Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 100
(1984)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 18]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
J.C. Arens
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van heel het materiaalGa naar eind6. Steller dezes zij vergund wat gissingen te wagen bij enige ongemene trefwoorden en verklaringen.
R 261r talpa...j mult worm uel j gur. Vgl. T(euthonista, uitg. 1477) G6rb Goere molworm moiltworm Talpa. Hasfala le. Mitzka 178 schetst bondig, hoe het in 1939 met de woorden voor mol gesteld was in Kleefland: ‘1939 dicht um Kleve Moll, Multwörm, nach Westfalen hinein Göhr, Göhre.’ Zie ook Sanders 45v.
(In de rand met potlood ‘= holl. aschepoester’.) Asschevijster wordt MNW I 477 afgeleid van vijsten, blazen. WNT II 725 geeft als eigenlijke betekenis van aschvijster ‘iemand die altijd bij den haard in de asch zit (te veesten), een aschgat’Ga naar eind7. Men vindt ‘ein aschinfister’ in de rand van f. 55va van Stockholm Msc. språkvetenskap 49 (een Exquo) wat lager dan het trefwoord focarius dat verklaard wordt als ‘iemand die vuur maakt, te weten de kok of de knecht die steeds in het stof ligt’ (est aliquis faciens ignem scilicet coquinarius uel seruus semper iacens in puluere). Dezelfde verklaring, zonder de vertaling, staat ook in andere Exquo'sGa naar eind8. Het trefwoord ‘cineripedus’ in R is een woordelijke vertaling van ‘aschenvijster’ (cinis, cineris = as - pēdo, pēdere = veesten). Wordt ‘cineripēdus’ buiten R en vóór 1487 aangetroffen? MNW geeft voor ‘aschvijster’ een aanhaling uit 1480. Van de zwarte (Ethiops = moriaan, moor) abt Moses, een gewezen struikrover, wordt in het Leven der Vaderen verhaald, hoe de nederige eens, versmadelijk weggejaagd, deze bejegening slikte en het hem toegevoegde ‘moriaan’ in zelfverguizing aandikkend en verdubbelend, tegen zichzelf zei (in het oorspronkelijk Grieks) spodóderme mélane ( = ashuid, zwarte), vertaald in het LatijnGa naar eind9 met cinerate cacabate ( = in de as gelegde [zeg ‘roetmop’] ketelzwarte); daarop gaat terug ‘Du asschighe mismaecte’ in Van den Leven der Vaderen, Gouda, G. Leeu 1480 ( = CA 937), vijrb. Uit het Vaderenboek is het een en ander van abt Moses overgeheveld in de Gulden Legende. In de druk van Passionael ( = Gulden Legende), Gouda, G. Leeu 1480 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
( = CA 1756), lijrb, zegt de zwarte abt tot zichzelf ‘Asschevystere ende ketelboetere’.
Vgl. J.J. Raepsaet, Oeuvres complètes, I, Mons etc. 1838, 274 (aangehaald WNT VIII 2837): ‘(les Flamands) vous demandent hebt gy, ou gaet gy vasten-avond-sot loopen?’.
Vgl. T (G 3vb) Ghere. lass. lappe. Pecia. commissura.
Roculentus (alph. roc-), verbasterd uit rorulentus = bedauwd (en doorverbasterd tot roboc- en varianten), wordt in handschriften van Brevilogus en Exquo aangetroffen met vertalingen als dauhaftich of douwichGa naar eind10. Ook in de vertaling is de klad gekomen: douendich en variantenGa naar eind11. Deze verbasterde vertaling is (eerst in R of reeds voorheen) terugvertaald in het latijn: furiosus.
Vgl. T (N 1ra) Puggen. iong vercksken. in c. Coedken, en (D 2va/b) Coedken. pegsken. puggen. iong vercksken. Porculus...Succulus la. Zie Mitzka 178.
Dr. Robert Peters, in een schrijven van 26.5.1982, wijst er op dat met ‘er’ niet het hoogduitse ‘er’, nl. ‘hij’ bedoeld is, maar het hoogduitse ‘ihr’, nl. ‘jullie’. ‘Alle drei Formen geben also die 2. Person Nominativ Plural des Personalpronomens wieder. Zur geographischen Verteilung von “ī gī ēr”: gī ist im Mittelalter die nl. Normalform. Sie herrscht heute noch im Kleverländischen. ī gilt in den östlichen Niederlanden (Twente, Achterhoek) und auf der deutschen Seite der Grenze in Bentheim und im Westmünsterland. īr, die Form der deutschen Hochsprache, gilt in den ripuarischen Dialekten um Köln. Ein kleines Gebiet westlich Düsseldorf, im | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Raum Krefeld-Neuss, hat heute noch ēr. Den Verlauf der Grenze zwischen dt. īr, ēr und nl. gī beschreibt P.G.L. Zelissen, Untersuchungen zu den Pronomina im Rheinisch-Maasländischen bis 1300, Helmond 1969, S. 142f. Sie verläuft bei Maastricht westlich der Maas nach Norden und biegt südlich Venlo nach Osten in Richtung Rhein (vgl. Karte 3 bei Th. Frings, Sprache und Geschichte I, Halle (Saale) 1956, S. 109). Beiderseits der Maas gibt es auch die Kontraktionsform gēr.’
Vgl. T (uitg. C. Boonzajer, Leyden 1804, 311b)Ga naar eind12 aeverWesel. nederWesel. twee steden op den rijn. Wesalia superior. Wesalia inferior. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aanhangsel: de lof van TelgteEen opmerkelijk Munsterlandicum is de lof van Telgte (aan de Eems, beoosten Munster) die wordt aangetroffen in de enige druk van Brevilogus (nadere bijzonderheden aanstonds) en in een handschrift van de Benedictijnen van St. Laurentius te Luik, nu Brussel Alb. 9749-51 f. 10r-192r (welk handschrift wel - het worde nader onderzocht - een afschrift is van genoemde druk): Ga naar margenoot+Telligeth aut telgeth (Tegeth i.m. corr. telgeth hs) est nomen indeclinabile cuiusdam ciuitatis pulcre site in westfalia iuxta emesam fluuium. Teligensis vel telgensis nomen gentile vnde teligenses siue (uel hs) telgenses dicti sunt. Brevilogus (zie Grubmüller), in Duitsland ontstaan in de veertiende eeuw, is een woordenboek van middelbare grootte met een bescheiden mate van teutonisatie in de verklaringen, dat in alfabetische volgorde achtereenvolgens een keus biedt uit de naam-, de werk- en de bijwoorden. Er zijn veel handschriften van bewaard gebleven, er is maar één druk: Vocabularius fructuosus...qui alio nomine Breuilogus nuncupatur..., [Conr. Winters, de Homborch, c. 1478] (exx.: Lon- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
don BL IB 4097; den Haag MW IV C 4). Deze druk dient niet verward te worden met de eerste druk (Basel 1478) van Breuiloquus die gemeenlijk wordt toegeschreven aan Johannes Reuchlin (ex.: London BL C 15 c. 9). Breuiloquus heeft van Breuilogus de driedeling, doch een deel van het materiaal is verwijderd of herzien, terwijl veel nieuwe stof is ingelast, met name uit twee reeds in druk benutbare woordenboeken, het rechtskundige Vocabularium utriusque juris en het grammaticaal gezaghebbende Catholicon van Joannes van Genua. De lof van Telgte nu is, behalve in de aangehaalde enige druk van Brevilogus en het Luikse handschrift, niet aangetroffen in de vele andere handschriften van Brevilogus en in de drukken van Breuiloquus, die steller dezes heeft geraadpleegd. Hetzelfde geldt van de vermelding van zeker priester Herquen, d.i. Heerken, Heertje(n) of iets dergelijks (de auteur van een bundel latijnse gedichten, Italicorum..., Groningen 1762, heet met hooglatijnse staart G.N. Herquenius):
Zijn er bescheiden die wijzen op een verband tussen Telgte en priester Herquen (en - zie Bouveret, Les Colophons I 3183 [an. 1467] - de afschrijver Hinricus Telget, clericus van het bisdom Munster)? De lof van Telgte kan argeloos zijn overgenomen uit het handschrift dat aan de druk ten grondslag is gelegd; hij kan ook eerst bij het zetten zijn ingelast. Hetzelfde geldt van de sexuele guitigheid, ingelast op Cunisco (druk L 5v, hs 110 ra). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. Teuthonista en HugucioGrondslag van het tweede (latijns-teuthonicale) deel van Teuthonista is het Catholicon van Joannes van Genua, en wel de eerste druk, Mainz 1460Ga naar eind13. Voor het eerste (teuthonicaal-latijnse) deel van T is meer dan één werk benut, daaronder het gezaghebbende Liber Derivationum van HugucioGa naar eind14. De werkwijs is eenvoudig; draai trefwoord en verklaring om, en vertaal de verklaringGa naar eind15. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De keus van de vertaalde woorden is soms merkwaardig. In het artikel ‘para’ en afleidingen noemt Hugucio het Griekse woord voor voltooid verleden tijd, dat letterlijk ‘aanliggend’ (adiacens in het latijn) betekent:
Soms wordt een latijns woord verkeerd verstaan, bijv. ‘panis’ in de verklaring van ‘lupercus’, en ‘pediculus’ in de verklaring van ‘amicinum’:
‘Amicinum’ wordt verklaard als ‘voetje’, d.i. hals, van de wijnzak. ‘Utris’ wordt nogal eens dooreengehaald met ‘uentris’ (vaak afgekort uētris, ūtris) = van de buikGa naar eind18. T vertaalt ‘uentris’: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In de talrijke handschriften van Hugucio zijn op grond van afwijkende lezingen verschillende groepen (met hun eigen afdelingen) te onderkennen. Een van deze groepen, hierna D genoemd, heeft zich in Duitsland ontwikkeldGa naar eind19. Sommige van de voor groep D kenmerkende variantenGa naar eind20 worden aangetroffen in laat-middeleeuwse latijns-teuthonicale woordenboekenGa naar eind21, als zijnde gewaarmerkt door Hugucio. Sarpedon, bekend uit Homerus en Vergilius, was koning van Lycië. Doordat ‘licie’ versleten werd voor de afkorting ‘letie’Ga naar eind22 (in sommige handschriften zijn e en i, c en t niet of nauwelijks onderscheidbaar), is in groep D Sarpedon koning geworden ‘letitie’. Opmerkelijk is de uitkomst van de verhaspeling van twee woorden in een opsomming van amphibieën. IsidorusGa naar eind23 noemt als amphibia (en Hugucio neemt de opsomming over op ‘amphinia’, ook -ma en -mia geschreven) ‘zeehonden, krokodillen, hippopotamen, d.i. rivierpaarden’. ‘Phocae’ wordt ‘foce’ gespeld; o en a zijn soms niet of nauwelijks onderscheidbaar. In groep D is uit ‘foce crocodilli’ (gelezen en geduid als ‘facetroca d illi’) ‘facetroca dicuntur illi’ gewordenGa naar eind24. Het spookwoord ‘facetroca’, een nijlpaardtronie waardig, heeft in verschillende woordenboeken een plaats gekregen als trefwoordGa naar eind25. ‘Lettie’ en ‘facetroca’ worden niet aangetroffen in T, wel een andere variant van groep D, het boeiende spookwoord ‘amorpius’. Ongeveer halverwege het artikel ‘amo’ en afleidingen geeft Hugucio een vierledige uitspraak (een citaat?) over de liefde alnaargelang het voorwerp ervan. De uitspraak is overgenomen door Joannes van Genua in Catholicon op ‘amor’. Deze uitspraak heeft in de Hugucio-handschriften heel wat averij opgelopen; hier is alleen de variant van groep D aan de orde. Nrs 1, 18, 21 en 22 hebben nog de oorspronkelijke lezing,
De variant van groep DGa naar eind26 luidt: amorpius ij filius uxoris crudelis, vertaald in | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 25]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Amorpius’ wordt ook buiten groep D aangetroffen in Hugucio-handschriften, bijv. in Kraków UB 463 en 1556, en buiten Hugucio komt het woord voor niet alleen in T maar ook in Mü f.9r, Stu 11 en Stu 12. Behoorde (of, als het handschrift nog bestaat, behoort) de Hugucio van Teuthonista tot groep D? Het volgt niet dwingend uit de blote aanwezigheid van ‘amorpius’ in T, en in de nu volgende ontleningen van T aan H zal blijken dat, in tegenstelling tot andere woordenboeken, T niet de variant volgt van groep D. De gevolgtrekking lijkt gewettigd dat de Hugucio van Teuthonista niet behoorde tot groep D en dat ‘amorpius’ een oprapeling is.
‘Corsulus liberatus heres’ wordt nog aangetroffen in 1, 18, 21 en 22. In T is -sti- een mislezing van -su-. In groep D heeft het trefwoord ‘corilus’ (ook ‘corulus’, hazelaar) ‘corsulus’ verzwolgen: corulus genus arboris et in alia significatione liberatus heres. In 13 en 24 is corulus liberatus heres geworden.
‘Tormenta’ wordt nog gevonden in 1, 5, 18, 21 en 22. T heeft trefwoord en verklaring omgezet in het enkelvoud. De variant van groep D, ‘ornamenta’, komt voor in Dfb 20a, Sto en Stu 11.
De afdeling woorden beginnend met K wordt in Hugucio geopend door ‘kaletheles’ dat soms als ‘kalethe les’ of ‘kalethe.les’ geschreven wordt. De variant van groep D ‘kaledeles’, wordt in een verdere verbastering ‘kaledes’ aangetroffen in 12 (kalecheles uel kaledes) en in Stu 11 en Stu 12. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 26]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De variant van groep D, ‘augmentare’ (ook auc- en aum-), komt voor in Dfb 17 en Sto.
De variant van groep D, ‘breuis’, komt voor in Benth en Sto.
Adres van de auteur: Louiseweg 7 6523 NA Nijmegen |
|