Van de redactie
De tijden veranderen en de tijdschriften veranderen met hen. Wie de lotswisselingen van de neerlandistische tijdschriften in het afgelopen decennium heeft gevolgd, weet dat ook het Tijdschrift voor Nederlandse taal- en letterkunde op eigen wijze mee veranderd is, zonder doel en doelgroep uit het oog te verliezen. Het tijdschrift richt zich vanouds op de historische neerlandistiek in de ruimste zin, waarbij de redactie ernaar streeft een breed publiek van neerlandici te bereiken, met bijdragen waarin de wetenschappelijke diepgang niet ten koste gaat van de leesbaarheid.
Het op de kalender verschijnen van het jaartal 2000 is aan het tijdschrift niet ongemerkt voorbijgegaan. Zoals bekend, is TNTL in 1994 van uitgever veranderd en is er een redactie van grotendeels andere samenstelling aangetreden. Twee redactieleden, dr. G.R.W. Dibbets en dr. A.Th. Bouwman, hebben besloten van hun recht om in het jaar 2000 af te treden gebruik te maken. Mede om de continuïteit te bewaken is Dibbets indertijd bereid geweest vanuit het ‘oude’ bestel als redactielid aan te blijven. Als voorzitter van de redactie heeft hij in de achter ons liggende periode zijn brede expertise ingezet om de overgang van het oude naar het nieuwe regime soepel te laten verlopen. Bouwman heeft als redactiesecretaris door zijn efficiënte en indien nodig vastberaden wijze van aansturen niet alleen mederedacteuren, maar ook scribenten en lezers aan zich verplicht. Beide afgetreden redacteuren zijn we erkentelijk voor de grote inzet die ze hebben getoond; het was met hen goed samenwerken. Als nieuwe leden zijn tot de redactie toegetreden dr. K.H. van Dalen-Oskam (Instituut voor Nederlandse Lexicologie, Leiden), die tevens als redactiesecretaris zal optreden, en dr. W. Kusters (Universiteit Maastricht).
TNTL bestaat al meer dan een eeuw. De lezer die nieuwsgierig is naar de inhoudelijke ontwikkeling die het tijdschrift in al die jaren heeft doorgemaakt, zal in het laatste nummer van deze jaargang een beschouwing aantreffen over ‘Het Tijdschrift voor Nederlands(ch)e taal- en letterkunde 1881-2000’. Het lijkt onder meer interessant om te weten of het tijdschrift de veranderingen in het vak heeft geleid en gestimuleerd dan wel heeft gevolgd.
Met de komst van het jaar 2000 leek ook het antwoord op de vraag wat in het Tijdschrift tot de historische letterkunde gerekend wordt, bijgesteld te kunnen worden. Met ingang van deze jaargang is de redactionele portefeuille ‘letterkunde van de twintigste eeuw’ ingesteld, wat wil zeggen dat artikelen, recensies en signalementen met betrekking tot de letterkunde van de hele twintigste eeuw welkom zijn. In dit nummer wordt alvast een bescheiden begin gemaakt met het betreden van dit nu definitief historisch geworden terrein.