Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 99
(1983)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |||||||
J.A.A.M. Biemans
| |||||||
[pagina 2]
| |||||||
zijde, hoe meer verzen per kolom. Wat het formaat van deze typen handschriften betreft, kan ruwweg het volgende opgemerkt worden: hoe breder de codex, hoe hoger de codex. De verschillende formaten van de handschriften vormen een reeks progressieve rechthoeken, want wat min of meer constant blijft is de verhouding tussen de breedte en de hoogte van het boekGa naar eind4. Nu zou het hierboven als eerste geschetste type Spiegel historiael-handschrift (A) een onmogelijk boek opleveren: met 1155 folia veel te dik in verhouding tot het formaat, zelfs indien het dunste perkament zou zijn gebruikt. Hetzelfde geldt in feite voor de typen B en C. Wat betreft de omvang zou het laatste type (D) heel goed mogelijk geweest kunnen zijn, maar het formaat (en gewicht!) van een dergelijk groot boek - te denken valt aan ca. 430 × 320 mm. - zal het hanteren ervan niet gemakkelijk gemaakt hebben. In alle gevallen lag een oplossing van de esthetische en praktische problemen voor de hand. Men kon de tekst verdelen over twee of meer banden. Een werk met een structuur, bestaande uit enigszins zelfstandige onderdelen, zoals de Spiegel historiael in vijf partieën, maakt het opsplitsen over enkele banden wel heel eenvoudig. Een dergelijke verdeling vormt een verklaring voor de aanwezigheid van handschriften en fragmenten van de Spiegel historiael in twee, drie en vier kolommen. Een andere mogelijke verklaring is dat men in plaats van het hele werk een of meer afzonderlijke partieën liet afschrijven. Van weer een andere mogelijkheid geeft het al genoemde Haagse handschrift blijk, dat alleen het aandeel van Jacob van Maerlant bevat.
Van Middelnederlandse handschriften met een mise-en-page in vier kolommen kennen we slechts fragmenten. Het mag bekend verondersteld worden dat er tenminste twee van zulke codices bestaan hebben met als inhoud de Spiegel historiael. Bewijzen dat nog twee andere Middelnederlandse werken zijn afgeschreven in vierkolommige codices leveren fragmenten van een handschrift met een zgn. Roman van Caesar zoals die tekst genoemd is, alsmede twee fragmenten van een gedicht waaraan men de naam Vanden bere Wisselau gegeven heeftGa naar eind5. Deze fragmenten roepen een aantal vragen op, zo- | |||||||
[pagina 3]
| |||||||
wel wat betreft hun inhoud, als wat hun uiterlijk aangaat, d.w.z. gelet op enkele codicologische aspecten. Nader onderzoek is hier gebodenGa naar eind6. In dit artikel zal ik me beperken tot de - fragmenten - van handschriften van de Spiegel historiael in vier kolommen. | |||||||
2. Twee handschriften van de Spiegel historiael in vier kolommenIn totaal zijn van de twee tot op heden in de litteratuur bekende vierkolommige handschriften van de Spiegel historiael 33 fragmenten bewaardgebleven. Deze fragmenten zijn in 1970 uitvoerig besproken door de kenner van de Middelnederlandse handschriften bij uitstek, Dr. J. DeschampsGa naar eind7. Tweeëndertig fragmenten hebben ooit deel uitgemaakt van een tamelijk forse codex van ca. 425 × ca. 320 mm., met een bladspiegel van 335 à 355 × 250 mm.Ga naar eind8. Deze codex moet uit vier delen bestaan hebben, wat valt af te leiden uit de veelal bewaardgebleven oorspronkelijke foliëring in romeinse cijfers. Het is echter niet mogelijk uit te maken in hoeveel banden de vier delen waren ingebonden. Deschamps heeft berekend dat het eerste deel met de Eerste en Tweede Partie ongeveer 120 folia geteld moet hebben; de kolommen tellen daarin 76 of 77 regels. Deel twee, waarvan geen bladen bekend zijn tot op heden, bevatte de Derde Partie en was ca. 70 folia dik. In het derde deel van ongeveer 71 folia was de Vierde Partie opgenomen, in kolommen van elk 75 regels en in het vierde deel dat ca. 50 folia geteld moet hebben vond men de Vijfde Partie, afgeschreven in kolommen van 76 of 77 regels. Het totaal aantal bladen van dit handschrift of deze set van handschriften moet ongeveer 311 bedragen hebbenGa naar eind9. Vanwege het feit dat verreweg de meeste fragmenten van deze codex in Brugge en omstreken ontdekt zijn, heeft Deschamps voorgesteld ze de Brugse fragmenten te noemen. Het gaat om de volgende fragmenten:
| |||||||
[pagina 4]
| |||||||
Voor zover op basis van de bewaarde fragmenten valt te concluderen is dit handschrift door twee kopiisten geschreven in een littera textualis. De ene kopiist schreef het eerste deel, zijn collega het derde en het vierde deel. Uit de taalvormen blijkt, volgens Deschamps, dat het handschrift in Holland totstandgekomen isGa naar eind11. Terecht heeft Napoleon de Pauw opgemerkt dat de bladen uit deel 1 in het midden van de bovenmarge van het recto gefolieerd zijn, terwijl de foliëring op de bladen uit de delen 3 en 4 zich in de rechterbovenhoek van het recto bevindt. Op grond daarvan meende hij dat het handschrift over twee banden verdeeld was geweest en dat het wellicht hetzelfde was als de codex die vóór 1365 in bezit was van de rijke Gentse schepen en lakensnijder Willem van den PitteGa naar eind12. Bij het overlijden van diens vrouw heeft men in een akte van 13 augustus 1365 een lijst opgenomen van hun bezittingen en de verdeling daarvan over de kinderen bepaald. Tot de inboedel behoorde een ‘Spieghel Ystoriaelle in ij bouken ghescreven’Ga naar eind13. Om twee redenen kan ik het niet met de zienswijze van De Pauw eens zijn. In de eerste plaats de foliëring zelf. Dat de Eerste en de Tweede Partie in één band voorkwamen, is heel waarschijnlijk omdat de nummering van de bladen met tekst uit deze twee partieën gewoon doorloopt. De foliëring van de overige bladen, die volgens De Pauw uit de tweede band afkomstig zijn, loopt echter niet door: de Vierde en de Vijfde Partie hebben elk een eigen nummering gehad. De plaats van de foliëring is in feite niet van belang voor de vraag over hoeveel banden de codex was verdeeld. Het door De Pauw opgemerkte verschil in plaats is heel goed terug te voeren op de twee kopiisten die aan het handschrift gewerkt hebben. In de tweede plaats moet hier de ouderdom van het handschrift ter sprake komen. Te oordelen naar het schrift moeten de Brugse fragmenten van ca. 1400 | |||||||
[pagina 5]
| |||||||
dateren, in elk geval niet van vóór 1365. Op grond van het bovenstaande moet men besluiten dat de suggestie van De Pauw niet erg waarschijnlijk genoemd kan worden.
Het drieëndertigste fragment in vier kolommen is het enige blad - voor zover bekend - van een codex van ca. 480 × ca. 340 mm., met een bladspiegel van ca. 400 × 250 mm.; alle kolommen op dit blad tellen 82 regels. De inhoud bestaat uit een gedeelte van het zesde boek der Tweede Partie. Uit het oorspronkelijke foliumnummer (een rode L in de bovenmarge van zowel het recto als het verso) blijkt dat in dit handschrift alleen de Tweede Partie was afgeschreven. Ervan uitgaande dat de Tweede Partie ca. 40.000 verzen telde, moet het handschrift uit 61 of 62 bladen hebben bestaan, aldus DeschampsGa naar eind14. Het is waarschijnlijk dat ook dit handschrift deel uitmaakte van een meerdelige set van handschriften met de vier of vijf partieën. De tekst op dit fragment is geschreven door één kopiist en het schrift (een littera textualis) dateert m.i. uit het midden van de veertiende eeuw. De taalvormen doen Deschamps vermoeden dat het hier gaat om ‘een Brabants afschrift, waarin oorspronkelijke Westvlaamse vormen bewaard zijn gebleven’Ga naar eind15. Dit blad wordt naar de eerste bekende bezitter het fragment-Serrure genoemd en berust thans te Leiden, Universiteitsbibliotheek, onder de signatuur hs. Ltk. 177. Van al deze drieëndertig fragmenten van twee handschriften van de Spiegel historiael in vier kolommen heeft Dr. Deschamps in zijn artikel een beknopte beschrijving gegeven. De beschrijvingen worden steeds gevolgd door een overzicht van de lotgevallen van elk der bladen plus de daarbij behorende litteratuur.
Aan deze lijst moet thans een tot voor kort nog onbekend fragment van de Spiegel historiael worden toegevoegd dat in 1978 pas opdookGa naar eind16. Het is een zeer gaaf blad uit hetzelfde handschrift als de hierboven genoemde Brugse fragmenten en wel afkomstig uit het eerste deel van de set. In het overzicht van Deschamps volgt het op nr. 13, hs. Gent, UB, 2541, fragment 6, want het bevat cap. 59, vs. 34 | |||||||
[pagina 6]
| |||||||
tot en met cap. 65, vs. 196 van het zevende boek der Eerste Partie. Bovendien is in de bovenmarge van het recto het oorspronkelijke foliumnummer nog aanwezig: .xlij. Bij vergelijking van de tekst van het fragment met de editie-de Vries/Verwijs (dl. 1, p. 334-343) kwamen slechts redactionele varianten aan het licht. De tekstkritische waarde van de Brugse fragmenten is niet groot. In hun uitgave van de Spiegel historiael concludeerden De Vries en Verwijs: ‘meestal toch is de tekst van al deze bladen nog veel slechter dan die van onzen Amsterdamschen codex, ja somtijds geheel onleesbaar. [...] Als wij het gansche boekdeel bezaten, wie zou het heirleger van fouten tellen?’Ga naar eind17. Het fragment bevond zich in het archief van de familie De Bel, een kostersgeslacht te Damme. Van 1706 tot na 1873 oefenden maar liefst zes generaties het kostersambt uit van de RK-kerk in dit stadjeGa naar eind18. Tot het familie-archief behoorden ook archivalia met betrekking tot de stad Damme, waaronder het fragment van de Spiegel historiael dat ooit als omslag heeft gediend voor een bundel stadsrekeningen van Damme uit de jaren 1657-1660. In de dertiger jaren belandden al deze stukken uit het archief- De Bel in het bezit van de Brugse boekhandelaar en verzamelaar Achiel van Acker (1898-1975), na de Tweede Wereldoorlog o.m. Eerste Minister van België en Voorzitter van de Kamer van Volksvertegenwoordigers. Na diens dood kwamen zijn boeken aan de Koninklijke Bibliotheek Albert I te Brussel. Een ander deel van Van Ackers nalatenschap, de archivalia, werd verkocht. Zo kwam het archief van de familie De Bel met inbegrip van het Spiegel historiael-fragment in 1978 terecht bij de Brugse antiquaar M. vande Wiele, die op zijn beurt het fragment waar het hier om gaat doorverkocht aan Mark Goetinck, kunsthistoricus te BruggeGa naar eind19. Voor de volledigheid volgt hier een beknopte beschrijving van dit fragment. Perkamenten blad met een mise-en-page in vier kolommen van elk 76 regels. Het blad is slechts weinig besnoeid en alleen aan de binnenmarge is de rand enigszins gehavend. Aan de rectozijde, in het midden van de bovenmarge, is nog het oorspronkelijke foliumnummer zichtbaar: .xlij. Afmetingen: ca. 418 × ca. 315 mm., met een bladspiegel van 342 × 250 mm. Zowel in boven- en | |||||||
[pagina 7]
| |||||||
ondermarge, als in de binnen- en buitenmarge komen prikgaatjes voor, het liniëren gebeurde dus per blad en niet per dubbelblad. De afschrijving en liniëring zelf zijn meestal niet of nauwelijks meer zichtbaar. De tekst is geschreven in een littera textualis en van een en dezelfde hand, de kopiist van het eerste deel van de set handschriften. Sommige kapitalen in de bovenste regel der kolommen zijn groter dan de andere en versierd met zwart penwerk, soms in de vorm van grotesken. Rode capittelopschriften en -nummers van dezelfde hand als de kopiist. Door de kapitalen in de hoofdletterkolom is met rode inkt een ononderbroken verticale streep getrokken. Geen paragraaftekens. De capittels beginnen met afwisselend rode en blauwe initialen (lombarden) van twee regels hoog, zonder penwerk; de representanten staan in de marge voor de initiaal. Zoals gezegd heeft het blad ooit dienst gedaan als omslag voor een bundel rekeningen van Damme. Daarop wijst een aantekening in de buitenmarge van het verso: ‘Rekeninghe Distributie Damme vande Jaeren begeinnende S.te Jansmisse 1657 verschynende S.t Jansmisse xvjc achtenvijftich ende negenenvijftich / Originelie[n] van daten 7 april 1660’. Daaronder, in de marge tussen kolom a en b leest men nog: ‘XI. Reke.’ en in de linkerbovenhoek de jaartallen 1658 en 1659. De versozijde was dus de buitenzijde van het omslag. | |||||||
3. Een derde handschrift van de Spiegel historiael in vier kolommenOp zoek naar de handschriften van Maerlants kroniek vroeg ik me af of zich in de Universiteitsbibliotheek te Graz in Oostenrijk nog fragmenten van de Spiegel historiael bevonden. In de inleiding op hun editie van dit werk maken De Vries en Verwijs immers melding van ‘vier tamelijk verminkte quarto-bladen, in de Academische boekerij te Grätz gevonden, en bekend gemaakt door J. Diemer’Ga naar eind20. Ook Napoleon de Pauw noemt de bladen in zijn ‘Tafel der fragmenten van den Spieghel Historiael’Ga naar eind21. Bovendien bevindt zich in de Leidse Universiteitsbibliotheek, in de Bibliotheca Neerlandica | |||||||
[pagina 8]
| |||||||
Manuscripta (BNM) van wijlen Prof. Dr. Willem de Vreese, onder de beschrijvingen van de tweede keusGa naar eind22 een map met betrekking tot handschriften in de UB Graz. Daarin worden de vier bladen vermeld, terwijl zelfs wordt meegedeeld dat ze bewaard worden in een ‘Fragmentenmappe mit Sammelsignatur IV 1703’. De Bouwstoffen van het Middelnederlandsch Woordenboek (MNW), noch de catalogus van Middelnederlandse handschriften uit Europese en Amerikaanse bibliotheken door J. Deschamps gaven uitsluitsel over het bestaan en de verblijfplaats van de fragmentenGa naar eind23. De volgende stap was na te gaan of er van de handschriften van de UB Graz een gedrukte catalogus voorhanden was en te zien of de gezochte bladen (met gedeelten van de Eerste Partie) erin waren opgenomen. In Anton Kern, Die Handschriften der Universitätsbibliothek Graz kon ik de fragmenten niet vindenGa naar eind24. Uit de daaropvolgende briefwisseling met de bibliotheek werd echter duidelijk dat de fragmenten nog steeds in Graz bewaard worden: Graz, UB, hs. 1703, nr. 131. Het bleek te gaan om twee dubbelbladen uit een handschrift in twee kolommen. Deze bladen hebben behoord tot hetzelfde handschrift als de twee bifolia die bekend zijn als Leiden, UB, hs. Ltk. 176Ga naar eind25. Verrassender echter was dat er te Graz behalve de gezochte bladen nog andere, geheel onbekende fragmenten van de Spiegel historiael bleken te berusten. Fotokopieën van deze nieuwe stukken lieten er geen twijfel over bestaan dat zij afkomstig waren uit een handschrift in vier kolommen.
De vondst bestaat uit een vrijwel geheel gaaf blad en een blad dat helaas op brute wijze in vier min of meer gelijke stukken is gesneden en gescheurd, zonder dat er overigens verzen verloren gingenGa naar eind26. De fragmenten bevatten gedeelten van de Tweede Partie, die niet door Maerlant zelf vertaald en bewerkt is maar door Philip Utenbroeke. De inhoud van het eerste blad is Tweede Partie, boek 1, cap. 14, vs. 50 - cap. 22, vs. 17, handelend over de gevangenschap, dood en begrafenis van de apostelen Petrus en Paulus te Rome onder de regering van keizer Nero (54-68 na Chr.); voorts over de verschijning van Paulus, o.m. aan de keizer zelf en over het pontificaat van Petrus en diens eerste opvolgersGa naar eind27. De vier stukken van | |||||||
[pagina 9]
| |||||||
het tweede blad bevatten samen cap. 83, vs. 28 - cap. 87, vs. 145 van hetzelfde boek, en zijn gewijd aan de heilige Julianus Hospitator, een mythische heilige (uit de vierde eeuw volgens Vincentius van Beauvais; cf. diens Speculum historiale, Liber XIII, caput 31-32 en Liber X, caput 115) en aan andere, minder bekende heiligen zoals Hermagoras, die samen met de H. Fortunatus onder keizer Diocletianus (284-305) de marteldood stierf. Later, nadat zijn relikwieën naar Aquilea (in Noord-Italië, aan de noordkust van de Adriatische Zee) waren gebracht, werd Hermagoras in een legende bekend als de bisschop van die stad die in 70 na Chr. ter dood zou zijn gebracht. Vandaar dat Philip Utenbroeke hem op deze plaats in de Tweede Partie ter sprake brengt. Verder handelen deze capittels over de dood van keizer Nero in 68 na Chr., over zijn opvolger Galba (keizer van 68 tot zijn dood in 69) en bevatten ze een groot gedeelte van de bloemlezing zedenspreuken van (of toegeschreven aan) de Romeinse redenaar Marcus Fabius Quintilianus (ca. 35-94 na Chr.)Ga naar eind28. Ten opzichte van de editie-de Vries/Verwijs kent de tekst van deze bladen alleen kleine varianten; er zijn geen nieuwe verzen. Het lag voor de hand de bladen te vergelijken met de reeds bekende fragmenten van de Spiegel historiael in vier kolommen. Vergelijking leerde dat de nieuwe fragmenten deel uitgemaakt hebben van een andere codex dan de twee codices waartoe de Brugse fragmenten en het fragment-Serrure behoord hebben.
De fragmenten Graz, Universitätsbibliothek, hs. 1703, nr. 132, fol. 1 en 2 stammen uit een perkamenten codex in vier kolommen van elk 70 regels. Van fol. 1 zijn de boven-, onder- en binnenmarge besnoeid en in de onder- en buitenmarge bevinden zich enkele scheuren; van fol. 2 is alleen de binnenmarge vermoedelijk niet besnoeid en in de rechterbenedenhoek - gezien op het recto - is een keurig gerepareerde scheur zichtbaar. De bladen zijn niet gefolieerd maar in de bovenmarges is aan beide zijden in rode inkt de inhoud en het nummer van het boek opgegeven, op de verso's bovendien voorafgegaan door de mededeling ‘Dander partie’. | |||||||
[pagina 10]
| |||||||
De Tweede Partie is in geen enkel handschrift volledig overgeleverd, maar ervan uitgaande dat zij ca. 40.000 verzen teldeGa naar eind29, besloeg zij in deze codex ca. 71 folia. Voor de ca. 32.000 verzen van de Eerste Partie zouden in dit handschrift ca. 60 folia voldoende geweest zijn. Het is waarschijnlijk dat in dit handschrift zowel de Eerste als de Tweede Partie was opgenomen. Het argument voor deze veronderstelling ontleen ik aan het nummer van het boek zoals dat voorkomt in de bovenmarges der bladen. In plaats van Dander partie, boec i is er sprake van boec ix, met andere woorden, de acht boeken van de Eerste Partie zijn meegeteld. Of ook de overige partieën in dit - dan wellicht meerdelige - handschrift voorkwamen valt niet uit te maken. Op grond van de datering (zie p. 15) is het niet aannemelijk dat het de Vijfde Partie bevatte die in 1316 door Lodewijk van Velthem aan de vier andere werd toegevoegd. Over de opbouw van de oorspronkelijke codex valt niets te zeggen, niet alleen vanwege het ontbreken van een foliëring maar ook omdat de bladen geen sporen van katernsignaturen en custoden (reclamen) vertonen. De bladen hebben de volgende afmetingen: fol. 1 meet 402 à 405 × 290 à 285 mm. en wanneer men de stukken van fol. 2 aan elkaar past zijn de maten van het blad ca. 400 × 290 à 300 mm. De bladspiegel bedraagt 310 × 235 mm. Oorspronkelijk zal het handschrift ca. 430 mm. hoog en ca. 310 mm. breed geweest zijn. Wat betreft de mise-en-page het volgende: in de buitenmarge van fol. 1 en de binnenmarge van fol. 2 komen nog prikken voor ten behoeve van de liniëring die blijkbaar niet per dubbelblad maar per blad werd aangebracht. Aan de binnenzijde van de reeks prikken is naast het op een na onderste prikje een extra gaatje gemaakt; deze dubbele prik vormt een waarschuwingsteken voor de liniator dat hij het einde van de kolom nadertGa naar eind30. De verzen staan precies op een lijn en keurig onder elkaar, evenals de kapitalen aan het begin van elk vers, die onder elkaar en op enige afstand van de rest van de verzen geschreven zijn, in de ‘hoofdletterkolom’. De aanwezigheid van de prikgaatjes en de opzet van de mise-en-page doen vermoeden dat de bladen afgeschreven en gelinieerd geweest zijn, maar daarvan is thans niets meer zichtbaar. | |||||||
[pagina 11]
| |||||||
De tekst op deze bladen is geschreven door één kopiist in een kleine, maar goed leesbare littera textualis. Deze kopiist heeft ook aan een handschrift gewerkt met tenminste de Heimelicheit der heimelicheden, Jacob van Maerlants vertaling en bewerking in het Middelnederlands van het Secretum secretorum van Philippus Tripolitanus. In de Universiteitsbibliotheek te Leiden worden zes bladen perkament (plus een strookje van een zevende blad) bewaard, afkomstig uit een handschrift met een mise-en-page in drie kolommen: hs. Leiden, UB, Ltk. 169, fol. 21-26. Zonder moeite kan men in deze bladen twee handen onderscheiden. Beide kopiisten schreven een littera textualis. De eerste hand schreef de tekst vanaf het begin tot vs. 1174, dwz. fol. 21r-24r, waarin de kolommen 53 tot 57 regels tellen. De tweede hand, iets minder verzorgd dan de eerste, vervolgde het werk op het verso van hetzelfde blad: vs. 1175-2001, dwz. fol. 24v-26v; in dit gedeelte van de bladen is het aantal regels per kolom steeds gelijk: 56. Van het - ongefolieerde - blad met de laatste 157 verzen van de tekst is alleen een strookje over; op het recto daarvan is nog wat tekst leesbaar, terwijl het verso vermoedelijk onbeschreven isGa naar eind31. De tweede hand in de Leidse folia met Maerlants Heimelicheit der heimelicheden is identiek met die van de kopiist van de hier verder te beschrijven vierkolommige bladen te Graz. De kopiist gebruikte geen bijzondere abbreviaturen maar sommige eigennamen zijn sterk afgekort, zodat uit de context moet blijken of bijvoorbeeld met .p. de apostel Petrus of Paulus wordt bedoeld. Fouten werden geëxpungeerd en/of doorgestreept, een enkele maal is een letter weggekrabd. De juiste lezing schreef de kopiist soms boven de fout, soms in de marge voor of achter de regel, waarbij hij dan meestal gebruik maakte van verwijzingstekens. Op talloze plaatsen in de tekst komen punten voor. Behalve punten als afkortingstekens (bijvoorbeeld .p. voor Petrus of Paulus) en als grafisch onderscheidingsteken (bijvoorbeeld de punten rond cijfers: .vij.) worden punten ook als leestekens gebruikt. Voor de interpunctie maakte de kopiist uitsluitend gebruik van de enkele punt. Aan het einde van de regel plaatste hij geen leesteken, het verseinde zelf geeft voldoende aan dat er een (lange of korte) pauze gemaakt moet worden. Ik volsta met het geven van enkele voorbeeldenGa naar eind32. | |||||||
[pagina 12]
| |||||||
Fig. 1. Gedeelte, de linker benedenhoek, van hs. Graz, UB, 1703, nr. 132, fol. 1r (ware grootte).
| |||||||
[pagina 13]
| |||||||
Utenbroeke schrijft over keizer Galba, opvolger van Nero (II1, cap. 86, vs. 4-9; ed.-Von Hellwald, p. 64): 4[regelnummer]
Als nero doot was alsict gome
5[regelnummer]
Cam hie [Galba] te rome. maenden .vij.
6[regelnummer]
Was hie keyser in desen leuene
7[regelnummer]
Ende .vi. daghe. van wien dus
8[regelnummer]
Ons bescriuet snetonius [= Suetonius]
9[regelnummer]
Hie was van goeder maten groot
De punt in vs. 5 na rome begrenst het einde van de zin; die na daghe in vs. 7 scheidt het voorafgaande van het volgende en markeert een pauze in de regel. Ook in veel andere gevallen geeft de punt een rustpauze aan, bijvoorbeeld in opsommingen (zelfs voor ende): 52[regelnummer]
Ende menich ander die met hem was
53[regelnummer]
Megestus. cestus. ende longijn
(II1, cap. 20, vs. 52-53; ed.-Von Hellwald, p. 25)
Wanneer er gevaar voor foutief (voor)lezen bestaat, brengt een punt duidelijkheid: 77[regelnummer]
Al ghebreect cracht . met sinne
78[regelnummer]
Bliue men ghestadicheden inne
(II1, cap. 87, vs. 77-78; ed.-Von Hellwald, p. 66)
Ook elders waar - zoals in bovenstaand voorbeeld - sprake is van een enjambement, moet de punt de lezer behoeden voor verkeerd doorlezen: 48[regelnummer]
.P. [Paulus] sprac lieue broedren mijn
49[regelnummer]
Icne ben niet vluchtich mer rudder stout
50[regelnummer]
Mijns heren . ende dit onghewout
51[regelnummer]
Dogic sonder redene niet
(II1, cap. 18, vs. 48-51; ed.-Von Hellwald, p. 23)
Tenslotte wil ik nog noemen de punt die - soms - het begin van een zin in de directe rede aangeeft (in onderstaand voorbeeld zelfs gevolgd door een hoofdletter): 58[regelnummer]
Die ander sprac. Ja zekerlike
59[regelnummer]
Hie es allene here ende coninc
(II1, cap. 16, vs. 58-59; ed.-Von Hellwald, p. 21)
| |||||||
[pagina 14]
| |||||||
De volgende verzen lijken een tweede voorbeeld van deze interpunctie te bieden (de vrome Plantilla begint haar antwoord op een vraag aldus:) 11[regelnummer]
Soe [= zij] van gods gheloue uul [= vol]
12[regelnummer]
Andworde .O. onghelouighe dul [= dwaas]
(II1, cap. 20, vs. 11-12; ed.-Von Hellwald, p. 25)
De eerste punt in vs. 12 zou het begin van de directe rede kunnen markeren. Waarschijnlijker is echter dat de punten rond de O dit woord moeten isoleren. Greidanus wijst op handschriften waarin ‘meer of min regelmatig, een woord dat slechts uit één letter bestaat tussen punten’ wordt geplaatstGa naar eind33.
Rubricatie: rode capittelopschriften en -nummers van een andere hand dan de kopiist. In de ondermarges zijn, waarschijnlijk door weer een andere hand, bij wijze van representanten de teksten van de opschriften genoteerd ten behoeve van de rubricator. Mogelijk zijn deze teksten pas na de voltooiing van het handschrift aangebracht, maar niet veel later. De hand van de rubricator is weliswaar jonger dan die van de kopiist, maar dateert hoogstwaarschijnlijk nog uit het eerste kwart van de veertiende eeuw. Op fol. 1v en 2v zijn tegen de huidige bladrand aan sommige van deze representanten nog te lezen, andere zijn weggesneden. De kapitalen aan het begin van de versregels zijn niet doorstreept. In de marges voor de regels komen afwisselend rode en blauwe paragraaftekens voor, met twee zwarte stippen als representant; de blauwe paragraaftekens zijn door de eeuwen heen sterk verbleekt. De capittels beginnen met een initiaal van twee regels hoog, afwisselend rood met zwart penwerk en blauw met rood penwerk. Deze initialen of lombarden staan half in de marge en half in het letterveld; links van de initialen is de representant (in textualisschrift) meestal nog goed te onderscheidenGa naar eind34. In de bovenmarges heeft de rubricator met rode inkt de naam vermeld van de keizer onder wiens regering de op die bladzijde verhaalde gebeurtenissen plaatsvonden; ook het boeknummer heeft hij hier opgegeven. Deze gegevens worden, zoals hierboven al is opgemerkt, aan de versozijde nog voorafgegaan door de mededeling ‘Dander partie’. | |||||||
[pagina 15]
| |||||||
Vermoedelijk is het handschrift waartoe deze fragmenten behoord hebben geschreven in het begin van de veertiende eeuw, mogelijk zelfs al rond 1300. Een aanwijzing voor deze tamelijk vroege datering vormt niet alleen het schrift (met daarin nog zeer regelmatig een lange s aan het einde van de woorden in plaats van de later meer gebruikelijke korte of ronde s). Ook de aanwezigheid van oude grafieën waarin de e als lengteteken nog niet voorkomt wijst op een voor Middelnederlandse handschriften hoge ouderdom. Zo treft men ghetrost aan in rijmpositie met onuerlost, parde naast paert en kan men grafieën als artsch (aards) en ghehort tegenkomen. Het is niet eenvoudig om met behulp van dialectische eigenaardigheden precies vast te stellen waar een handschrift is vervaardigd. Enkele kenmerken van de taal in deze fragmenten wijzen in combinatie met elkaar op Vlaanderen, bijvoorbeeld vul (vol), up (op), hedele (edele), adde (had), rudder (ridder)Ga naar eind35, den gonen (degenen)Ga naar eind36 en bouc (boek), roup (roep)Ga naar eind37. Sommige vormen zijn niet exclusief Vlaams maar kunnen ook Hollands zijn, bijvoorbeeld de overgang er > ar: werelt naast warelt, kerke naast karkeGa naar eind38. Weer andere vormen zijn duidelijker te plaatsen, bijvoorbeeld hie, mie, wie en sie zijn WestvlaamsGa naar eind39. Eveneens Westvlaams is vreide (vrede); dergelijke vormen komen al tegen het einde van de dertiende eeuw in Brugge voorGa naar eind40. Westvlaams-Hollands is vier (vuur)Ga naar eind41, noordelijk Westvlaams zijn bijvoorbeeld cam en camenGa naar eind42. Een stad als Brugge zou wat de taal betreft uitstekend passen als de plaats waar dit handschrift tot stand is gekomen. Dr. Maurits Gysseling, aan wie ik mijn bevindingen in deze mocht voorleggen, komt tot dezelfde conclusie.
Geschiedenis. Over de lotgevallen van de bladen valt weinig te zeggen. De fragmenten hebben dienst gedaan als verstevigingsmateriaal en schutbladen in een boekband, bijvoorbeeld van een incunabel of oude druk. In de buitenmarge van fol. 1 loopt op ongeveer 10 mm. van de bladrand een verticale vouw waarin enkele bind- of touwgaatjes voorkomen. Getuige de aanwezigheid van papierresten heeft dit blad met de rectozijde naar binnengekeerd tegen een van de platten van een band vastgezeten. De versozijde was zichtbaar | |||||||
[pagina 16]
| |||||||
en is thans enigszins vergeeld en donker gekleurd; midden op het verso zijn nog restanten waarneembaar van een vierkant stukje papier, mogelijk een ex-libris of een etiket met bibliotheeksignatuur. In de binnenmarge van fol. 2 loopt op ongeveer 10 mm. van de bladrand een verticale vouw zoals bij fol. 1, met daarin enkele bindgaatjes. Ook dit blad was met de rectozijde naar binnen tegen de band van een boek bevestigd: daarop wijzen behalve enige papierresten, ook - aan de randen van het blad - de donkerbruine afdrukken van het leer waarmee de band bekleed geweest moet zijn; op de versozijde heeft een stukje papier vastgeplakt gezeten. Wat betreft de verticale vouwen met de bindgaatjes: men moet zich voorstellen dat deze vouwen een stevig ‘scharnier’ vormden tussen een van de platten van de band en het boekblok. Hoe deze bladen in Graz zijn terechtgekomen is niet meer na te gaan. Zeker is dat in de negentiende eeuw vele incunabelen en oude drukken in de Universiteitsbibliotheek van Graz ontdaan zijn van hun eenvoudige en goedkope bibliotheekbanden. Daarbij is een aantal perkamenten bladen te voorschijn gekomen, waaronder ook deze fragmenten van de Spiegel historiael. | |||||||
4. Een vierde handschrift van de Spiegel historiael in vier kolommenDe Universiteitsbibliotheek van Bergen (Mons) in Henegouwen bezit een fragment in vier kolommen met verzen uit het vierde boek der Eerste Partie. Waar anders zou het spoor naar dit fragment beginnen dan te Leiden in de BNM? In de ‘alfabetische index op namen van auteurs en op titels van werken van anonymi’ trof ik een fiche aan met de volgende gegevens: ‘Bergen (Henegouwen), Kan. Edm. Puissant. / fragment Sp. Hist.’, gevolgd door vier regels tekst (cap. 57, vs. 24-27) en een zeer onvolledige aanduiding van de inhoud. Voorts is als datering de veertiende eeuw opgegeven. Bovendien bleek in de BNM ook een map met beschrijvingen van de handschriften in de collectie van kanunnik Puissant aanwezig, waarover later meer. De eerste vraag was of het fragment nog bestond en zo ja, waar het bewaard wordtGa naar eind43. Bij fragmenten uit particuliere verzamelingen | |||||||
[pagina 17]
| |||||||
is de kans groot dat ze na het overlijden van de eigenaar worden ‘opgeruimd’ of aan een al dan niet geïnteresseerde erfgenaam toevallen en uit het zicht van de wetenschap verdwijnen, met andere woorden: zoek raken. En dan begint de speurtocht. Soms geven de biografische woordenboeken een aanknopingspunt. Deel 33 van de Biographie Nationale [...] de Belgique kent een lemma ‘PUISSANT (Edmond-Felix)’Ga naar eind44. De kanunnik (1860-1934) blijkt een verdienstelijk historicus geweest te zijn, die archeologische vondsten verzamelde, alsook kerkelijke gewaden, handschriften en boeken. Hij bracht zijn verzamelingen onder in zijn woningen waaronder het huis met de naam l'Attaca. In zijn testament, dat van 1931 dateert, deed hij - gezien vanuit modern wetenschappelijk standpunt - het enig juiste met zijn collectie: hij vermaakte zijn woningen en schatten, waartoe een Gutenberg-bijbel behoorde, aan de stad Bergen. Het lag dus voor de hand de ‘Bibliothèque de l'Attaca’ in deze stad aan te schrijven. Uit het antwoord werd duidelijk dat het fragment niet verloren is gegaan en in de Universiteitsbibliotheek berust als een deel van het Fonds Puissant, eigendom van de stad Bergen. Pas toen ik de foto's ervan onder ogen kreeg, bleek dat het om een fragment in vier kolommen ging. Dat was een enorme verrassing want in de map met beschrijvingen van de handschriften van kanunnik Puissant in de BNM wordt melding gemaakt van ‘een strook perkament, gesneden uit een dubbel gevouwen vel; twee bladen zijn aldus in de breedte doorgeknipt’ (cursivering van mij). Kennelijk werd er dus van uitgegaan dat het een gedeelte van een dubbelblad uit een handschrift in twee kolommen betrof.
Het fragment Bergen, UB, Fonds Puissant (bruikleen van de stad Bergen), hs. 1303 (Cat. 35) bestaat uit een strook perkament die horizontaal uit een blad gesneden is, afkomstig uit een handschrift in vier kolommen. De inhoud bestaat uit cap. 45, vs. 43 - cap. 46, vs. 6, cap. 47, vs. 32-44, cap. 49, vs. 32-43 en cap. 51, vs. 12-24 op het recto; op het verso vindt men cap. 52, vs. 39 - cap. 53, vs. 3, cap. 54, vs. 22-33, cap. 55, vs. 51 - cap. 56, vs. 2 en cap. 57, vs. 18 - 30 van het vierde boek der Eerste Partie dat geheel aan Alexander de Grote gewijd is. De verzen op dit fragmentje handelen over | |||||||
[pagina 18]
| |||||||
diens reis door het Verre Oosten, zijn bezoek aan Babylon, het verraad hem aldaar aangedaan en zijn dood; tenslotte wordt nog verteld over Alexanders correspondentie met Didimus, de koning der BrahmanenGa naar eind45. Ook hier leert vergelijking met de ed.-de Vries/Verwijs dat er slechts lichte redactionele varianten zijn met de tekst van het Haagse handschrift, KB, KA XX. Aan de hand van de ed.-de Vries/Verwijs kan tevens worden berekend dat elke kolom oorspronkelijk 72 regels telde; slechts 12 of 13 regels per kolom zijn bewaardgebleven. Over de plaats van het blad in de oorspronkelijke codex en over de opbouw en omvang daarvan valt niets met zekerheid te zeggen; katernsignaturen, custoden en een foliëring ontbreken op de strook. Wanneer in dit handschrift alleen de Eerste Partie was overgeleverd, dan was de codex ongeveer 55 folia dik. Het strookje heeft de volgende afmetingen: ca. 55 × 318 à 321 mm., met een bladspiegelbreedte van ca. 260 mm. Oorspronkelijk moet de bladspiegel ca. 310 mm. hoog geweest zijn; de maten van het gehele blad - en daarmee van de codex - zullen ongeveer 430 × 325 mm. bedragen hebben. In de buitenmarge, op enige afstand van de rand, komen nog enkele prikgaatjes voor; de afschrijving, waarbij rekening is gehouden met een aparte hoofdletterkolom voor de kapitalen aan het begin van elk vers, en de liniëring zijn ‘blind’ aangebracht. De tekst van dit fragment is geschreven door één kopiist, in een littera textualis. De man gebruikte geen bijzondere abbreviaturen en bracht geen interpunctie aan, althans niet in de tekst op dit strookje. Rubricatie: zwarte capittelopschriften en -nummers van de hand van de kopiist. De beginletters van de verzen zijn niet doorstreept. In de marges voor de regels komen afwisselend rode en blauwe paragraaftekens voor, met een schuin streepje in het hart daarvan als representant. De capittels beginnen met een initiaal (lombarde) van twee regels hoog, afwisselend rood en blauw, maar zonder penwerk; de initialen staan geheel in het letterveld, representanten zijn niet (meer?) zichtbaar. | |||||||
[pagina 19]
| |||||||
Fig. 2. Gedeelte van hs. Bergen, UB, Fonds Puissant, 1303, rectozijde (ware grootte).
| |||||||
[pagina 20]
| |||||||
Datering en localisatie. Naar het schrift te oordelen moet de codex waarvan dit fragment deel heeft uitgemaakt in de eerste helft van de veertiende eeuw (ca. 1350?) geschreven zijn. Het fragment bevat nauwelijks materiaal dat voor een bepaalde streek kenmerkend genoemd kan worden. Localisering ervan op basis van de taal is dan ook niet veel meer dan een slag in de lucht. Enkele trekjes wijzen voorzichtig op Brabant. Geschiedenis. Het fragment-Puissant heeft gediend als verstevigingsmateriaal in een boekband, nl. als scharnier tussen een van de platten en het boekblok. Daarop wijzen de horizontale vouw op ca. 10 mm. van de onderrand van de strook en de daarin voorkomende bindgaatjes. Hoe het in het bezit gekomen is van kanunnik Edmond Puissant te Bergen is niet bekend. Na zijn dood werd zijn verzameling bij legaat eigendom van de stad Bergen; het Spiegel historiael-fragment werd samen met andere handschriftfragmenten en de gedrukte boeken van de kanunnik in bruikleen gegeven aan de Universiteitsbibliotheek van deze stad.
Wanneer men zich met behulp van de gegevens uit bovenstaande beschrijving een beeld probeert te vormen van de oorspronkelijke codex waartoe het fragment-Puissant behoord heeft, dan moet men concluderen dat dit een ander handschrift is dan de drie voorafgaande vierkolommige handschriften. Bij vergelijking van de fragmenten met elkaar treden evidente verschillen aan het licht. Er is geen twijfel over mogelijk: het fragment-Puissant bewijst dat er tenminste vier handschriften van de Spiegel historiael bestaan hebben met een mise-en-page in vier kolommen.
Voorjaar 1981
Adres van de auteur: Kerkdwarsstraat 24 3581 RH Utrecht |
|