Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 102
(1986)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 294]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
J. Taeldeman
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 295]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voor de ‘klassieke’ voorstelling die we in de historische grammatica's van het Nederlands aantreffen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. De ‘klassieke’ voorstellingIn de historische grammatica's van het Nederlands wordt er algemeen van uitgegaan dat in het Oudnederlands na [ŋ] de occlusieve variant [g] van het stemhebbende velaire consonantfoneem voorkwam. Die werd in auslautpositie verscherpt tot [k] (cf. de door Goossens (1974:66) geciteerde vorm utganc). Later werd die velaire obstruent in vele Ndl. dialecten (en ook in het A.N.) gedeleerd. Die deletie voltrok zich noch gelijktijdig noch gelijkmatig in intervocalische positie en in auslautpositie. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.1. In intervocalische positieGa naar eindnoot2De overgang [laŋgə] → [laŋə] ( = lange) wordt ten vroegste in het Mnl. gesitueerd en heel waarschijnlijk terecht. Steun voor deze hypothese vindt men immers in (Vroeg-)Mnl. spellingen als -ncgh- en -ncg- (b.v. conincghe, joncge). Hierbij bedenke men echter dat vooral in gebieden waar niet-suffigale eind-ə geapocopeerd werd, deze deletie ook niet te laat gesitueerd mag worden, want anders had dat (niet-geattesteerde) vormen als (*tŏŋgə → tŏŋg →) toŋk (= tong) moeten opleveren. In Brabant bijvoorbeeld, waar deletie van eind-ə al in de tweede helft van de 14de eeuw plaatsgreep (zie Van Loey, 1976:86), moet [g] in deze positie al in het vroegere Mnl. gesyncopeerd zijn of in alle geval haar occlusiefkarakter verloren hebben. Over de manier waarop intervocalische [ŋg] → [ŋ] geworden is, maken de historische grammatica's van het Nederlands ons nauwelijks wat wijzer. Schönfeld-Van Loey (1970:101), Goossens (1974:83) en Van Bree (1977) hebben het heel vaag over ‘assimilatie’ van < ŋg > tot < ŋ >. In het eerstgenoemde werk wordt elders (p. 60) i.v.m. de parallelle overgang -mb- → -m- (b.v. Onl. dumba → Mnl. dŏmə = domme) die assimilatie enigszins geëxpliciteerd: de orale obstruent zou zich aan de voorafgaande nasaal geassimileerd hebben, waardoor de nasale geminaat -mm- ontstond die achteraf | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 296]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vereenvoudigd werd tot -m-. Als we die hypothese ook voor -ŋg- laten gelden, dan zouden we de volgende evolutie moeten aannemen: -ŋg- → -ŋ- → -ŋ-. In haar geheel is dat zeker geen onnatuurlijke hypothese, al zullen we over die tussenfase met nasale geminaat wel nooit enige zekerheid verwerven want de spelling laat ons op dat punt in de steek. Bij -ŋ- geldt die ortografische ondoorzichtigheid trouwens over de hele lijn: wat er ook met de obstruent gebeurde, men bleef -ng(h)- spellen. Samenvattend kunnen we de ‘klassieke’ visie op de ontwikkelingsgang van intervocalische -ŋg- als volgt voorstellen: de kluster werd direkt - d.w.z. zonder tussenfaze met nasaal + een andere obstruent (b.v. [γ]) - vereenvoudigd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.2. In auslautpositieOver twee aspecten van de overgang (* -ŋg →) -ŋk → -ŋ zijn de historische grammatica's van het Nederlands het alweer roerend eens: de motivering en de (approximatieve) datering. Door de onder (1.1.) beschreven deletieregel waren er - wellicht al in de Mnl. periode - alternanties van het volgende type ontstaan:
Waarschijnlijk naar analogie van de verbogen vorm (als een soort ‘paradigmatic levelling’ dus) is ten slotte ook de onverbogen vorm zijn velaire obstruent kwijtgeraakt (b.v. lăŋk → lăŋ). Bijgevolg zou de deletie in auslautpositie jonger zijn dan de deletie in intervocalische positie en bovendien zou eerstgenoemde regel - precies door de aard van zijn motivering (analogie) - niet zo absoluut gewerkt hebben. Symptomatisch voor dat laatste is het aanzienlijke -ŋk- residu in de (meeste) Ndl. dialecten, onder andere in Vlaanderen, waar -ŋk (uit *-ŋg) zelfs systematisch bewaard bleef (b.v. jonk = jong, rink = ring, konink = koning, uitgank = uitgang). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Nieuw licht op de ontwikkeling van intervocalische < ng >Hierboven is al gezegd dat de situatie in een groot aantal Oostvlaamse dialecten een serieuze uitdaging vormt voor de ‘klassie- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 297]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ke’ voorstelling, die we in (1.1.) geschetst hebben. Laten we in eerste instantie echter ons blikveld verruimen tot de Vlaamse en de Brabantse dialecten. Vóór de ‘klassieke’ opvatting pleit in zekere zin het feit dat in (sommige van) die dialecten de analoge niet-velaire klusters -mb- en -nd- ook direct vereenvoudigd zijn/worden:
Afgezien van de verschillen in geografisch bereik is er dus een volkomen parallellie tussen alveolairen, labialen en velairen:
Aangezien er bij de alveolaire en de labiale kluster direkt (o.a. zonder spirantische tussenfaze voor de obstruent) vereenvoudigd werd, lijkt dat ook voor -ŋg- te gelden: dus logischerwijze -ŋg- (eventueel via -ŋ-) → -ŋ-. In sommige Oostvlaamse dialecten verschijnt intervocalische *-ŋg- echter onder een gedaante die sterk afwijkt van de gewone vorm -[ŋ]- en die m.i. in de richting van een spirantische tussenfase -[ŋγ]- wijst. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 298]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
We beschrijven allereerst de feiten. Hierbij moeten we nog een onderscheid maken tussen het dialect van Gent en dat van een aantal plattelandsgemeenten in westelijk Oost-Vlaanderen. (a) In het Gents heeft intervocalische -ŋg- twee verschijningsvormen: tegenover de ‘normale’ -[ŋ]- in het ‘Burgergents’ staat in het plattere en ongetwijfeld ook archaïscher Gents de realisatie -[ŋγ]-, zodat we met alternanties van het volgende type geconfronteerd worden:
(b) In een landelijk gebied ten westen van Gent (zie kaart 1, p. 300) is intervocalische -ng- helemaal weg en de voorafgaande vocaal is gerekt. Daar noteren we alternanties van het volgende type:
In welke zin geven deze ‘afwijkingen’ nu een aanleiding tot de hypothese dat - zeker in dat gebied - intervocalische -ŋg- via een tussenfaze -[ŋγ]- vereenvoudigd is? Uiteraard is er op de eerste plaats de -[ŋγ]-realisatie in het Platgents zelf. De veronderstelling dat het Gents hier een relict vertoont van een elders al verdwenen overgangsfase (nl. -ŋg- → -ŋγ- → -ŋ- e.d.) wint ongetwijfeld aan kracht bij de overweging dat het consonantisme van het Platgents ook nog in andere opzichten erg conservatief is. Een duidelijke illustratie hiervan biedt de evolutie van intervocalische -[sχ]- (uit Wgm. -sk-): terwijl die in de omringende plattelandsdialecten al tot -[s]- vereenvoudigd is, wordt in het Platgents nog courant -[sχ]- gerealiseerd (vgl. Platgents [wa:sχə] ~ plattelands [wasn] / Burgergents [wa.sə] = wassen).Ga naar eindnoot4 De situatie op het Oostvlaamse platteland ten westen van Gent moeten we bekijken in het licht van twee andere overgangen in die (en andere Vlaamse) dialecten: - In een groot westelijk-Oostvlaams gebied - maar niet het Gents! - (zie kaart 2, p. 300) wordt intervocalische -γ- gesyncopeerd en dat gaat gepaard met rekking van de voorafgaande vocaal. Ter illustratie enkele alternanties uit het dialect van Nevele (I 233): | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 299]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het gebiedje met totale -ŋg- deletie ligt volledig in het gebied met -γ- deletie. - In heel veel Vlaamse dialecten (o.a. ook in die waar -ŋg- volledig verdwenen is) worden nasalen vóór spirantische obstruent gespirantiseerd en vaak verdwijnen ze helemaal. In dat geval wordt de voorafgaande vocaal genasaleerd + gerekt. Ter illustratie enkele voorbeelden uit het dialect van mijn geboortedorp Kleit (I 154a):
Door van een tussenfaze met gespirantiseerde obstruent (nl. -[ŋγ]-) uit te gaan, hoeven we op geen enkele ad hoc-regel meer een beroep te doen om de ‘eigenaardige’ Oostvlaamse vormen zonder ‘normale’ -[ŋ]- te verklaren. In die optiek zou het Platgents dan een oudere faze in de hierboven geschetste derivatie bewaard hebben | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 300]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
\\gebied waar -ng- totaal verdwenen is.
//gebied met synkope -g- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 301]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dan de aansluitende Oostvlaamse plattelandsdialecten. Dat past uitstekend in het algemene beeld dat we van het Platgentse consonantisme opgehangen hebben: het is conservatief en heeft dan ook de regel van de intervocalische [γ] -deletie niet gekend die precies aanleiding gaf tot de consonantloze plattelandsvormen. Een en ander verdient vanzelfsprekend nog verder onderzoek in historische Oostvlaamse teksten, al valt te vrezen dat dat niet zoveel zal opleveren want we hebben hier met oppervlakteregels te maken die normaliter zorgvuldig gecamoufleerd blijven achter de bijzonder taaie -ng-spellingtraditie, te meer daar de hier besproken overgangen wellicht uit een niet te ver verleden dateren (17de - 18de - 19de eeuw?) en toen schreef men al vrij ‘correct’. Alles samen genomen meen ik hierboven aannemelijk gemaakt te hebben dat we zeker voor Gent en het aanpalende Oostvlaamse plattelandsgebied een fase -[ŋγ]- in de ontwikkeling van intervocalische < ng > moeten voorzien. Of dat ook voor (de) andere Nederlandse dialecten noodzakelijk is, valt nog te onderzoeken. Nog even terugblikkend naar Oost-Vlaanderen kan ik me niet van de indruk ontdoen dat we er te maken hebben met een relictsituatie. Zeker in deze eeuw kan elders al vroeger gebeurd zijn wat we in het Gents nog zien plaatsgrijpen: substitutie van de archaïsche vorm (in casu/Platgents -[ŋγ]-) door de ‘beschaafdere’ variant (Burgergents -[ŋ]-) en dit onder druk van andere dialecten met prestige en/of de standaardtaal.
Adres van de auteur: Muizendale 10 B 9840 Landegem-Nevele | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 302]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Literatuur
|
|