Het Vroegmiddelnederlands Woordenboek op weg naar voltooiing
Ten geleide
Nog voor de eeuwwisseling zal de neerlandistiek over een nieuw en belangrijk instrument beschikken. In de vorm van het Vroegmiddelnederlands Woordenboek (VMNW) zullen de resultaten van tien jaar lexicografisch teamwork algemeen toegankelijk zijn. Die resultaten zijn niet uitsluitend van belang voor een kleine kring van gespecialiseerde taalkundigen, maar ook voor een breder publiek van geïnteresseerde vakgenoten. Nu de beschrijving van de Nederlandse woordenschat uit de periode 1200-1300 de voltooiing nadert, lijkt het een goede gedachte om in het Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde een en ander te vertellen over het project zelf en de mogelijkheden die het woordenboek de gebruikers zal gaan bieden.
Een korte introductie van de equipe die vanaf begin 1989 deze fase van het Nederlands nader in kaart heeft gebracht, mag hier niet ontbreken. Het redactioneel team van het VMNW bestaat uit zes personen. Mw. drs. K.H. van Dalen-Oskam (redacteur) studeerde Nederlands in Utrecht en werkt aan een dissertatie over Van Maerlants Rijmbijbel; mw. lic. K.A.C. Depuydt (redacteur) studeerde in Leuven en Utrecht en werkt aan een proefschrift over de vertaling van Raoul Lefevres Histoire de Jason; dr. W.J.J. Pijnenburg (hoofdredacteur), slavist en neerlandicus, studeerde in Amsterdam en Leiden; mw. drs. T.H. Schoonheim (redacteur) studeerde Nederlands in Leiden en schrijft een proefschrift over de mannelijke en vrouwelijke persoonsnamen in Hollandse en Zeeuwse oorkonden ten tijde van de graven van het Hollandse huis. Corrector is M. Kingma; redactiesecretaris is Th.P.F. Wortel.
Mede om geïnteresseerde niet-lexicografen nader over het VMNW te informeren hebben de redacteurs drie artikelen geschreven waarin ze verschillende kanten van hun project belichten. In deze aflevering bespreken Pijnenburg en Schoonheim onder meer de geschiedenis van het project. Welke beslissingen zijn genomen, welke grenzen getrokken, bijvoorbeeld bij het ‘opnamebeleid’ van bepaalde woorden? Daarnaast wordt de anno 1996 welhaast onontkoombare vraag gesteld welke rol de computer bij dit alles speelt.
In aflevering 112/3 gaan Schoonheim en Van Dalen-Oskam in op het onderwerp ‘namen’. Ook alle namen uit het materiaal worden namelijk in het woordenboek opgenomen. Deze minder gebruikelijke stap wordt gemotiveerd: naast het streven naar volledigheid speelt het gegeven dat namen relevante vormaspecten hebben, die deel uitmaken van het Vroegmiddelnederlandse vormsysteem. Duidelijk wordt, hoe persoons- en plaatsnamen uit ambtelijke en literaire teksten behandeld worden.
In aflevering 112/4 ten slotte zetten Depuydt en Van Dalen-Oskam allereerst uiteen ‘wat er in een Vroegmiddelnederlands woord zit’. In een VMNW-artikel immers wordt aanzienlijk meer vermeld dan alleen betekenis en bewijsplaatsen. Ook andere gegevens, bijvoorbeeld inzake spellingvariatie, morfologie, etymologie, worden standaard opgevoerd. Vervolgens gaan de auteurs in op het gebruik van verschillende soorten betekenisomschrijvingen. In het VMNW worden ook encyclopedische definities gehanteerd, wat in een woordenboek niet gebruikelijk is. Aan de hand van voorbeelden laten de auteurs zien waarom het gewenst is om relevante encyclopedische informatie te leveren.
De TNTL-redactie is de auteurs erkentelijk voor hun bereidheid deze voorproeve van het VNMW te geven. Naar ze verwacht, zal de geïnteresseerde lezer de voltooiing van dit woordenboek met belangstelling, maar ook met enig ongeduld tegemoet zien.
Namens de redactie,
Jan Noordegraaf