen tijdens de periode 1914-1940. Een bijkomend aanknopingspunt daarvoor biedt de cultuursociologie van Pierre Bourdieu, waarnaar in de Angelsaksische studies hooguit terloops wordt verwezen (zie bijvoorbeeld Humble 2004: 20). | |||||||||||||||||
3. Perspectieven en onderzoeksvragenIn La Distinction. Critique sociale du jugement (1979) komt Bourdieu op basis van enquêtegegevens over cultuurconsumptie in Frankrijk uit 1963 en 1967-1968 tot de conclusie dat culturele smaak in grote mate bepaald wordt door educatief kapitaal en door sociale herkomst. De invloed van die laatste factor neemt toe naarmate het gaat om culturele disciplines die traditioneel minder tot het domein van het onderwijs behoren (Bourdieu 2006: 13). Meer specifiek identificeert Bourdieu een culture moyenne, die in de Engelse vertaling van zijn werk als ‘middle-brow culture’ wordt aangeduid: This middle-brow culture (culture moyenne) owes some of its charm, in the eyes of the middle classes who are its main consumers, to the references to legitimate culture it contains and which encourage and justify confusion of the two - accessible versions of avantgarde experiments or accessible works which pass for avant-garde experiments, film ‘adaptations’ of classic drama and literature, ‘popular arrangements’ of classical music or ‘orchestral versions’ of popular tunes, vocal interpretations of classics in a style evocative of scout choruses or angelic choirs, in short, everything that goes to make up ‘quality’ weeklies and ‘quality’ shows, which are entirely organized to give the impression of bringing legitimate culture within the reach of all, by combining two normally exclusive characteristics, immediate accessibility and the outward signs of cultural legitimacy. (Bourdieu 2006: 323) Middlebrow-verschijnselen komen bij Bourdieu slechts zijdelings aan bod als effecten van de door hem bestudeerde mechanismen van de smaak en de culturele distinctie. Toch kunnen uit zijn opvattingen en beschouwingen erover een aantal algemene betekenisdimensies van middlebrow worden afgeleid, die kunnen helpen om het intuïtief aangevoelde ‘middlebrow-gehalte’ van bepaalde culturele en literaire verschijnselen wat systematischer te beschrijven. Centraal staat het dubbele inzicht dat de middlebrow-cultuur steeds dient te worden geïnterpreteerd in relatie tot zowel de elitaire cultuur als de massacultuur, en dat die culturele stratificatie samenhangt met een sociale. De combinatie van dat relationele en dat sociale perspectief vormt als het ware een noodzakelijke achtergrond om het fenomeen te kunnen beschrijven en ze is dan ook geïmpliceerd in de meeste Angelsaksische onderzoeksvoorstellen die hierboven de revue passeer- | |||||||||||||||||
[pagina 309]
| |||||||||||||||||
den. Zo ligt het bijvoorbeeld voor de hand te veronderstellen dat de historische genese van verschijnselen die onder de noemer middlebrow gevat kunnen worden zowel samenhangt met het ontstaan van een avant-gardekunst voor de happy few als met de opkomst van nieuwe maatschappelijke klassen en veranderende patronen van opvoeding en tijdsbesteding. Een dergelijke invulling van het begrip blijft echter vrij algemeen en abstract en moet verder worden geconcretiseerd. Bourdieu wijst op de relatie tussen de middlebrow en de legitieme cultuur en op twee groepen die daarbinnen een rol spelen: enerzijds de middenklasse die streeft naar culturele legitimiteit, anderzijds een nieuwe groep van ‘cultural intermediaries’ (Bourdieu 2006: 325) die zich aandienen als bemiddelaars van de hogere cultuur. Toch worden de diverse vormen die zo'n relatie kan aannemen in La Distinction nauwelijks gethematiseerd. Zo wordt bijvoorbeeld niet gedifferentieerd tussen verschillende functies die middlebrow-media kunnen vervullen: van het vulgariserend representeren van de avant-garde, over het neutraal informeren erover, tot het kritisch becommentariëren ervan. Daarnaast lijkt Bourdieu vooral te focussen op de onmiddellijke relatie tussen (middenklasse-)consumenten en (middlebrow-)producten, met relatief weinig oog voor het hele netwerk van instituties die een rol spelen bij zowel de productie als de distributie en receptie van culturele objecten. Door de focus sterk te leggen op de positie van middlebrow ten opzichte van highbrow en lowbrow ontstaat bovendien het gevaar dat culturele verschijnselen worden geconceptualiseerd in termen van wat ze niet zijn, zodat de eigenheid ervan onvoldoende in kaart kan worden gebracht. Op die manier wordt ook de bijdrage van Bourdieu bedreigd door een zekere normatieve vertekening, die inhoudt dat de middlebrow-cultuur als een ‘middelmatig’ afkooksel van de legitieme cultuur wordt gepercipieerd. Naast het net geschetste relationele perspectief dringt zich dan ook de vraag op naar de specifieke eigenschappen en kenmerken die met middlebrow-verschijnselen kunnen worden geassocieerd. In de artikelenreeks die op deze inleiding volgt, fungeert de relationele invulling van de notie middlebrow vaak als achtergrond, maar zal de aandacht ook steeds weer uitgaan naar de intrinsieke eigenschappen die constitutief zijn voor middlebrow-verschijnselen. Daarbij zoomen we zowel in op de literaire productie als op de receptie, met aandacht voor institutionele én discursieve factoren. Op die manier trachten wij ons rekenschap te geven van de complexiteit van de communicatieve situatie waarin een fenomeen als middlebrow-literatuur ontstaat, functioneert en wordt herkend. Een eerste set van relevante onderzoeksvragen betreft de rol van de literaire kritiek. Bestaat er kritiek die specifiek als middlebrow kan worden gekarakteriseerd? Hoe ziet die eruit, wat beoogt ze en hoe verhoudt ze zich tot andere vormen van kritiek? Welke rol spelen de gebruikte media (kranten, tijdschriften, radio,...) en wie behoort tot het doelpubliek? Dergelijke institutionele vragen kunnen worden aangevuld met een meer discursieve insteek. Hoe reflecteren critici of tijdschriften op hun eigen middlebrow-positie? Benadrukken ze een eigen, alternatief programma? Worden er specifieke literatuuropvattingen gepropageerd, met bijbehorende literaire voorbeelden, modellen of anti-modellen? Hoe worden andere (modernistische, avant-gardistische) literatuuropvattingen gerepresenteerd of becommentarieerd? Een tweede groep van vragen richt zich meer op de creatieve literatuur in het algemeen en de roman in het bijzonder. | |||||||||||||||||
[pagina 310]
| |||||||||||||||||
Bestaat er zoiets als de middlebrow-roman? Wordt die met specifieke groepen van auteurs en lezers geassocieerd? Door welke uitgevers wordt hij uitgegeven en in welke organen wordt hij besproken? Is er sprake van een link met specifieke genres? Hoe verhoudt hij zich tot de modernistische roman of tot pulpliteratuur? Welke tekstkenmerken (thema's, motieven, vertelstandpunt, woordkeuze, etc.) kunnen als belangrijke ingrediënten worden beschouwd?Ga naar voetnoot10 | |||||||||||||||||
4. Tot slotDe hierboven opgesomde onderzoeksvragen zullen in de drie artikelen uit deze reeks als richtsnoer fungeren bij de analyse van uiteenlopende casussen. In de bijdrage van Mathijs Sanders staat de literaire kritiek in het tijdschrift Den Gulden Winckel tussen 1900 en 1925 centraal, met bijzondere aandacht voor het denken over de functie van de kritiek. Koen Rymenants en Pieter Verstraeten gaan vervolgens in op de lezingenreeks De Moderne West-Europeesche Letterkunde, die in 1936 werd uitgezonden op de Nederlandstalige Belgische radio. Radio is immers niet alleen een nog weinig bestudeerd literair-kritisch medium, maar wordt ook beschouwd als een bemiddelaar bij uitstek tussen hogere en lagere cultuur.Ga naar voetnoot11 Deze twee bijdragen over literatuurbeschouwing worden, ten slotte, gecompleteerd met een artikel van Erica van Boven over verhalend proza dat als middlebrow kan worden gekwalificeerd. Centraal daarin staan enkele succesvolle publieksromans uit de jaren dertig, die niet alleen vanuit het perspectief van de contemporaine kritiek, maar ook op hun eigen specifieke kenmerken worden onderzocht. Deze drie artikelen zullen demonstreren hoe het begrip middlebrow kan worden ingezet bij onderzoek naar de Nederlandstalige literatuur. Het belang daarvan ligt volgens ons op drie terreinen. Allereerst stelt deze invalshoek ons in staat om enigszins systematisch aandacht te besteden aan segmenten van het literaire systeem die veelal slechts in de marge van onderzoek naar meer innovatieve trends in de interbellumliteratuur aan bod komen. Het concept maakt bovendien duidelijk dat die segmenten van de literatuur in Nederland en Vlaanderen lokale verschijningsvormen zijn van een omvattender internationaal fenomeen. Een specifiek aspect van die relatie tussen de Nederlandstalige middlebrow-literatuur en haar buitenlandse tegenhangers, ten slotte, is de manier waarop het internationale modernisme wordt binnengebracht via allerlei vormen van tekstbewerking en commentaar. In zekere zin reproduceert deze artikelenreeks overigens de dynamiek van het gekozen onderzoeksobject: ook hier wordt een internationaal model overgenomen en aangepast aan de eigen situatie. | |||||||||||||||||
[pagina 311]
| |||||||||||||||||
Bibliografie
| |||||||||||||||||
Correspondentie-adres van de auteursDr. Koen Rymenants |
|